No. 92.
Woensdag 24 Februari 1915.
30® Jaarg.
LAATSTE LIEFDE.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. IHELEMAfl,
Oorlogsindruk.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Dr. Brocx, de leider der Roode Kruis-
ambulance te Maastricht, schrijft aan
de N. R. Crt.
1 Ik had het voorrecht te kunnen zien
sn spreken met de gewonde Engelschen,
die thans weder hun vaderlandschen
bodem zullen betreden hebben.
Als ik zeg „voorrecht", dan 9preekt
alleen de medicus, want de mensch
deed goed, ver weg te blij ven van deze
menschenrulne.
Onder zwaren regen was de reuzen-
slinger van Duitsche Roode Kruis
wagons in de duisternis ons land binnen
gereden maar toen het begon te dagen,
was de lucht helder blauw en een
warmte brengende zon vroolykte de
geheele reis door ons lage land op.
Hoevelen, die daar onze grens pas
seerden, zouden ooit gedacht hebben
die reis zóó te zullen doen
Wel waren er verscheidenen onder
hen, die Vlissingen in blijder omstandig
heden hadden bereikt, 't Was te be
grijpen, dat alleen uitgewisseld zouden
worden absoluut invaliden, mannen,
die nooit meer konden opkomen voor
hun land.
Toen ik echter onder geleide der
Duitsche medici de terugkeerenden
bezocht en hun ziektegeschiedenis
hoorde, toen moest het grootste voor
stellingsvermogen 't afleggen tegen de
werkelijkheid.
Zelden zal men zóó plots komen te
staan voor eenige honderden jonge
mannen, jongens nog haast er onder,
allen lichamelijk gebroken, als mij dien
83)
Roman van George Ohnet.
Nadruk verboden.)
Als waanzinnig riep toen Armand
»Ontvlucht mij dan niet langer! Wat
doet het er toe wat gebeuren zalZóó
kan ik niet leven
Het scheen hem toen, dat Lucie's
gelaat zich in een nevel hulde. Zij
verscheen hem niet meer zoo duidelijk,
'twas of zij zich thans verwijderd had
en de stem, die hem thans onduidelijker
in de ooren klonk, zeide
»Gij weet wel dat dit onmogelijk is,
omdat gij zelf niet heengaat en gaarne
gehecht blijft aan uw keten, trouw blijft
aan uw plicht, aan de gezworen trouw,
aan uw eer en gij er misschien onder
tuit sterven
Het visioen verdween langzaam en
Armand, die het een oogenblik te voren
ontvluchtte, had het willen tegenhouden
bet willen vastnagelen aan de plaats, uit
vrees het niet meer te zullen terugzien,
als hij het thans liet ontsnappen. Maar
alles werd somber in zijn gedachten en
hij vond zich weer terug in zijn stil
vertrek.
Hij verviel toen in een lichamelijke en
helderen Februaridag overkwam. Diep
dramatisch was die aanblik.
Hier een verlamde, daar een blinde
hier een die beide handen miste, daar
'n lange rij van geamputeerden aan
arm of been.
Maar hoe dat tuopeel ons van binnen
ook schrijnde, men mocht niets laten
merken van den diepgaanden indruk,
die gemaakt werd door het zien van
al die gebroken levens.
Immers hunne stemming was in lijn
rechte tegenspraak met de onze.
Hun lichaam mocht gebroken, hun
kracht geknakt zijn, hun geest was
krachtig; opgewekt hun uiterlijk; tin
telend van blijdschap hun oog, als zij
merkten, dat hun taal werd begrepen
en beantwoord; vroolijk klonk hun
dank voor iedere versnapering van the
Dutch Red Öross. Zij rookten hun
pijpje, zongen hun Tipperary, alsof zij
gezond uittrokken inplaats van zóó
thuis te komen.
Een blinde bespeelde met diep gevoel
van weemoed, maar niet van smart,
zijn viool; de handenlooze at toch zijn
biscuit en rookte zijn pijpje, of hij
't altijd zoo gedaan had.
Een Indiër, de wrong haar boven op
het hoold, uitte in het Fransch zijne
dankbaarheid voor eene kleine ver
snapering met een blyden glimlach,
alsof hij, de zoon van het warme laud,
niets meer wist van al zijn lijden, alsof
hij nooit zijn koesterende zon had ver
laten om te gaan vechten in sneeuw
en ijs. De geamputeerden sprongen op
één been of redden zich met één arm,
alsof zij er reeds jaren aan gewend
zedelijke neerslachtigheid. Gezeten in
een fauteuil, was hij, nu de koorts, die
hem verteerd had, plotseling was ver
dwenen, helder van geest, doch daardoor
des te wanhopiger. Alles was voorbij.
Hij moest dat begrijpen, de kracht hebben
zich dat te bekennen, om niet opuieuw
in zijn vorige verwachting te vervallen.
Het was alsof Lucie dood was. Het graf
zou haar niet beter bewaard hebben dan
de ballingschap. Zij was heengegaan en
hij had het haar zelf gevraagd. Wat
beduidde dan die opstand van zijn geest,
dat opkomen van zijn geheele wezen
tegen die schending? Het kon niet
anders zijn dan het was en zou nooit
anders wezen. Lucie was geen meisje
om zich aan, hem te geven en hij was
geen man om met haar te leven en daar
voor Mina op te offeren. Nooit was die
gedachte bij hem opgekomen, nooit had
hij daartegen gestreden. Een onwaardig
bestaan, een onwettig huishouden, een
opgeven van zijn maatschappelijke!! toe
stand, een breuk met zijn vrienden, een
vernedering der wereld, wilde hij niet
voor Lucie, noch voor zich.
Hij had uren gekend van gramschap,
waarin hij geroepen had »Liever alles
dan de smart, die ik draag !c Maar als
hij de feiten had moeten beredeneeren
zijn vertrek, met achterlating van de
gravin de Fontenayde wanhoop dier
bewonderenswaardige vrouw, die hij nog
altijd lief hadhet schandaal dat zijn
waren. Kortom, allen waren op iedere
wijze reeds zóó aangepast aan hunne
invaliditeit (enkele nog zeer zwaar
zieken uitgezonderd), dat 't de grootste
verwondering baarde.
Maar wat mij geheel ontzette, was
hun gemoeds- en geestesstemming.
„Natuurlijk het gevolg van het voor
uitzicht spoedig thuis te zijn," vroeg
ik aan de Duitsche collega's
Dit zal er wel eenigen invloed op
hebben, maar hunne stemming is toch
reeds lang zoo, was het antwoord.
Diep heeft mij getroffen die geest
kracht en veerkracht van ziel en wil.
Een raadsel is voor mij, dat direct
herwinnen van het overwicht van het
geestesleven op het lichamelijk lijden,
maar nog grooter raadsel de biy moedig
heid, waarmede gedragen werd de last
van een verloren toekomst.
Sedert ik mij verstoutte een indruk
weer te geven, waaronder ik in de
eerste dagen van Augustus kwam, zijn
er maanden verloopenen in die
maanden is zooveel afgespeeld van
verre en vau nabij, is zooveel gehoord
en gezien ik denk slechts aan Visé,
Mouland, Berneau, Dinant, Leuven,
Andennes, Lanaeken, volgden de
indrukken elkaar zóó snel op, dat zij,
gelijk de platen bij het afdraaien van
de film, elkaar dekten en slechts één
beeld achterlieten, dat van de onmete
lijke ellende!
Nu werd echter weer een indruk
gewekt, die zelfstandig bleet staan en
tegelijk mij een raadsel voorgelegd, dat
ik niet weet op te lossen.
Ik kan mij voorstellen, dat men door
naam zou bezoedelende praatjes, die
zouden gaan van mond tot mondde
spottende verhalen in de couranten al
die smart, al die schande, al dat slijk
zij zouden hem eeu diepe walging hebben
veroorzaakt en hij zou dan voortgegaan
zijn te doen, wat hij reeds twee maanden
gedaan had zijn plicht
Een deel van den uacht bracht hij
wakend droomende door. ten prooi aan
zinsbegoochelingen, wreeder dan de ge
dachten, die hem overdag pijnigden.
Tegen het aanbreken van den dag legde
hij zich te bed, doch kon niet slapen.
Hij was gekromd, doodsbleek, toen hij
naar beueden ging om te ontbijten.
Ontsteld keek Mina hem aan. Het
scheen haar toe dat hij dergelijk lijden
niet lang zou kunnen verduren. Zij
waagde het niet hem te vragen hoe hij
het maakte. Zij deed alles om hem
afleiding te verschaffen, door hem te
spreken over allerlei zaken, die hem
vroeger steeds belang inboezemden.
Hij begreep dt>n toeleg zijner vrouw
en Werd diep getroffen door die goedheid.
Hij keek haar aan met betraande oogen
als eeu arme zieke, die niet de kracht
heeft om te spreken en toch tracht den
gene te daukeu, die hem verzorgt met
een bewonderenswaardige toewijding.
Hij zou zich aan haar voeteü hebben willen
werpen, zijn hoofd hebben willen leggen
in haar schoot en iu die houding zijn
gebleven, onbewegelijk, met gesloten
zijn geloof, door plichtbesef, door lang
peinzen en denken zyn geest in even
wicht brengt met zyn lichamelijk lijden;
dat men leert berustendat men met
kalme blijmoedigheid afstand doet van
zooveel schoons, dat de wereld biedt,
van zooveel vrijheid van beweging als
de lichamelijk volmaakte geniet.
Maar dat men, na eenige maanden
in de hel van den oorlog te hebben
geleefd, na maanden doodziek te hebben
gelegen temidden van de vijanden van
zijn vaderland, verpleegd door personen,
die uw ras haten, uw taal bijna niet
verstaan, uw wenschen en smarten niet
begrijpen, terugkeert als een lichamelijk
geheel gebroken mensch, en dat doet,
gelijk ik heb gezien, vroolijk, opgewekt,
zonder haat, dat is een raadsel voor me.
Dat is iets wat ik niet had kunnen
droomen.
Is 'teen speciale raseigenschap van
het Engelsche volk
Ik weet 't niet, maar wel weet ik'dat
het feit daar is.
En dit feit, dit voor mij onoplosbare
raadsel deel ik alleen mede omdat er
zooveel hoop in ligt vooralle thans en,
misschien in de toekomst, strijdende
volken.
Het vreeaelijkste dat eene natie kan
treffen is dat zijn geest geslagen neer
ligt. Welnu, als de zonen van een
strijdend volk hun lichamelijk verlies
weten te overwinnen gelijk dezen, dan
behoeft geen der volkeren die deelen
in den reuzenstrijd te vreezen voor
zijne geestelijke wederopleving.
Dan blijkt toch weer juist te zijn,
dat mindere volmaking van het lichaam
oogeri, zooals hij als knaap deed bij zijn
moeder, wanneer hij ziek was. Het
scheen hem toe, dat hij dan zou zijn
ingeslapen en het brandend vuur zou
zijn getemperd, dat hem nu het hoofd
deed gloeien. Maar hij durfde niet klagen.
Tegenover haar, die slechts één woord
van hem wachtte, om voor hem haar
teeder hart, vol van toegeeflijkheid, te
openen, wilde hij zijn lijden verbergen.
Zij bleven tegenover elkaar zitten, ge
marteld, doch zonder iets te zeggen, in
plaats van elkaar hun leed te vertellen
en samen te weenen.
De dag ging droevig voorbijeen dier
dagen in het einde van September,
wanneer de koude regen daalt op bosschen
en velden, de wind de gele bladeren doet
afvallen en huilt door de takken. Ar
mand overdacht, weder in zijn eenzaam
heid want alleen daarin vond hij rust
telkens en telkens weer zijn leed,
doch vond er geen heil voor. Mina,
angstig over den geestestoestand, waarin
zij haar mau zag, vergat daar voor haar
verdriet en dacht niet langer over de
gevolgen, die voor haar zouden voort
vloeien uit dezen treurigen toestand,
doch over de onmiddellijke gevolgen, die
haar voor hem buitengewoon dreiije-nd
toeschenen. In d blikken
gelukkige zag zij krankzinnige
luiken. Dat eeuwige denken <-■ w
zijn hersenen als een vernietigende gist.
En die eeuwige gedachte kende zij, zij
COURANT.