No 73.
39" Jaarg.
s?
ipj
Dinsdag 18 December I
Mij is de Wïtaks
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
J. C. VINK - Axel.
De Crisis.
FEUILLETON.
Dn blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco oer post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postgiro 66263.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
9iken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag ELF ure.
Het is een in ons parlementair leven
ongekend merkwaardige tijd. De mi-
nisteriëele crisis, die door de verwerping
van de Vlootwet in het leven werd ge
roepen, duurt nu meer dan anderhalve
iuaand en nog is niet te voorzien wan
neer en hoe zij zal eindigen. Wel
wordt in den laatsten tijd de naam van
den heer Colijn als formateur steeds
meer en meer genoemd en zou uit het
bericht, dat deze heer in de laatste
dagen tweemaal tenhove isgeweestmogen
worden algeteid, dat wij hier met iets
te doen hebben, dat meer is dan een
gerucht, maar zekerheid bestaat nog niet.
De oplossing van een ministeriëele
crisis duurt bij ons altijd zeer lang,
naar wij meenen langer dan bij eënig
ander volk, waar ook ter wereld. De
reden hiervan is, dat wij een soiled volk
zijn en dat ook onze Ministers solide
mannen zijn, die niet over ijs van
één nacht gaan en gaarne vooraf zeker
heid hebben, dat onder alle omstandig
heden eene afdoende meerderheid ach
ter hen staat. De meerderheid van onze
kabinetten regeert dan ook de volle vier
jaren uit en het tusschentijdsch aftreden
van ministeries komt minder voor dan
in vele andere landen. Het gebeurde
bij de behandeling der Vlootwet was
dan ook eene verrassing, men had van
Regeeringszijde daarop blijkbaar geen
oogenblik gerekend en was werkelijk
verrast. En men wenscht nu algemeen
zekerheid te hebben, dat zóó iets niet
meer zal gebeuren. Daarom schijnt
men het thans noodig te achten, dat
vóóraf een duidelijk omlijnd program
vaststaat, dat niet slechts in overeen
stemming is met de beginselverklaringen
van de Regeeringspartijen, maar waar
mede alle Kamerleden dier partijen zich
hebben vereenigd. En deze afgevaar
digden moeten zich dan blijkbaar op
hun eerewoord verbinden, nooit tegen
een door de op te treden Regeering
voor te stellen maatregel van principi-
ëelen aard te zullen stemmen.
Opmerkelijk is, hoe over dit punt in
de partijbladen wordt gediscusseerd en
de pot den ketel verwijt, dat hij zwart
is. De officiëele onderhandelingen daaren
tegen blijven strikt geheim. Daarvan leest
men alleen, dat eergisteren Kooien,
gisteren Nolens, vandaag Schokking,
morgen Colijn en overmorgen weereen
ander diplomaat bij de Koningin zijn
geweest. De grootste moeilijkheid is
een minister van financiën te krijgen
en wel zoo'n financier, die met bezuini
niging nog zooveel weet over te hou
den, dat er een vloot kan gebouwd
worden, want al is de vlootwet van de
baan, daarmede schijnt nog niet opge
lost de kwestie, dat er een nieuwere,
grootere en betere vloot noodig is, dan
we nu hebben.
En hoe langer, hoe meer krijgt het
volk de overtuiging, dat de geheele mi
nisteriëele crisis op het oogenblik nog
om die vloot draait.
De bezuiniging, de sociale wetten
och dat zijn eigenlijk voor een ministe
rie zaken van ondergeschikt belang,
maar een vloot en een leger, dat zijn
in den tegenwoordigen tijd, nu alles
nog gist en broeit, de hoofdzaken. Ja,
zelfs wordt gefluisterd, dat een stille
wensch van een of andere zijde zou
zijn gegeven, om paraat te zijn in Indië,
want dat het daar t' avond of morgen
op oorlog uitloopt. En het is wel op
merkelijk, dat men nog nooit zoo zeer
op maritieme versterking daar heeft
aangedrongen, als tegenwoordig.
Het is dus maar de kunst om een mi
nister te krijgen, die de meer en meer
democratisch wordende Tweede Kamer
zoodanig overtuigen kan van de nood
zakelijkheid vaneen vloot, dat de marine-
begrooting wordt aangenomen. En het
is wellicht daarom, dat de tien Roomsch-
Katholieke Kamerleden, welke tegen de
Vlootwet hebben gestemd en alzoo de
aanleidende oorzaak van de ministeriëele
crisis waren, bij elkaar zijn geroepen
om hen van zienswijze te doen veran
deren. in hoever men geslaagd is zal
de toekomst leeren.
lntusschen blijft het meest urgente
werk liggen. Zoo bijv. de Staatsbegroo-
ting voor 1924, die eigenlijk in de
Tweede Kamer reeds bijna afgehandeld
had moeten zijn, maar waarvan nu nog
slechts de Voorloopige Verslagen zijn
verschenen. De Memoriën van Ant
woord zullen zeker door de nieuwe Mi
nisters moeten worden geteekend. Deze
moeten echter nog worden benoemd en
zullen, voor zooveel zij nieuwelingen
zijn, zich eerst nog in hun nieuwe taak
moeten inwerken, voor zij hun naam
onder een zóó belangrijk staatsstuk
zullen zetten. Het zal dus niet vreemd
zijn, dat deze Memoriën eerst in het
volgend jaar zullen verschijnen. En
wanneer de geheele begrooting voor
1924 dan in het Staatsblad zal kunnen
staan, dat kan thans nog niemand voor
spellen, maar als geen bijzondere maat
regelen worden getroffen, zal dit wel
licht eerst in de tweede helft van dat
jaar kunnen geschieden.
Van verschillende zijden is er nu op
aangedrongen, dat men credietwetten
zal indienen om de Regeering althans
in de eerste maanden de beschikking
over de noodige gelden te verschaffen
ten einde althans de loopende zaken
gaande te houden.
Hoewel onze Staatsbegrooting nooit
vroeger dan in Maart of April van het
jaar, waarvoor zij moet dienen, tot stand
komt, hebben wij onder normale om
standigheden aan zoodanige crediet
wetten geen behoefte meer, aangezien
toch sedert de jongste wijziging van de
Instructie voor de Algemeene Rekenka
mer de Regeering voor bepaalde doel
einden over V, mag beschikken van de
bedragen, die daarvoor in het vooraf
gaande jaar werden toegekend. Komt
de Staatsbegrooting eerst in Juni of Juli
tot stand, dan zijn deze bedragen welis
waar geheel onvoldoende, maar de prak
tijk zal zich ook hier wel weten te red
den en vermoedelijk zal men de uitgaven,
die noodzakelijk moeten worden gedaan
wel doen in afwachting van latere goed
keuring van de begrootingsposten. Doch
dat alles betreft de toekomst, thans
heescht er nog absolute rust.
AYELSUHE
ïïj
COURANT.
(Vrij uit het Duitsch.)
96) -
Het is mij een zoet gevoel, zoowat vader'
rechten uit te oefenen, ik heb het kind lief,
alsof Magdalena liet mij geschonken had en ik
vraag mij sinds eenigen tijd af, wellicht naar
aanleiding van Theresa's bedenking, of Vero
nica door de erkenning van zulk een vader
winnen zou. wat ik wel zou gevoelen, als ik
overwinnaar bleef in den strijd, als ik hem
vernederd aan mijn voeten zag en hem Veronica
zou moeten afstaan. Onvoorwaardelijk, op
genade of ongenade. Magdalena's kind, dat
zij stervend in onze armen bracht ter redding
Dat ware een slag gewonnen en een verloren
maar hij zou den prijs behouden.
Twee dagen later.
De brief is niet afgekomen, een bezoek ver
hinderde mij, een vreemdeling, die mij was
aanbevolen en dien ik naar de schilderijengalerij
vergezelde.
Ik wenschte dat ik het niet had gedaan,
want nu nog beef ik van de ontroering daar
ondervonden. Onder het niet zeer talrijke
publiek ontmoette ik baron Schleiding, iemand
die de kunst vol geestdrift liefheeft en die
zich daar ook bevond, als geleider van vreem
delingen. Als levend mode-artikel meende hij
mij aan zijn vriendin te moeten voorstellen en
ik had geen gelegenheid, mij daaraan te ont
trekken, daar de dame tamelijk dicht bij mij
stond.
Gravin Wangerloh, klonk het in mijn oor en
in het volgende oogenblik zag ik ook graaf
Herbert, die naderbij getreden was. Ik weet
niet, wat baron Schleiding op zijn spraakzame
manier zei, het bloed vloog mij kokend naar
het hoofd en ik zag als door een rooden nevel
Ik weet alleen, dat de dame allerlei onnoodigs
sprak, waarop ik geen antwoord behoefde te
geven en dat ik dankbaar was, omdat zij de
kosten van het onderhoud alleen droeg.
Werner, Werner, hoe ik hem haat; mijn
leven zou ik geven voor een uur der vergelding.
Spoedig kreeg ik mijn zelfbeheersching terug,
in ieder geval eerder dan hij, want hij beproefde
zich af te wenden. Hij is vreeselijk veranderd.
Is het tengevolge zijner doorbraste jeugd of
van de geheime kwelling zijner gedachten, dat
dit gelaat zoozeer veranderd is? Wij spraken
geen woord met elkander, we hebben alles
gezegd, wat twee menschen elkander zeggen
kunnen, zoozeer zelfs, dat geen enkele armza
lige beleefdheidsterm overgebleven is.
Maar zijn gemalin, die in mij den landsman
begroette, was des te spraakzamer en tot zijn
duidelijk merkbaar verdriet liet ik mij door
haar onderrichten in alles, wat onder zoo op
pervlakkige mededeelingen maar belangwekkend
voor mij kon zijn.
Zij is een tamelijk aardige vrouw, welke
beslist optreedt: Mijn reisplannen, mijn
bezittingen, m ij n bedienden, was haar manier
van zich uit te drukken, welke wellicht tegen
haar bedoeling de plaats kenmerkte, welke
haar man inneemt tegenover haar en haar
rijkdom. Zij vertelde van haar reis, welke acht
maanden geduurd heeft, zij hebben den winter
en de lente in Italië doorgebracht, hebben
vervolgens Zwitserland en Tyrol bezocht en
zullen nu over Weenen naar hunne bezittingen
terugkeeren.
in afwachting van een familiegebeurtenis,
zei de dame en het was niet moeilijk te raden
wat zij bedoelde. Graaf Wangerloh verwacht
opnieuw vadervreugde; het kind, dat deze
vrouw hem schenken zal, zal een zachter
bedje gespreid worden, dan eenmaal Veronica.
Het zal ongeschonden in ontvangst nemen al
die rechten, welke men haar heeft ontroofd,
Het is hard, maar waar. De rijkdom en de
macht der moeder zijn een krachtiger beschut
ting tegenover de slechtheid van zulk een
vader, dau de trouwste, meest opofferende
liefde, welke zelfs den dood niet ducht.
ik ben verlangend te weten, hoe hij zich
zal houden tegenover zijn bloedverwanten na
zijn terugkomst, of veel meer, welk een plaats
graaf Wangerloh hem zal aanwijzen, na de
ervaringen, door hemzelf opgedaan en bij de
verdenking, waartegen hij zich tevergeefs ver-
verweert, al wil hij er niets van weten. De
bezittingen der gravin liggen niet ver van
Kettenstein, een bezoek is bijna onvermijdelijk
en dan, Werner, dan kan het oogenblik komen,
waarin hij staat tegenover Veronica I
Hij zal haar niet herkennengeen teedere
uitroep van haar lippen zal hem ten verrader
wordentien maanden blusschen in de herin
nering van een driejarig kind een geheel stuk
levens uit. Maar hij, kan hij twijfelen, wiens
kind het is, als het hem aanziet met Magdalena's
oogen, met de zachte bekoorlijkheid, welke zij
hem achterliet op aarde
Sterker dan al zijn bemoeiingen, om het
aan het duister en aan de vergetelheid prijs
te geven, heeft het lot het teruggevoerd in den
schoot der familie. Dit is een goede schikking,
maar graaf Herbert zal daarin een berekening
zien, een welgelukt plan van mij, een schrede
voorwaarts op de baan der vergelding en hij
zal beproeven, mij te dwingen tot den terugtocht.
Het woord „afwachten" legt zich opnieuw
loodzwaar op mijn dagen hoeveel leed heeft
dat woord mij reeds gebracht! Als mijn
louteringsproces bestaat uit lijdzaamheid en
voortdurende ontzegging, uit het bestrijden van
rechtmatige gevoelens, dan zal ik weldra een
engel zijn.
Laat mij eindigen met dit uitzicht. Schrijf
spoedig, mijn goede Werner, ik smacht er
naar het zwart op wit te zien, dat ik nog
ergens thuis behoor in de wereld en ik kan
van u met recht de vroolijke en juiste stemming
verwachten, welke mij menigmaal tot schrijven
ontbreekt. Laat mij een blik slaan in uw
leven en mij daaraan laven, de arme kinderen
gelijk, die huiverend daarbuiten staan en toch
zich verlustigen aan den glans van de kaarsen
der kerstboomen, die den rijken zijn ontstoken.
Uw leven, uw tijdsverdeeling en werkzaam
heid, ieder plekje in de pastorie, hoe ge dat
gebruikt en uw gemak u dienstbaar maakt,
boezemt mij belang in en als ge mij alles
getoond hebt en beschreven, stijg dan op naar
het kasteel en' den slottuin, waarin de rozen
bloeiden, toen ik heenging en zeg mij, hoe
het er daar uitziet.
Er ligt een wonderbare poëzie van lang ver
vlogen tijden op dat stille verbolgen plekje,
omsloten door die grauwe, met klimop be
groeide muren. Theresa's gestalte past daarin,
als had men dit stuk middeleeuwsche schoon
heid voor haar opzettelijk behouden. Even
hecht en sterk als de muren van die stoute
burcht is haar zin en ook daarin bloeien
geurige rozen.
Leef gelukkig, mijn goede Werner, groet
Esther innig van mij. Zij is mij waarachtig
dierbaar geworden in de zwaarste uren van
mijn leven, een trouwe lieve zuster, wie ik
dagelijks dank voor het geluk, dat zij u schenkt.
Ik blijf met de hartelijkste toegenegenheid
UW RICHARD."
De jonge vrouw vouwde de velletjes te
zamen en reikte ze haren echtgenoot over.
„Het is een lieve brief," zei zij, „die een open
blik gunt in zijn gemoed en wij hebben wel
grond om tevreden te zijn."
De predikant zag haar eenigszins verwonderd
aan. „Gij zijt daarom tevreden, omdat gij hem
vroeger niet gekend hebt in zijn frischheid,
zijn vertrouwen op de menschen en zijn
blijden levensmoed."
„Ziet gij dan niet, dat dit terugkomt vroeg
zijn vrouw.
„Neen, mijn goede Esther," hernam hij, „ik
zie alleen, dat hij terneergedrukt is en mis
moedig, onbestendig en vol tegenstrijdigheid."
(Wordt vervolgd).