No. 27.
Vrijdag 13 1923,
39e
rl A Hl MJ J. JL Ui
Mij is 4e Weske
Nieuws- en Advertentieblad
«sas*
l m m m
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
De nieuwe Jachtwet.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
m
Binnenland.
c
Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco oer post 1 Gulden,
Afzonderlijke Nos. 5 Cent,
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. óO, - Postgiro OOS33.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regei meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdag voor middag ELF ure.
De Eerste Kamer heett de jachtwet,
aangenomen met 19 tegen 15 stemmeD.
Aan de voornaamste bepalingen der
nieuwe wet is ontleend dat onder wild
wordt verstaan grot wild, klein wild
en waterwild. De wilde zwijnen,
konijnen en fazanten worden onder
schadelijk gedierte gerekend. Voor
wat betreft fazanten kan voor bepaalde
gedeelten van het rijk van deze be
palingen worden afgeweken, waarbij
tevens wilde ganzen als schadelijk ge
dierte kunnen worden gevoegd. Daarna
treedt op den voorgrond het recht
van jagen.
De wet bepaald dat daartoe gerech
tigd is de eigenaar vaD den grond of
ieder die krachtens zakelijk recht be
zit heeft op den grond.
Indien de grond is verpacht, is de
pachter de rechthebbende, voorzoover
bij de huurovereenkomst het genot
van de jacht Diet is voorbehouden. Is
dit wel het geval, dan mag de eige
naar het geDot van de jacht niet ver
huren, indien de pachter dit niet zou
toestaan. Dit strekt zich evenwel weer
niet uit tot huisgenooten of kinderen,
een bij hem in dienst zijaden jager of
medejager van den eigenaar. De jacht-
acte moet worden aangevraagd voor
kleine gemeenten bij den burgemeester
en voor grootere bij den commissaris
van politie.
De prijs voor een gewone acte is
14 gebleven en voor die tot het van-
54)
„De graaf en de gravin wachten u," zoo had
gen van vogels 5.Een groote
jachtacbte voor de valkenjacht zal
zelden meer gevraagd worden, want
de zoogenaamde lange jacht, die met
hazewindhonden, is verboden.
In plaats van door Ged. Staten zal
nu de tijd der opening en sluiting van
de jacht worden bepaald door den mi
nister. Alleen hebben de Prov. Staten
eene verordening te maken waar de
jacht op waterwild zal geoorloofd zijn.
Zware straffen zijn gesteld tegen
overtredingen. Kan in verschillende
gevallen verbeurd-verklaring vau jacht-
middelen plaats vinden, men kan zelfs
door hem die de bekeuring doet, in
dien man aan deze ambtenaren onbe
kend is, in voorarrest worden ge
houden.
De grondgebruiker heeft het uitslui
tend recht het schadelijk gedierte op
den door hem gebruikten grond te be
machtigen of te dooden, Zoo hij een
jacatacte heeft of eene vergunning
van den minister mag hij daarbij ge
bruik maken van een schietgeweer.
Door den minister kan aan bepaalde
personen de opdracht worden verstrekt
op bepaald aangewezen gronden wild
of schadelijk gedierte op te ruimen.
Deze bevoegdheid wordt verleend op
voorstel van eene schade-commissie,
welker leden door den minister wor
den benoemd op aanwijzing van land-
bouwvereenigingen. In elke provincie
zal zulk een commissie worden aan
gesteld. Hare taak omvat niet, zooals
men zou kuunen vermoeden, eene re
geling te bewerkstelligen omtrent
eventueele schadevergoeding, doch om
te adviseeren tot verdelging van scha
delijk wild, waar zij meent dat dit
werkelijk schade veroorzaakt. Op
haar advies kan uit dien hoofde in
bepaalde gemeenten de konijnstrik
worden toegelaten, die overigens ver
boden is.
Een beding dat de grondgebruiker
het recht tot het opsporen, bemachti
gen of dooden van schadelijk gedierte
niet zou mogen uitoefenen, is als nie
tig te beschouwen.
De grondgebruiker, dus ook huurder
of pachter heeft het onomstootelijk
recht, of zoo hij zelfs afstand zou doen
van het recht om eene vergunning
aau te vragen tot het dooden van scha
delijk gedierte met het jachtgeweer,
dan Dog is de opsporing of bemacbti-
ging aan hemgewaaröorgd.
Jachtrechteu worden alle opgeheven
en nieuwe niet meer gevestigd. Hen,
die een jachtrecht bezitten wordt eene
schadeloosstelling verleend.
Voor het leiden en verrichten van
de werzaamheden welke noodig zijn
om tot de afschaffing en de schade
loosstelling der jachtrechten te komen,
wordt eene jachtcommissie ingesteld.
Meent men deswege aanspraak te
kunnen maken op schadeloosstelling,
dan moet binnen "ier maanden na de
inwerkingtreding dezer wet, üie op
een nader te bepalen tijdstip zal plaats
vindeD, aangifte doen van de te niet
gegane jachtrechten.
Die aangiften worden onderzocht en
de geldigheid en de aard van het
jachtrecht vastgesteld, waarna de be
paling van de schadeloosstelling volgt
door bepaling van de waarde.
Op het moment dat de wet in wer
king treedt zijn de jachteu verdwenen.
Daarmede vervallen dan tevens alle
overeenkomsten van huur van het
i:
jachtrecht en vorderingon betreffende
den afkoop daarvan. Rechtsgedingen
dienaangaande worden als geëindigd
beschouwd.
Standbeeld van de Koningin.
Dezer dagen is gereed gekomen het
standbeeld van de KoningiD, dat te
Paramaribo zal worden geplaatst, en
ter gelegenheid van het regeeringsju-
bileum door een huldigingscomité uit
Suriname in Nederland is besteld. De
heer A. G. van Loon, de beeldhouwer
van het marine-monument in den Hel
der en het Frans Naerebout-monument
te Vlissingen, heeft van geDoemd co
mité een opdracht gekregen, die hij
zeer tot genoegen van het comité heett
uitgevoerd. Het beeld is gehouwen uit
(Wordt vervolgd).
a if*
Ivri
üiIHffiS
(Vrij uit het Duitsch.)
Dit geval was geen geheim gebleven voor
graaf Wolf, integendeel, hij was scherpzinnig
genoeg, toen de balans schommelde tusschen
het kloosterleven en het leven in de wereld
en oversloeg tot dit laatste, om toen Theresa's
liefde tot den schilder als minstens even zwaar
te beschouwen, als haar kinderlijke liefde tot
hem zelve. Maar hij gevoelde zich niet gekrenkt
dooi deze wetenschap, er waren uren, waarin
hij die liefde harer jeugd beschouwde als be
vorderlijk aan zijn eigen plannen voor de toe
komst. Want graaf Wolf geloofde volstrekt
niet, zooals zijn dochter, aan geheime machten,
welke den levensloop van twee menschen in
elkander doen vloeien, ook al zouden die men
schen zich daartegen verzetten, hij zei alleen
tot zichzelven, dat de liefde tot Richard zijn
kind nog langen tijd beschermen zou tegen
het gevaar eener onoverlegde keuze, en uit dit
oogpunt beschouwd kon hij niet alleen Con-
stantijn vergunnen aanzoek te doen, maar ook
den wachttijd verkorten, die hoe langer hoe
pijnlijker worden moest.
Het wederzien had plaats ten gevolge eener
directe uitnoodiging van den graaf, nog voordat
hij Theresa als zijn dochter in den kr;ng zijner
familie had ingeleid. De ontmoeting had plaats
te Venetië, waar Constantijn haar het laatst
gezien had. Alles scheen zich zoo heerlijk te
voegen naar de wenschen van den jongen man
en, als had het jaar niet bestaan, dat hem zoo
zwaar was gevallen, zoo onveranderd en
schoon, zoo geheel overeenkomstig zijn herin
nering stond Theresa op het balkon van het
paleis en wuifde hem lachend welkom toe,
toen hij naderde.
de oude Duitsche bediende gezegd, die hem
kende van voorheen en beneden aan de trap stond
Constantijn begreep dit niet en gunde zich
ook geen tijd er over na te denken. Zij toch
was de eenige, welke hij liefhad, welken naam
men haar ook gaf en het lang verborgen gevoel,
dat nu te voorschijn kwam uit de diepte en,
vrij geworden, zijn denken in beslag nam,
smachtte naar de zee van gelukzaligheid,
waarvan hij zoo lange dagen en nachten had
gedroomd, maar de eerste blik in Theresa's
oogen was genoeg, om dien droom te doen
eindigen geen spoor van teederheid of liefde
schitterde daarin, toen zij den jongen man, die
met luid kloppend hart en naar adem hijgend
voor haar stond, met hartelijke vriendelijkheid
de hand reikte. Hij zag alles, begreep alles,
zonder evenwel een enkele duidelijke gedachte
te hebben het krachtig stroomend bloed vloeide
naar zijn hart terug en wellicht zou hij gezwe
gen hebben voor immer, als graaf Wolf, na
de eerste begroeting, niet onbevangen gezegd
had: „Gij wenscht een onderhoud met Theresa,
gij zijt van verre gekomen, waarde dokter, gij
moet den tijd waarnemen en uw eigen aange
legenheden bespreken, eer wij aan de onze
denken."
Zoo was Constantijn, toen de graaf de kamer
verliet, bijna gedwongen te spreken en toen
hij nu tot haar sprak, gloeiend en welsprekend,
diep en waar, toen ontsloot de liefde aan haar
zijn gansche gemoed, met al de schatten, die
verborgen daarin woonden.
„Signor Wangen," had zij hem geantwoord,
„gij stelt mij door uw liefde hooger, dan ik
waardig ben en daarvoor dank ik u uit den
diepsten grond mijns harten. Het zal voor mij
spreken, als ik in de onbekende wereld, die
ik nu ga betreden, op ontgoochelingen en we
derwaardigheden stuit en wellicht tevergeefs
naar een vriend zoek, dien ik schatten'en hoog
achten zal zooals u. Het smart mij, u te
moeten bedroeven, maar gij moet de volle
waarheid vernemen. Wat ik voor u gevoel is
geen liefde en kan dit ook niet worden en ik
zou mij zeer ongelukkig gevoelen, als ik op
dit oogenblik niet tot u kon zeggen, dat ik ten
allen tijde waar geweest ben en eerlijk, dat ik
nooit een gevoel heb aangemoedigd, hetwelk
eens, ik hoop dit stellig, een kostbaar geschenk
zal zijn voor een vrouw, die het veel meer
waardig is. Mijn hart is steeds een open boek
geweest voor mijn vrienden, gij weet, wien het
toebehoort en moge het u nu toeschijnen een
veracht onbeheerd goed te zijn, eens zal de
tijd komen, waarop de eigenaar het van mij
vorderen zal. Gij zijt zoo goed, gij zult mij
niet uitlachen, als ik daaraan vast houd, dat
de Goddelijke macht een sterkeren band weeft
tusschen twee harten, dan de menschelijke wil
en gij zijt overtuigd, dat ik de waarheid spreek,
als ik u zeg, dat ik het geheime heerscheu dier
macht gevoel in iederen polsslag, bij iedere
gedachte, die mij daaraan herinnert, dat hij zijn
leven aanbood om het mijne te redden en dit
voor hem heeft gekocht."
„En als hij dit leven nu nooit vordert, als
hij de liefde versmaadt, die hem wordt aan
geboden?" vroeg Constantijn mettreurigenernst.
Het trotsche bloed steeg haar eenigszins
naar het gelaat bij het woord versmaden, maar
haar hart doorstond de proef.
„Zoo menige roos sterft ongeplukt," zei zij
„en heeft nochtans de plaats versierd, waar zij
eenzaam stond. Ik zeg u dit, om u te toonen,
dat ik ook dit zal kunnen dragen. Maar ik
weet stellig, dat dit niet mijn lot zal zijnin
mij leeft een bewustzijn, hetwelk mij zegt, dat
ik hem zal dwingen, mij lief te hebben en
ik bezit een moed, die met elke beproeving en
met iedere wederwaardigheid spot,"
„En als ik nu even trouw en standvastig als
gij den strijd wilde aanvaarden met uw weer
spannig hart vraagde hij.
De lachende kinderoogen keken opeens ver
schrikt.
„Dat zult ge niet," zei zij ernstig. „Gij kampt
om een hoogeren prijs. Het leven van een
man, denk ik, zai zich daaraan niet verliezen
een vrouw dat is iets anders. Wat heeft
•A). •jSéttöS&'ifSl*. iïtffifflfi®
zij beter, hooger, schooner dan de liefde
Lief te hebben is hare bestemming op aarde
en de vrouw, die zich inbeeldt, verhevener doel
te moeten volgen, is geen vrouw. Voor den
man is de liefde een sieraad des levens, voor
de vrouw is zij het leven zelve."
Zijn gelaat toonde een diepe aandoening,
toen hij het jonge kinderlijke wezen over het
heiligste en machtigste gevoel van een mannelijk
hart hoorde spreken, met een kennis en een
zekerheid, welke hem openbaarden, dat zij dit
kende in deszelfs geheele diepte. Welk'een
kracht en waarheid en trouw, welk een geloof
en welk een nederigheid lagen er in deze
liefde en hoe had dit gevoel bezit genomen
van het vroeger zoo weerspannige hart
Zwijgend trok hij de schouders op en wendde
zich af maar zij volgde hem naar het venster,
waar hij was heengegaan oin zijn aandoeningen
te verbergen en zacht legde zij de hand op
zijn schouder.
„Zie mij aan, signor," smeekte zij, „laat mij
zien, dat gij niet boos op mij zijt en dat gij
niet spot met mijn troost. Ik moet zooveel
leeren, maar datgene, wat ik u zeide heb ik
reeds ervaren. Voor mijn moeder was de liefde
het leven; zij verkwijnde, toen men in die liefde
het gift des twijfels mengde en haar het men-
schelijk recht op dit gevoel ontzeide. Zij kon
niet aflaten van datgene, wat haar het dier
baarste was en zich niet overgeven aan datgene,
wat men haar als het hoogste voorstelde, Zij
vond alleen verlossing in den dood. want zij
was een vrouw Mijn vader droeg zijn lot
hij overwon, arbeidde en schiep, hij zocht en
vond wegen, die zijn gedachten afleiden. Zijn
leven was een ander leven geworden, maar
een verloren leven was het niet."
Hij |bedekte zijn oogen met de hand, „mijn
levensboom is reeds ontbladerd," zei hij „en
het moest toch nog lente zijn 1"
Met een half zalig, half smartelijk gevoel,
voelde hij zijn hand terugtrekken en ontmoette
haar bitteren blik.