Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen Oyer de begrooting yoor Defensie. No. 73. VRIJDAG 13 DECEMBER 192». FEUILLETON. Wedergekeerd. J. C. VINK - Axel. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. In het Novembernummer van „Maatschappij-Belangen", het tijd schrift der Nederlandsche Maat schappij voor Nijverheid en Han del, treffen wij aan een beschou wing van den militairen mede werker der Centrale Commissie voor Bezuiniging naar aanlei ding van de Defensie-begrooting voor 1930. Schr. wijst er op, dat met de nieuwe Regeering aan het hoofd van het Departe ment van Defensie een burger minister optrad, die niet als par tij kan worden beschouwd in den hardnekkigen strijd over de quaestie of al dan niet tot samenvoeging van Oorlog en Marine moest worden overge gaan. Schr. acht dit een geluk kige omstandigheid. Vervolgens wijst hij er op, dat feitelijk nog niet bestaat een „Departement van Defensie" in den waren zin van het woord, doch dat er nog steeds zijn in hoofdzaak twee Departementen, één van Marine en één van Oorlog, in één gebouw, al dan niet broederlijk, samenwonende. Er valt weliswaar reeds een be gin van vereeniging op enkele punten te constateeren, maar er moet op dit gebied nog heel veel worden gedaan, vóórdat van de samenvoeging werkelijk het profijt wordt getrokken, dat men er zich van heeft voorgesteld. Verschillende takken van dienst leenen zich zeer goed voor samenvoegingandere daaren tegen moeten naar hun aard voor leger en vloot gespecialiseerd en dus gesplitst blijven. Indien men om een voor beeld te noemen een uit muntend artillerist van de land macht, een dosis zeevaartkun dige kennis ging bijbrengen, dan zou men nog geen superieur type op beider gebied verkrijgen. Even dwaas zon men handelen door wat vroeger al eens ge daan is de opleiding van marine- en landmachtofficieren te gaan samenvoegen aan één militaire academie te Breda Maar dat wil niet zeggen, dat de economie niet gebaat zou zijn door over en weer van elkaar te profiteeren en diensten dooreen te mengen, die zich daar zeer wél voor leenen. Bijvoorbeeldinfanterie-offi- cieren kunnen uitstekende dien sten bewijzen bij het korps Mari niers, marinier-officieren zijn zeer goed op hun plaats bij de infan terie. Zoo is personeel der Marine zeer goed bruikbaar bij sommige diensten der Genie, der Ponton niers, Torpedisten en omgekeerd. Een dokter blijft dezelfde, of hij nu een man van de Zee- of van de Landmacht behandelt, een goed administrateur kan ook overal nuttig zijn. Hetzelfde geldt voor deugdelijk magazijnsperso- neel, vuurwerkers, etc. Met beleid toegepast, kan de uitvoering van dit beginsel tot inniger samen voeging en groote bezuiniging leiden. Het is noodig, dat zij, die het Departement van Defensie, in den waren zin des woords, tot stand moeten doen komen, de aangeduide punten ernstig over wegen en ongetwijfeld zal men daarbij tot de conclusie komen, dat er op het Departement veel meer samenwerking mogelijk is. Er zijn takken van dienst, die zich daarvoor bij uitstek leenen, als: aanschaffingen van mate rieel voor de artillerie, inten dance en vliegdienst, van phar- maceutische artikelen, kortom alles, wat zoowel bij de Werven als bij de genie, pontonniers en artillerie-inrichtingen een rol speelt. Voorts bibliotheekwezen, inlichtingsdienst, e. d. Dèar ligt het terrein der economisch juiste, innige samenwerking. Schrijver gaat evenals in vori ge beschouwingen uit van het bedrag, dat eenmaal op de Rijks- begrooting voor Defensie is uit getrokken. De vraag is nu ech ter i wordt met de tegenwoor dige uitgaven voor landsverdedi ging het grootst mogelijk nuttig effect bereikt Die vraag kan nog steeds niet bevestigend be vestigend beantwoord worden. DRUKKER-U1TGEVER ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. I Er ontbreekt nog veel aan de doelmatigheid der organisatie. Het artikel somt enkele zeer belangrijke behoeften op, waarin nog niet of geheel onvoldoende wordt voorzien, als luchtverdedi ging, artillerie-materiaal, opleiding verlofspersoneel, pantserwagens met bijbehoorende mitrailleurs, vermeerdering van technische troepen, materieel en personeel voor de vloot in Indië. De mid delen om in die behoeften te voorzien zijn, bij een niet-ver- hoogd eindcijfer der begrooting, waarvan bij de beschouwing wordt uitgegaan, alleen te vinden door op andere posten middelen „vrij te maken", door beperking van die uitgaven, welke voorzien in minder urgente behoeften. En het eenige bruikbare middel, dat daartoe voldoende resultaat kan opleveren, was en is nog altijd verdere inkrimping van het be roepskader. Schrijver acht het teleurstellend, dat de nieuwe Mi nister al zoo spoedig is overge gaan tot een aanvulling van het beroepspersoneel door recrutee- ring uit verlofsofficieren, waar door een stap terug wordt gezet op 'den weg naar de zoo vaak bepleite inkrimping van het be roepspersoneel. De evolutie gaat onverbidde lijk in de richting van vermin dering. Men kan dien gang van zaken wel trachten te belemme ren tegenhouden kan men hem toch niet en wanneer straks de vermindering zal moeten wor den doorgevoerd, dan zal men het treffen van den hier bedoel den maatregel ten zeerste be treuren. Het zal dan weer noodig blij ken allerlei drastische methoden toe te passen, om zich van het overtollige personeel te ontdoen, hetgeen niet vereischt zou zijn, indien men op den ingeslagen weg ware voortgeschreden en het natuurlijk verloop van het personeel ongestoord zijn gang had laten gaan. Teneinde deze zoo belangrijke kwestie nader te belichten, moge op het volgende nog eens de aandacht worden gevestigd. Het vredesleger is het insti tuut, waarin het beroepskader tot taak heeft a. de oorlogsvoorbereiding op papier. b. het doen functionneeren van de oefenscholen. Het werk onder a bedoeld, wordt verricht bij de hcogere staven en daarover behoeft hier niet te worden uitgeweid, doch het vermelde onder b levert stof tot gezonde kritiek, zegt schr. Zooals de toestand nu is, kan men naar ruwe schatting de verhouding tusschen onder wijzers en leerlingen bij de oefen scholen van het leger vaststellen op één op drie of één op vier. Dit is een totaal verkeerde verhouding en zij geeft een beeld, dat vergeleken met elk ander soort onderwijs, onzinnig is. Op deze wijze wordt dit soort .lager onderwijs", aan de dienst plichtigen gegeven, toch wel erg kostbaar en daarbij bedenke men, dat boven elke klasseonderwij zer met een gering aantal leer lingen nog twee a drie verschil lende hoogere chefs staan, die elkaar in den weg loopen. Wie in het leger op onderzoek gaat en de meening van de of ficieren zelf ten deze vraagt, die bemerkt alras, dat de meesten het er over eens zijn, dat de klassen te klein zijn en dus sa menvoeging mogelijk en ge- wenscht is, doch terwijl de eene groep volhoudt, dat het kader niettemin met werk overbelast is en meer dan een volle dagtaak heeft, treft men anderen aan, die beweren, dat het beroepsperso neel niets of althans veel te weinig te doen heeft en op alle uren van den dag leeg loopt. Naar dezerzijdsche meening ligt de waarheid ook hier weer in het midden. Bij oordeelkundige organisatie en samenvoeging, kar, zeker met veel minder personeel worden volstaan. Het vraagstuk is van het grootste belang, omdat door de oplossing daarvan niet alleen geld zou vrijkomen, ter bevredi- „Jij kunt het Immers niet helpen, dat het zoo geloopefl Is I je hebt wel theeten gelooven* dat ik Allang deod ging van nog onvervulde belang rijke behoeften, maar bovendien de gelegenheid zou ontstaan het verlofspersoneel deugdelijker te oefenen door het in staat te stellen, werkelijk iets te doen. Het zou wel interessant zijn, indien men omtrent deze quaes tie eens de meening kon verne men van officieren en vooral van reserve-officieren. Men zou dan ook van deze heeren kunnen vernemen in dien zij bij vredesonderdeelen onder de wapenen zijn geweest hoe zij denken over de vredes organisatie en wanneer zij bij zoogenaamde oorlogsonderdeelen dienden, hoe hun oordeel is om trent de overeenkomst, welke be staat tusschen die zoogenaamde oorlogseenheden en de werke lijke. Ook zou het nuttig zijn het oordeel van reserve-officieren te vernemen over de hoeveelheid door hen verzamelde kennis ge durende hun verblijf onder de wapenen en ook hui antwoord op vragen als dezegaat er niet te veel tijd verloren met melden, afmelden, wachten, voorlezen van reglementen en voorschriften, welke ieder beter zelf kan lezen worden er wel altijd de beste instructeurs voor dit werk aan gewezen en zou het niet beter zijn één uitstekend instructeur in t© deelen bij bijv. 18 leerlingen in plaats van één uitstekende bij 6, één zeer middelmatige bij 6 en één slechte bij de overigen Twee elementen in deze zaak vormen te zamen een legerbelang van de allereerste orde. Het eerste element Is dat der bezui- niging, waaruit moet worden ge vonden het geld voor de drin gende behoeften (herhaaldelijk opgesomd)het tweede element is de oefening van het verlofs personeel, d.i. d e spil, waarom het geheele legervraagstuk draait. Het m o e t uitstekend werken, indien het verlofspersoneel, onder de wapenen zijnde, het besef heeft nuttig werk te verrichten en niet maar zoo wat bezig te worden gehouden. (Wordt vervolgd)* AXELSCHE COURANT Duitsche vertaling. 27) Ach, Koenraad, ik heb veel moeten verdragen I Het is een lange geschie denis. Van het slagveld hebben me toendertijd de Engelschen opgepikt en weggesleept ondanks mijn vele verwondingen ben ik genezen. Maar laten we toch naar binnen gaan, ais je me voor dezen nacht wilt herbergen in den „Grauwen Kop" is geen plaats meer voor mij,— daar is een ander baas „Hendrik! Ben je het werkelijk stamelde Koenraad. „Kom je bij mij, Hendrik? In 's hemels naam, wat moet dat worden, wat moet dat worden De teruggekeerde had wel een har telijker ontvangst van de zijde van zijn eenigen vriend verwacht, maar hij schreef diens gedrag toe aan den schrik om een reeds lang doodge waande plotseling levend voor zich te zien. Hij liep den tuin door en ging op de huisdeur af, gevolgd door Koen raad, die zacht bij zichzelf mompel de „In Gods naam dan I Het moet er eens van komen 1 Beter dan maar dadelijk 1" De beide mannen traden de kamer binnen, waar Anne Margreet met bleek gezicht bij de tafel stond, waar* op ze met haar rechterhand steunde, terwijl moeder Chiistien met gevou* wen handen op den achtergrond af wachtte* Toen Hendrik de jonge vrouw zag, drukte hij in hevigen schrik beide handen op de borst, als bereidde de plotselinge ontdekking van de waar heid hem een lichamelijke smart. Met verwilderde oogen keek hij van Anne Margreet naar den vroegeren vriend, en steunend kwam het van zijn lippen „Dus jij bent het, Koenraad, die mij mijn alles genomen hebt? Dat had ik kunnen weten Toen wankelde de sterke man tegen den muur, verborg het gezicht in beide handen en schreide hartbrekend. De ontdekking, dat de vriend, bij wien hij zijn overvol hart wilde uitstorten, degene was, dien hij 's middags in zijn zielesmart duizendmaal vervloekt had, werkte waarlijk vernietigend op hem. Stil was het in de gezellige kamer, die slechts door een tinnen lamp schemerig verlicht werd. Vol ontzet ting keken man en vrouw, keek de grijze moeder naar den ongelukkige, wiens gestalte soms in wild snikken opschokte, die in zijn binnenste woed de. Met gevouwen handen blikte moeder Christien omhoog, als smeekte ze vandaar raad en hulp om een eind te maken aan de ellendige verwik keling, Koenraad streek hoofdschud dend met zijn hand over het voor hoofd hij kon het ongeloofelijke nog steeds niet vatten, en Anne Margreet staarde met blikken vol angst naar den man, die voor haar eens het liefste op aarde was ge* weest en wiens tegenwoordigheid nu haar en de haren als een dreigend noodlot moest voorkomen. Maar on* der al het stormen en razen van haar gevoelens ontstond er ln het hart van Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. de jonge vrouw een innig medelijden met den armen man, en een gevoel, verheven boven alle kleingeestige be denkingen, drong haar, zachijes op den bedroefde toe te treden en troos tend te zeggen „Hendrik, lieve Hendrik, kom toch tot jezelf I Al is ook alles niet meer zoo als vroeger, je leeft toch en bent toch thuis I" Dat was de oude lieve stem, die hem in de lange jaren van zijn ellen de in zijn droomen troostend had toegesproken;' de hand, die op zijn schouder lag was dezelfde waaraan hij eens voor het altaar den trouw ring gestoken had. Met een kreet, die als een onderdrukte jubelroep klonk, wendde de teruggekeerde zich naar de troosteres, sloeg zijn armen om de weerstrevende gestalte en het luid uit- snikkend zei hij „Anne Margreet, ik heb je weer! Ik heb je weerNiet waar, het is niet waar, dat je me vergeten hett, dat je met een ander getrouwd bent Zoo kan de goede almachtige God toch niet met mij gehandeld hebben 1 Anne Margreet! Vijf jaren lang heeft mijn hart naar jou gehongerd alleen de hoop op jou en op mijn kind heeft me in mijn ellende in hit leven gehouden Ik sta je niet af al ke rnen ze allemaal om me van je los te rukken Terwijl hij de jonge vrouw dicht tegen zich aan drukte, blikte hij drei gend in 't rond. Toen hij in Koer» raada gezicht een uitdrukking waar' nam, een mengeling van doodelijken schrik en het diepste medelijden, toen zonk hij weet neer ln de diepste smart «n snikte i „Is het dan toch waar? Kan het waar zijn? Is er dan nog een God daar boven Toen Koenraad naar hem toetraden hem trachtte op te richten, vloog hij plotseling op, stootte den arm van zijn vriend terug en schreeuwde met ver wrongen gezicht: „Blijf van me af! Raak me niet aan. Tusschen ons beiden is het uil Van alles wat ik heb doorgemaakt, ia dat het ergste, wat jij me hebt aan gedaan 1 Laat me eruit! Voor jou en voor mij is onder één dak geen plaats Daarmee vloog hij naar de deur, als wilde hij de kamer en het huis verlaten. „Hendiik, om Gods wil," smeekte Anne Margreet, ,zoo kun je tegen Koenraad spreken, die alles voor mij en je Liesje gedaan heeft die zijn leven voor ons zou geven De zachte stem van de geliefde vrouw bracht den ontzettend opgewon den man weer tot bezinning. Met een oneindig droeve uitdrukking richtte hij zijn oogen op haar en stamelde onder tranen „Zijn leven zou hij geven voor jou en voor mijn Liesje 1 En ik stoot je van mij als een vergiftig dier 1 Koen raad, wees er niet boos om 1 Ik ben inwendig zoo heelemaal uitelkaar.dat Ik niet weet wat ik zeg!" Hij had met beide handen Koen» raad s rechterhand gegrepen en ter* wijl hij die «oo innig drukte, ging hij voort I en begraven was 1 Dat ik weer terug ben, is toch ook een ongeluk voor Jou - Het is het beste, dat ik weer terugga, vanwaar ik gekomen ben I" Weer wilde hij naar de deur, maar Koenraad trad hem in den weg en duwde hem zacht op de bank, die voor de tafel stond. „Blijf hier, Hendrik I Hier ben je thuis. Van weggaan kan geen sprake zijn. Als onze lieve Heer het wonder gedaan heeft, dat je niet onder den grond ligt, dan zat Hij ook verder helpen En toen Hendrik met gebogen hoofd zwijgend bleef zitten, ging Koenraad met bewogen stem voort „Wat je me toen opgedragen hebt, Hein, in den nacht voor den slag bij Waterloo dat heb ik trouw en zoo veel als het in mijn vermogen was, uitgevoerd 1 Ik heb alles zoo gedaan, als jij het wilde, dat weet onze lieve Heer I Als ik niet zeker was geweest van je dood, dan dat zweer ik je zou de gedachte nooit in me op gekomen zijn, om Anne Margreet in mijn huis te voeren! Miin liefde voor Anne Margreet ik heb die onder drukt, twee en een half jaar lang, want haar rouw om jou was mij heilig toen eerst hebben we elkaar gevondenJou Anne Margreet ls mijn vrouw geworden, je Liesbethje is mhn kind, dat ik liefheb, als mijn eigen Wat nu volgen zal, dat weet de goede God alleen alleen dit Weef ik en kan ik je zeggen,Je bent ong welkom, mij en de mijnen, bij ons ben je tnuis»

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1929 | | pagina 1