78.
Maandag 1 Januari 1923.
38e «laarir.
m
5>j
Qudeja&rsayoad.
i'
J
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
BERICHT.
J. C. VINK - Axel.
tfe.
d.
Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postgiro 60363.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden tranee ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Yrfjdagvoormiddag ELF are.
it
L.
lapitt.
iegvei
1 opge
V
:ee)
1 wer».
3boren
3-luite
volgde
eo in
•t1921
og ge-
reehei
vloog
;oeden
i bru
tevens
rzich
or hij
omen
eereu
hibie-
g) eD
odige
inder
n het
i den
den,
Wegens het Nieuwjaarsnummer zal
a. s. Dinsdagavond de AXELSCHE
COURANT niet verschijnen.
DE UITGEVER.
We kunnen ons werkelijk niet voor
stellen, dat het jaar 1922 weeral zoover
is verstreken, dat we voor ons nieuw
jaarsnummer het gebruikelijke hoofdarti
kel moeten gaan schrijven. Het is of
we nog slechts korten tijd geleden neer
zaten om onze gedachten te bepalen bij
het jaar dat nu weer zoo ver is verstre
ken. En toch hebben we die twaalf
maanden, die twee en vijftig weken, die
drie honderd vijf en zestig dagen door
leefd. Och, ze zijn zoo ras vervlogen,
of het maar stonden zijn, maai welke
stonden Er waren stonden, die veel
te vlug verliepen en er waren stonden,
waaraan geen eind scheen te komen
er waren dagen van vreugd en dagen
van smart. En deze mogen soms voor
korten of langen tijd uit onze gedachten
gaan, verbannen kunnen wij ze niet.
Dat bewijst juist de Oudejaarsavond.
Is er een tijdstip in het jaar, waarin
meer feiten in onze herinnering herleven,
dan op Oudejaarsavond De vraag
zelve geeft reeds het antwoord. Het
woord Oudejaarsavond alleen reeds bevat
een wereld van gedachten En wanneer
we dan rustig zitten, in overpeinzingen
verzonken, o, dan komen al die feiten
ons voor den geest, waarin we deel
hadden. Niet alleen op de gebeurtenissen
van d i t jaar, maar op geheel ons leven
slaan we een blik en we laten dan de
jaren voorbijgaan, als de bladzijden van
een boekTelkens, als er een nieuw
hoofdstuk komt met nieuwen titel, staan
we even stil en beschouwen we het
gebeurde alsof we een plaatje bekijken.
Die en die waren erbij, doch deze is niet
meer, die verkeert in den vreemde, gene
heeft de banden van vriendschap ver
broken. Zoo denkt men, en dan is het
toch opmerkelijk dat we altijd staren op
mistroostige feiten en droeve gebeurte
nissen. Het is alsof die de diepste
groeven legden in ons brein en het
vroolijke en feestelijke, dat we meemaak
ten wordt overschaduwd door het treurige
Och, we noemen het opmerkelijk,
maar eigenlijk is het weer niet zoo
ls die Oudejaarsavond geen mijlpaal,
die staat op een tweesprong van den
weg, welke ons doet twijfelen, of we
doorgaand op den rechten weg zijn,
dan of we een anderen weg moeten
inslaan En dan stemt ons die afge
legde weg tot ernst en inkeer. Welnu,
is het niet natuurlijk, dat we in een
ernstig oogenblik de grillige luim van
ons verwijderd hopden en liever troost
zoeken bij meer bevredigende uitspraken
En terugdenkend aan dien te volgen
weg vragen wij ons toch ook af, hoe
ver we dien weg zullen volgen, want
de voorbeelden toonden het ons dit
jaar weer zoo duidelijk, zoo treffend,
zoo smartejijk hoevelen struikelden
niet op den weg en konden ons niet
meer volgen
Nog eenige uren en ook de Oude
jaarsavond is weer evenals zijn voorgan
gers heengegaan. Dat heengaan spreekt
dat ook niet tot ons Het is alsof
die dag, dat jaar heengaat met al wie
dat jaar vielen en als wilden we nog een
laatsten groet met het scheidende
jaar meegeven voor hen, die ook
van ons gingen, zoo gedenken wij hen
allen en slaan niet één over.
Heengaan wat een gedachte Wat
is er al weer niet heengegaan Hoe
veel menschen uit den kring onzer be
kenden, onzer vrienden, ja, welke dier
bare betrekkingen missen we niet?
Wat al verwachting, hoeveel hoop,
hoeveel blijdschap, maar ook hoeveel
leed en zorg en teleurstelling gingen er
heen in die drie honderd vijf en zestig
dagen en nachten, die toch ieder afzon
derlijk hun eigen geschiedenis voor ons
hadden leder van die groote reeks was
voor ons een gebeuren, ja, al gebeurde
er niets, dat ons de herinnering waard
was, of waarbij we niet aan denken
zouden om er acht op te slaan, toch
staat al dat gebeuren voor onze rekening,
toch behoort die reeks van dagen tot
het levenskapitaal, waarvan we de rent
meesters zijn en waarvan de rente door
ons betaald moet worden.
Is er schuld en te kort en die
is er zekerdan zal er voor ons be
taald moeten zijn, ot wij gaan het nieuwe
Jaar met oude, onbetaalde schuld in
tot de afrekening komt.
Het nu afgeloopen jaar was voor de
meesten onzer weer een opeenvolgende
reeks van teleurstelling, zorg en leed.
Als nu de Nieuwjaarsmorgen ons maar
verzekertverrassing, licht en vrede,
wat we allen zoo van noode hebben.
En wat ook ons deel zal zijn, indien
wij geleid worden door den Eeuwig
Onveranderlijke, wiens adem Liefde is.
Met Hem als onzen Leidsman kan
geen teleurstelling in menschen of din
gen ons ontmoedigen of grieven want
Hij stelt nooit teleur. Aan Zijne hand
ontvalt ons de zorg en wordt ons alles
Licht en licht. Met Hem vóór ons, als
ons schild, is de strijd niet zwaar en
volgt de overwinning van den Vrede.
En zij wie aldus denken en spreken
niet alleen uit overtuiging maar ook
uit ervaring, zij zeker hebben reden tot
vreugde, tot zingen, tot poëzie.
Wij hebben eens ergens gelezen, dat
onze tijd niet alleen arm is aan poëzie,
maar dat die zelfs geen poëzie meer
kent. En er werd aan toegevoegd, dat
de oeconomische, maatschappelijke en
wetenschappelijke eischen onzer heden-
daagsche samenleving de wereld dwon
gen tot nuchterheid en dus tot proza
en dat al, wat wij beproeven, om in
dit proza eenige verandering te brengen
en om te zetten in poëzie vruchteloos
pogen is. Welnu oppervlakkig be
schouwd is er veel waarheid in dat be
weren.
Wanneer we het leven nagaan van
zijn materialistischen kant, dan is de
strijd des levens zwaar. Zware lasten,
scherpe concurrentie, weinig koopkracht,
zij allen zijn de oorzaak van de alge-
meene malaise, al is het ook, dat die
factoren op hun beurt eveneens een
oorzaak hebben. De oorlog is een
groote schuldenaar, maar ook s'menschen
begeeren, 's menschen lusten stellen
eischen, die het redelijke te boven gaan.
De eenvoud des harten, de tevredenheid
is zoek en in alle lagen des volks
ondervinden we dat. Het is waar,
dat als men in de gelegenheid is om
zijn begeeren te bevredigen, al kost
dat dan ook millioenen, dan ontbreekt
vaak de moed en de kracht om daar
L'gen te vechten en dan zijn het de
daaraan ondergeschikte elementen, die
het kwaad verbreiden „Zoo de grooten
fluiten, zoo piepen de kleinen," kan
men met variatie zeggen. Kon men
b.v. in 's Gravenhage eens beseffen,
dat zooveel duizenden menschen met
moeite verkroppen, hoe met hunne zui
nig bespaarde of hunne zuur verdiende
gelden geleefd, gegooid, ja gemorst
wordt, wellicht dat dan toch de strijd
des levens minder zwaar was. Maar
helaas de ontevredenheid is onder het
menschdom en krijgt dagelijks voedsel
in allerlei vorm.
Wat een misstanden onstaan daar niet
door en dan kunnen we ons indenken,
dat wie dat ziet en dat voelt, lichamelijk
en geestelijk, dat diegene geen lust heeft
voor poëzie. Dan is het misère voor
en achter, links en rechts, misère overal.
Maar daarom is ook de ware poëzie
niet te vinden bij dat materieele, dat
oppervlakkige. Als we aan poëzie den
ken, moeten we ons allerminst bepalen
bij oeconomie of staatkunde. Neen, de
poëzie moeten we verbinden aan ver
hevener gedachten.
En toch leefde in de vroegere
tijden, toen men alles wat eenvoudiger
en ook degelijk opnam, geen poëzie in
de samenleving? Vergelijken we b.v.
maar eens het vriendschappeiijk geluk-
wenschen op verjaardagen en nieuw
jaarsdag van buren en kennissen met
het tegenwoordige stijve „ja, we kennen
het al." Alleen daarin bespeuren we
een reuzenverschil tusschen de geaard
lieid van het tegenwoordige menschdom
en dat uit onze kinderjaren. Hooren we
niet velen zeggen „was de mode dier
kaartjes maar uit"is dat niet een ne
geeren van den vriendschappelijken groet
dien men niet persoonlijk kan brengen
terwijl men toch wil hebben, dat zijn
vriend of vriendin weet, dat men hem
dien dag gedenkt?
Och, men staat daar nu eenmaal boven
en noemt het maar onzin, omdat.... de
ware vriendschap ontbreekt. En dat is
het, dat ook het gevoel voor poëzie
afstompt, helaas ook voor de poëzie,
die gelegen is in het Godsvertrouwen
Want ook de vriendschap met onzen
Verlosser is afgestompt. AAen zong of
dreunde wel eenige Kerstliedjes in zijn
jeugd, maar de hoofdzaak was de mooie
kerstboom mét zijn geschenken en het
stichtelijke gaat er af.
De tijd snelt heen, er is geen hou
vast aan. De wereld wordt oud. De
menschen van dezen tijd verouderen
met haar. En de menschen vooral zijn
het, die ons dagelijks teleurstellingen
bezorgen de menschen nog meer dan
de dingen. Laat ons daarom niet te
veel op menschen bouwenwe moeten
een groot deel leeren afzien van de
menschen en van al wat voorbijgaand
en vergankelijk iswe moeten onzen
steun zoeken bij Hem, in wien geen
verandering is. Niet hier beneden, maar
omhoog moet onze verwachting zijn en
ons vertrouwen dat daar leeft een Vader
vol liefde, die met ontferming over ons
waakt en kent onze nooden. Indien
we dat begrijpen kunnen, dan zullen
wij zeker beleven een Oudejaarsavond
vol poëzie. En al schijnt er dan geen
ster en al buldert de storm om ons
henen, toch zal er poëzie te beluisteren
zijn in ons gemoed in den Oudejaars
nacht en op den Nieuwjaarsmorgen.
We hopen dat onze lezers het jaar
1923 met dat vertrouwen tegemoet gaan,
dan voorzeker zal de nieuwe strijd
licht vallen en zullen de nieuwe zorgen,
die onvermijdelijk zijn, gemakkelijk ge
dragen worden, dan zal daarin voor u
zijn weggelegd
een gezegend Nieuwjaar.
AXEL. 1 Januari 1923.
Gisterenmiddag arriveerde alhier met
volle muziek de afdeeling Vlissingen
van de Nederlandsche Padvinders, die
natuurlijk door hunne Axelsche collega's
werden ontvangen. Nadat zij zich in
het „Gulden Vlies" hadden genesteld
en een paar uren rust hadden gehad,
maakten ze in optocht met de vlaggen
voorop een muzikale wandeling door
stad, waarbij ze natuurlijk veel bekijks
hadden. Om 7 uur begon op de boveu-
zaal van dhr. Gilijamse de uitvoering.
Nadat een „Kriegmarsch" was geblazen
opende de voorzitter der Vlissingsche
Padvinders, de heer P. A. Jens, de
samenkomst en heette daarbij allen
welkom. Behalve de Vlissingers, waren
er ook veertien Gentsche en eenige
Ter Neuzensche padvinders bij de
Axelsche afdeeling te gast. Daarbij ge
voegd een groot aantal donateurs en
belangstellende bezoekers, kan men
wel begrijpen, dat de zaal goed bezet
was.
Er was een betrekkelijk klein pro
gramma, maar de nummers waren zoo
interessant, dat men eigenlijk niet meer
kon verlangen. Muziek, gymnastiek,
tooneel en varia's gaven een aangename
afwisseling. In 't bijzonder moet daarbij
genoemd worden het snelteekenen en
de telegrafie, die de Vliss. hopman, de
heer Van Dijk te zien gaf.
De burgemeester, de heer Blok, was
zeker de tolk der aanwezigen, toen hij
de padvinders met hunne bestuursleden
en leiders dankte voor den amusanten
avond en erop wees, dat door dusda
nige prestatie's de padvinderij zeker kan
rekenen op den steun ook van het
Axelsche publiek.
coi
aan
arjj»
□dat
oesl
rerd
een
raar
aide
oen
iter
eeft
van
aag
le-
ge-
ijjn
en.
Jet
or-
am
od.
to-
i en
d er
er
m,
r 3r,
m
d.
te,
l 1
1 I
r
AXELSCHE® courant.
s
wi
3
3-
l
11
3