No 61. Dinsdag 6 November I 39 Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Mi] is 4e Wrake J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco oer post 1 Gulden. Afzonderiilke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regei meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Ad verten tiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- a Vrfldasvoormiddag ELF ure. De Postcheque- en Girodienst. Aan het zeer uitvoerige antwoord, dat minister van Swaay zou hebben gegeven naar aanleiding der interpel latie-Boon ontleenen wij het volgende Allereerst dient openlijk te worden erkend dat de toestand, waarin de postchèque- eu girodienst is geraakt inderdaad van dien aard is, dat de verontwaardiging daarover bij de reke ninghouders ten volle begrijpelijk en gemotiveerd is. Wat de hoofdoorzaken van de mis lukking aangaat diene het volgende In het begin van 1922 werd besloten tot de centralisatie over te gaan na onderzoek in hei buiteuland. Indien toen aan de hand van het rapport be treffende dat buitenlandsch onderzoek, de werkwqze en controle toegepast waren, welke men elders bij andere postgirodiensten had aangetroffen, dan zouden hoogstwaarschijnlijk de moeilijk heden van thaus niet zijn voorgekomen, indien men althans de overgang van de decentralisatie naar de centralisatie tot in de kleinste bijzonderheden zorg vuldig zou hebben voorbereid. De grootste moeilijkheid bij den overgang van net eene systeem op het andere is gelegen in de overbruggingeen zoodanige overgang moet tot stagnatie aauleiding geven, indien de overgang niet minutieus geregeld is In het feit, dat na een buitenlandsch onderzoek en met de wetenschap van de de aldaar deugdelijk gebleken werkwijze aan een derde, die buiten het postgirobedrijf staat, hoe bekwaam dan overigens ook, advies werd gevraagd, ligt de kiem van de huidige moeilijkheden. Een viertal hoofdoorzaken van de moeilijkheden zijn: lo. Gebrek aan voldoende voorbe reiding bij den overgang. 2o. Onvoorziene gebeurtenissen. 3o Tusschentijdsche verandering der voorschriften. 4o Het overhaaste opmaken der saldo's van de rekeninghouders op den datum der centralisatie (24 Augustus) door de 379 postkantoren. Ten aanzien van 't eerste punt valt het volgende op te merken. 't Personeel was in onvoldoend aan tal geschoold. Het gevolg was wel vlug, maar geen goed werk. Er wer den reeds fouten gemaakt bij het pon sen van de beginsaldo's per 24 Augustus. Waren toen de controlewerkzaamhe den bij geweest, dan zou er wellicht eenige kans zijn geweest met enkele dagen stopzetting van den dienst de gegevens der kantoren op 24 Augustus te verbeteren. Behalve de onvoldoende vooroefening, was het voorgeoefende personeel niet voldoende in aantal om daarmede alle werkzaamheden volgens het nieuwe systeem uit te voeren. 2. Onvoorziene gebeurtenissen. De macnines stagneerden nu en dan ten gevolge van kleine defecten. Het geheele organisme ondervond daardoor uit den aard der zaak stagnatie. Doordat het per- soneel onvoldoende geschoold was wer den de machines aanvankelijk niet op de juiste wijze behandeld en gaven zij daardoor verkeerde resultaten. 3. Tusschentijdsche verandering der voorschriften. Tengevolge van het eiken dag toenemen van het aantal fouten, wijzigde men de voorschriften voor het personeel. Daardoor geraakte het toch al onvoldoende geschoolde personeel in de voorschriften verward. 4. Foutieve opgaven van de kanto ren. De opgave vau de saldi per 24 Augustus door de postkantoren heeft geleden onder de overhaasting waar mede dit moest geschieden. De toe stand waarin verschillende van die op gaven bij net centraalkantoor z(ju in geleverd was van dien aard, dat bij de overneming van de saldi de schrik wekkendste fouten in de nieuwe admi nistratie werden overgenemen. Als van den beginne bekend was ge weest, wat nu bekeud is, nu het steeds verder doorgezet onderzoek voortdurend nieuwe fouten aan het ligt brengt, dan had tydiger stopzetting alle aanbeve ling verdiend. Maar de zaak lag an ders. Toen er klachten kwamen en het bleek dat er bij de Giro iets niet in orde was, werden zoowel aan den di recteur-generaal der P. en T. als aan den Minister door de Directie de meest geruststellende verklaringen gegeven, ook bij persoonlijk bezoek aan de in stelling. Voor het optimisme van de Directie is alleen deze verklaring te vinden. W dat zij meende dat de fouten uitsluitend een gevolg waren van de onjuiste opgaven der kantoren, fouten dus die van buiten af werden ingebracht dat zij blind was voor de feiten die in den dienst zelf werden begaan. Een oogenblik scheen het dat de fouten tot staan waren gekomende hoop bleek ijdel, hèt aantal fouten nam wederom toe, sluiting was onvermijde lijk, wilde men niet komen tot een dóbacle, waarvan de fiuancieele ge volgen voor het Rijk niet meer te overzien zouden zyn geweest. In opdracht van de Regeering is toen de dienst stop gezet. Hoe lang deze opbouwende arbeid zal duren is op dit oogenblik nog niet te zeggen. Uit den aard der zaak kostte het in werking brengen der beide bureaux de meeste inspanning nu ze in werking zijn wordt de arbeid gaandeweg lichter en verloopt ze, mede door voortdurende uitbreiding der be zetting, sneller. Reeds herhaalde malen is in het openbaar de vraag naar de rechtma tigheid van de sluiting van den dienst opgeworpen. Wanneer op deze vraag thans in zooverre niet nader wordt ingegaan, dan geschiedt dit vooreerst uit overweging, dat elke publicatie dient te worden vermeden, zoolang de zaak in rechte hangt. Maar te eerder kan die vraag voor het oogenblik ter zijde blijven op grond van het vol gende. Desorganisatie was aanwezig. Het bedrijf was op de meest ernstige wijze AEHEsSiCOlJBAIVT. Te lef. 50. - Postgiro 6O303. (Vrij uit het Duitsch.) 85) Zij beminde hem met den hartstocht van een luimig gemoed het was meer eigenzinnig heid geweest dan trouw, die haar alle aan zoeken had doen afwijzen, tot Herbert zijn menigvuldige, maar dubbelzinnige uitdrukkin gen eindelijk verving door een duidelijk aan zoek en haar jawoord verkreeg. Het was zijn immer slagende overredingskunst gelukt, haar de overtuiging te schenken, dat zij het geweest was, die door haar luimen de vervulling zijner wenschen zoo lang had verhinderd en zij vond daarin geen geringe prikkel voor haar ijdelheid. De verdenking, dat haar verloofde eens een neiging gevoeld had voor de schoone gou vernante zijner zuster had hij gezorgd, dat bij niemand opkwam en het gerucht, dat hij aan zoek aan Theresa gedaan had, had nauwelijks het oor bereikt zijner tegenwo irdige bruid, toen zijn liefdesverklaring dit reeds tegensprak. Het was een groot voordeel voor hem ge weest, dat hij haar jawoord gekregen had, nog vóór dat zijns vaders dood bekend was, dat hij in het kritieke oogenblik, onder voor wendsel van zijn moeder eenigen troost te verschaffen, openlijk met deze verloving voor den dag kon komen en hiermee den dreigenden val kon verhoeden. Het was een wilde jacht geweest, om het dringen der schuldeiscners *te ontkomennaam en stand liepen gevaar, zooveel had hij verloren op de vertwijfelende vlucht, wat kostbare schatten zijn voor de eer van den man en zijn vader had het den dood gebracht. Maar hij zelf, hij wilde niet sterven, nog niet, daarvoor was het nog tijd genoeg. Hij sloot de oogen en waagde een koenen sprong over den steilen, ontzettenden afgrond die sprong gelukte, en zijn vervolgers stonden aan de andere zijde en keken verbaasd hem na. Één oogenblik zette zijn borst zich uit in het gevoel der verkregene vrijheid, die ééne gewaarwording beheerschte hem geheel, de gewaarwording, dat hij grond gevoelde onder zijn voeten. "Maar toen zag hij rond zich. Huiverend bemerkte hij, dat een nieuw gevaar hem dreigde de vertwijfelende sprong had hem gebracht op een duizelingwekkenden rotswand, vanwaar nauwelijks ontvluchten mogelijk was. Struikelde hier zijn voet dan was hij verpletterdiedere siddering kon hem den dood brengen daarom koen en voor zichtig naar beneden, naar beneden, Evenals die waaghalzen van jagers, wier haren in het aangezicht van een gruwzamen dood in korte uren vergrijsd zijn, zoo ook was zijn ziel een tijdlang als verstijfd. Gees telijk en lichamelijk was hij een geheel ander mensch geworden en toch was het in hem zoo helder, zoo onverbiddelijk helder 1 Een van beiden moest onderliggenóf de vrouw, die hem gevolgd was in teedere trouwe, óf de glans zijner positie, de schijn zijner eer en van het zoete genot. En hij twijfelde niet. Wel was het een gevaarlijke weg, de weg, die benedenwaarts leidde, het angstzweet parelde op zijn anders zoo stalen voorhoofd en menigmaal beving hem dfe vrees, dat zijn voet zou uitglijden en hij zöu nederstorten. Alles had hij zoo goed berekend, alleen niet zijn eigen kracht. Hij had de omstandigheden goed beschouwd, Magdalena's tegenstand niet le min geschat, maar er waren oogenblikken, waarin hij niet zeker meende te zijn van zijn eigene misdadige onbeschaamdheid. Het deed hem genoegen, dat hij nu met zijn oom op zoo vreemden innerlijk gespannen voet leefde. De vernedering, welke graaf Wolf hem deed ondervinden, toen hij trotseerend getoond had, dat de keuze eener gade alleen een geld-, geen hartskwestie voor hem was, was gering, vergeleken met de verlichting, die hij gevoelde, door deze onmin ontkomen te zijn aan den vorschenden blik eens mans, een blik, gescherpt in een lang en veel be wogen leven. De omstandigheden waren hem bovendien ook gunstig. Men weet zijn teruggetrokkenheid, zijn droevig gelaat aan den plotselingen dood zijns vaders en men was bijna bevredigd, dat dit ongeluk een zoo diepen indruk gemaakt had op het gemoed van den zoon, wien men anders geen groote gevoeligheid kon toekennen. Dat hij in tegenstelling van vroeger dagen, stil voor zich zelf leefde, was bovendien een gebod der etiquette gedurende den rouwtijd en als hij daarbij te ver ging zoo prees men dit en zocht men de reden daarvan in de betrekking tot zijn bruid, welke hem werkelijke bevrediging scheen te schenken. Des te ver klaarbaarder was het ook, dat hij de toebe reidselen tot de bruiloft bespoedigde. Hoe meer hij zich van de buitenwereld afsloot des te dreigender moest hij behoefte gevoelen, om in een gelukkig tehuis vergelding te vinden voor de genietingen van voorheen. De rouwtijd van zijn bruid, die haar groot vader verloren had, v, as geëindigd, het was nu niet meer dan wenschelijk, dat zij de een zaamheid van haar leven verkoi tte en zich inniger sloot aan den beschermer, dien zij zich had verkoren, terwijl het voor de gravin-weduwe een troost zijn moest, het ledig in den fami liekring te zien aangevuld, door de intrede der schoondochter. Tengevolge der omstandig heden zou de bruiloft in stilte gevierd worden en vervolgens zou het jonge paar een lange reis doen naar het zuiden, een plan door de bruid gemaakt, maar door Herbert toegejuicht met een levendigheid, welke in den laatsten tijd op een in het oog vallende wijze aan zijn 'overige handelingen had ontbroken. Van de zoete vreugde der bruidsdagen genoot hij weinig, want zijn verloofde was op de goederen van haar grootvader gebleven, terwijl hij in de stad de toebereidselen maakte voor het huwe lijk en de beschikkingen voor zijn lange af wezigheid. Daarbij begrepen waren de aan- wijzingen aan en overeenkomsten met de opzichters en bestuuiders zijner bruid, want het beheer over het groote vermogen was gemakshalve nu reeds in zijn handen gelegd en hij zoodoende in de gelegenheid gesteld in Engeland, zoowel als tehuis, zijn schulden in stilte en zonder opzienbaren te voldoen. Zoo waren dan de zorgen gebannen, die hem dag en nacht hadden verontrust, en nochtans ontvlood de slaap zijn legerstede. Vertrouwend op zijn geestkracht had hij een dwaling zijner jeugd willen te niet doen door een misdaad, maar hoe hij er zich ook tegen aan kantte, telkens en telkens weer keerden zijn gedachten terug tot de vrouw, die hij wilde vernietigen en wier kreet van vertwijteling hem bewezen had, dat de smart haar niet had gedood. Twee dagen nog was hij in Londen gebleven, twee dagen, nadat hij het ongehoorde had gewaagd. Hij had zijn woning niei verlaten, maar gewacht en gewacht dag en nacht, of zij niet komen zou. Hij was voorbereid op een touneel, dat wellicht opzien zou baren en had zich hiertegen gewapend met al de gruwzame onverbiddelijkheid van zijn karakter, een onverbiddelijkheid, die zoover ging, dat hij de vrouw zijner liefde brandmerkte als bedrieg ster en op het reine voorhoofd van zijn kind den stempel drukte der schande. Hij wachtte koortsachtig ontroerd, hij telde de urenmaar niemand kwam. Hij waagde het niet, inlichtingen in te winnen, de vrees verdubbelde zijn voorzichtigheid van voorheen, waarmede hij ook zelf de minste nalatigheid vermijdde, welke hem had kunnen compromitteeien. Maar in de duisternis van den nacht sloop hij om haar woning, steeds in de verwachting, dat er iets zou voorvallen. Het matte licht der nachtlamp scheen door de neergelaten gordijnen, maar geen geluid drong door tot hem, geen beweging werd zichtbaar, overal zwijgen, overal slaap. (Wordt vervolgd;.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 1