No. 72.
Vrijdag li December 1923
39" Jaarg.
üij te <te
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-V laanderen.
J. C. VINK - Axel.
I
Een gejaagde tijd.
FEUILLETON.
Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. A6. - Postgiro 60863.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naai
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tcv
Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag ELF ure.
Bij dit blad behoort een bijvoegsel.
Op de achterzijde van een kalender
blaadje las ik enkele korte maar tref
fende zinnen Ginds stond een wind
molen. Zijn vier wieken teekenden, al
draaiende in snelle vaart, zich scherp af
tegen de steile, effen blauwe lucht. De
wieken wentelden zich ijlend om den
as. 't Was een stormachtig zich voort
bewegen op en neer, omhoog en om
laag, in cirkelgang, vliegend, haastig,
rusteloos
^oo de menschen. De menschen van
onzen tijd. Onze tijd van stoom en
electriciteit, van motoren en prospellers,
van vliegtuigen en draadlooze telegrafie.
Onze tijd van ha'asten, van sneltreinen,
die te langzaam gaan en trams, die ons
zenuwachtig maken door hun slakken
gang, ons, nerveus geworden voortge
dreven als molenwieken door den wind.
Voortgedreven door den tijdgeest, die
„vooruitgang" roept en rugwaarts drijft,
terug van het waarachtig heil naar het
ontzettend ledig.
In den korenmolen draait het groote
kamrad, en dit beweegt de zware mo-
lensteenen, en die malen het koren. Et
is veel beweging, veel rumoer, veel
haast, veel wrijving in het binnenste
van den molen, maar er wordt meel ge
stort in de zakken, zakken vol bij zakken
vol. Hoe sneller de wieken zich wen
telen, hoe meer meel er van tusschen
de steenen door de leiders in de zak
ken komt. De molenwieken haasten
zich niet voor niets. Daar binnen in
den molen wordt arbeid verricht, wordt
iets geproduceerd, dat kostelijker is dan
goud. Het stuift er in den molen van
het voedend meel. Het kleed van den
molenaar is er van doortrokken. Hij is
wit van het meel, dat zijn molen voort
brengt. Onze kleeren zijn vaak grijs
van het stof der straten.
Gaat naar buiten, begeeft u op de
straten der drukke stad en ziet, hoe daar
gehaast wordt, als de molenwieken in
den wind. De voetganger is in levens
gevaar door den haast, waarmede de als
dollen voortjagende voertuigen van den
modernen tijd zich heeren en meesters
hebben gemaakt van 's heeren wegen,
zoo in als buiten de dichtbevolkte stad.
Volgt de menigte naar postkantoren,
spoorwegstations, naar beurs, telegraaf,
banken, handelskantoren, en ziet, hoe
alles zich haast! Volgt, maar van op
een afstand liefst, op z.g.n. „vrije" dagen
de andere en grootere menigte naar de
plaatsen van uitspanning en vermaak.
Ziet het haasten, om een plaats te ver
overen in trams en treinen, in de zalen
en de tuinen, op de terrassen en vóór
de café's, en denkt dan aan den molen
Wat al haast zonder reden, wat al ru
moer zonder eenig wezenlijk doel, wat
al jagen naar niets, wat al stof, dat geen
meel is
Ons volk was van oudsher een rustig
volk. Het werkte, het werkte veel en
zwaar en volhardend, maar rustig en
zonder haast. Nooit met noodelooze
haast. Het wist het Hoe meer haast,
hoe meer tegenspoed. Zij deden tientallen
van jaren over huizen, gebouwen, ker
ken, wallen en poorten. En die zijn
er na eeuwen nog. Het nageslacht, dat
zich haast te sloopen, wat het voorge
slacht bouwde en schiep, kan nauwelijks
slechten, wat de ouden stichttenduur
zaam en hecht, als voor de eeuwigheid.
Zooveel jaren het voorgeslacht noodig
had, een stad of stadswijk te bouwen,
zooveel dagen bezigt het nageslacht
voor scheppingen van bouwkunst, die
soms al instorten, eer ze onder dak
zijn. 't Gaat niet om de duurzaamheid
meer, maar om de snelheid van tot
stand brengen. Standhouden en in
stand blijven is iets anders. De haast
van het stichten belet de zorg voor het
blijven. Men bouwt niet meer voor het
nageslacht. Après nous le déluge.
Hoe ons volk leefde en arbeidde, be
wijst nog onze taal. Wat is die rijk
aan uitdrukkingen, die het karakter van
het voorgeslacht teekenen, maar waar
over 't huidige geslacht medelijdend de
schouders ophaalt: Haast u langzaam.
De gestadige jager (voor de trekschuit
n.l.) wint. Langzaam gaat zeker. Keulen
en Aken zijn niet op éénen dag gebouwd.
Haastige spoed is zelden goed. Zachtjes
aan, dan breekt het lijntje (van de trek
schuit) niet. Overleg is het halve werk.
Bezint, eer ge begint. Laadt niet te veel
hooi op de vork. En zoovele andere
soortgelijke uitdrukkingen meer.
't ls waar, wij kunnen die uitdruk
kingen niet toepassen. Andere tijden,
andere behoeften en andere zeden. De
trekschuit heeft afgedaan, en het lijntje
is allang opgeborgen. Wij kunnen ze
niet meer gebruiken. Maar wat wij
toch nog wel kunnen gebruiken, is het
oude volkskarakter, dat niet met trek
schuit, diligence en postwagen naar de
musea of den slooper verhuizen moet.
Het volkskarakter van heden is schro
melijk verschillend van dat onzer voor
vaderen, dat degelijkheid voorstond, en
ondegelijkheid, loos alarm, noodelooze
drukte met groote innigheid verachtte.
Ook de besten onder ons, ook zij,
die de zeden onzer vaderen trouw ble
ven, ook zij, die verkiezen meel te malen
boven stof opjagen wier gewaad inet
meel en niet met het stof van de wegen
bestoven is, zijn aangetast dsor de
haastbacterie van onzen tijd. Zij laten
zich meedringen en meedrijven in den
stroom der drijvers en der gedrevenen,
omdat zij geen kans zien soms, geen
moed hebben veelal, zich daaruit los te
rukken en desnoods alleen aan den kantte
gaan staan, misschien wel aangegaapt en
bespot als zonderlingen, als menschen,
niet van hun tijd omdat meedoen gemak
kelijker schijnt. Gemakkelijk maar ten
koste van zielerust en gemoedskalmte.
En zij, die 't goede deel gekozen en
zich uit den stroom der meegesleepten
gered hebben en aan den oever gezeten
zijn, die met het oog op dien stroom,
op die naar het ledig en naar het ver
derf zich voortijlende wereld, angstig
vragen naar stilstand en terugkeer, naar
behoud en redding, uitziende naar den
vrede en het heil der wereld, die vra
gen„Wat toeft Gij, o God? Waarom
toont Gij Uwe almacht niet? Waarom
1
95)
AXELSCI1E
I 5
i
i i
i
-.1
(Vrij uit het Duitsch.)
Niet alzoo graaf Wangerloh, toen ik hem
den vader noemde en hem daardoor gevoelig
kwetste in zijn begrip van recht en in zijn
familietrots. Hoe weinig hij ook zijn neef
genegen schijnt te zijn, van dit schelmstuk
wil hij hem niet verdenken. Trotsch wees hij
de verdenking terug, waardoor hij zijn wapen
schild bevlekt meende te zijn.
la wat is de hoogmoed der menschen, ook
der 'besten, ook van zulken, die het meest vrij
zijn van vooroordeelenAlsof iemand dooi
de nietswaardigheid van een familielid minder
gevoelig getroffen wordt als hij geen dozijn
voorouders kan optellen en alleen van zichzelf
weet, dat hij een eerlijk man is! Graaf Wolf,
overigens een beminnenswaardig achtens
waardig mensch, verlangt in allen ernst van
mij, dat ik dit duistere geheim metMagdalena
ten' grave gedaald en welks oplossing haar
niet meer helpen kan, laat rusten, om niet de
fakkel des lasters en eener onrechtmatige
verdenking te slingeren in een oud eerwaardig
geslacht. Hij vreest elk schandaal, hij stelt
zijn onbevlekten familienaam boven Veronica s
rechten. Daardoor is tusschen ons een koelheid
ontstaan, in weerwil van de dankbaarheid,
welke hij meent mij verschuldigd te zijn, omdat
ik Theresa een deel schonk van het bloed,
welks laatste droppel ik nu met vreugde geven
zou, om haar gelukkig te zien. Mijn bloed
maar niet Magdalena's eer of Veronicas
rechten.
Hij sprak van het scheidsrechterlijk oordeel
uws schoonvaders, van dien wijzen Daniël,
welke ik oprecht vereer, maar die ditmaal in
het duister tast. Hij stelde een schikking voor,
om mij te bevredigen en legde daardoor de
bekentenis af, dat hij het toch niet voor zoo
onmogelijk hield, als hij zegt, dat zijn neef de
daad zou hebben kunnen bedrijven. 1 neresa s
gevoel liet het echter zoo ver niet komen, zij
voegde zich er bij met de snelheid en leven
digheid, die haar eigen schijnen te zijn in alle
omstandigheden, welke haar mede betreffen en
met de hartstochtelijke geestkracht van vroeger
dagen sloot zij zich bij mij aan.
Hij vil geen genade, hij wil recht voor Ve
ronica, papa, zei zij met schitterende oogen,
en niemand mag hem verhinderen, dit te zoeken.
Hoe de rechtspraak ook uitvalle, dat, wat hem
steeds bij zal blijven als aanspraak op ons, is
mijn liefde.
Hoe vrij van vooroordeel, hoe moedig en
trotsch 1
Geldt u de eer van ons huis zoo weinig,
Theresa, vroeg haar vader haar zoo ernstig en
berispend, lis ik het nog nooit gehoord had.
O neen, paps, ik schat haar hoog, hernarn
zij, zoolang ze echt is. Meer dan de naam is
mij het bewustzijn waard, dat g ij dezelfde
blijft als Herb .rt zondigt.
Misnoegd wendde hij zich af- Zeker, papa,
ging zij voort, ik zou dankbaar zijn, als
iedere schande o is bewaard bleef, ik zou
bereid zijn daarvoor groote offers te brengen,
maar gij kunt die niet vorderen van hen. die
er bij betrokken zijn. Zulk een offer moet
vrijwillig gebracht worden en daartoe behoort
de overtuiging, dat er voor Veronica geen
gewin bestaat in de erkenning van zulk een
vader, de zekerheid om niemand te benadeelen
en voegde zij er aarzelend bij, een hooge
graad van vriendschap voor ons.
Alsof ik haar niet innig genegen ben, alsot
Veronica haar niet ontzaggelijk veel dankter-
schuldigd is.
Maar opgeven kan ik het doel niet, dat ik
mij heb gesteld, hoever het ook nog van mij
af is. Voorloopig is er wapenstilstand, maar
de gedachte, dat de vijandelijkheden je^ef
oogenblik kunnen uitbreken was oorzaak, dat
er tusschen ons geen recht gemoedelijke toon
meer kon bestaan.
Dit was het, wat een weinig onbehagelijk,
als kwade luim van mij, u aandeed bij uw
thuiskomst en ik sprak mijn hart niet uit tegen
u omdat ik met die droeve herinneringen en
die uitkomst, welke tot geen verzoening geleid
had, niet tegelijkertijd weemoed wilde gieten
in den kelk uwer vreugde. Maar nu weet ge
het en nu kunt gij het met uzelven uitmaken,
of gij als Magdalena's vriend en beschermer,
mijn weg billijkt, of hem afkeurt, als verkon
diger der christelijke liefde.
Doe mij weten, of mijn verdenking, welke
den graaf zooveel leed heeft gedaan, invloed
heeft uitgeoefend op uw wederzijdsche ver-
1 houding of Veronica nog dezelfde plaats
inneemt in de grafelijke familie. En voeg er
ook bij, of Theresa vaak mijner nog gedenkt
met de oude vriendschap van voorheen.
Aan de overzijde zingt een meisjesstem
Het is bestemd in Godes raad, en stoort daar
mee den gang mijner gedachten. Ik denk er
over na waarom dit zoo is. Magdalena zong
het mij toe den laatsten avond dat wij bij
elkander waren heden nog weet ik, hoe
vroolijk ik inviel: Toch moet gij mij ook recht
verstaan, als menschen van elkander gaan, dan
zeggen wij, tot wederzien 1
lk heb het geloof verloren aan dien schoonen
troost Wat al stelt zich niet scheidend tus
schen menschen de dood, de omstandigheden,
ook de hardheid van ons eigen hart.
Het kostte eenige moeite mijn zoo lang
verweesd atelier weer in orde te brengen, want
daarop rustte het stof van acht maanden. Ik
dacht veertien dagen weg te blijven, toen ik
een plotselingen geheimzinnige aandrang
volgde en u opzocht op het eenzame eiland
dit moest een kleine stoornis wezen in mijn
leven en het is een keerpunt geworden Want
het zoeken en vreezen heeft nu opgehouden,
zij is geborgen, ach, zoo zeker en diep en ik
weet steeds, waar haar te vinden, lk strijd
niet meer met de onzekerheid en de beangsti
gende beelden, welke zij in het leven nep;
vóór mij staat een onveranderlijk noodlot.
Het tezamen zijn met Theresa is niet zondei
invloed op mij gebleven. Voorheen pleegde
ik haar op te voeden, ruw vaak en onge- i
duldig genoeg, nu voedt zij m ij op zonder
woorden, dooi haar voorbeeld, is het dan
waarlijk bergaf gegaan met mij, of is zij zoo
hoog verheven boven de grenzen, welke mijn
kortzichtigheid haar stelde, want wat ik be
strijden wilde, zijn haar beste eigenschappen,
nu zij gelouterd zijn ik mag en kan mij haar
niet anders denken.
Ik werk vlijtig, nu mijn vertrekken weer
bewoonbaar gemaakt zijn ik ben bezig aan
het schetsen van een groote schilderij, rijk aan
figuren, een Italiaansche wijnoogst. Mij ont
breekt onder de vele koppen die van een
half volwassen meisje, gij zoudt mij den
studiekop kunnen zenden, die boven uw schrijf-
tafel hangt, ik kan die bijzonder goed gebruiken.
De schilderij was niet besteld, maar is op
den schildersezel onder het schetsen verkocht
en wel tot een prijs, dien ik stellig meer te
danken heb aan de mode, die zich meester
gemaakt heeft van mijn scheppingen, dan aan
haar waarde. Hoe vaak droomde ik in vroeger
dagen van deze gevolgen, toen ik smachtte
naar roem en naar goud om Magdalena het
leven licht te maken en schoon. Nu heb ik
dat alles en zij ontbreekter is niemand, die
zich verheugt over den glans, of zelfs hem
gebruiken kan.
Ja, wellicht toch, Veronica, want zij is
mijn kind.
Uw schoonvader zei mij bi] gelegenheid
uwer bruiloft, dat hij, naar wij overeengeko nen
waren, het bloedgeld, dat zich in Magdalena's
koffer bevond en dal zij aanduidde als de
som, haar door graaf Herbert gegeven, aan liet
weeshuis had geschonken. Eergisteren is doo
mijn bankier een gelijke som aan den h -e'r
Ruben gezonden als schadevergoeding, die ij
voor Veronica mag beheeren.
(Wordt vervolgdj,