Tm Alkmaar begin! ie Victorie.
Vo. 69.
ff oensdag December 1908.
24e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vl aan deren.
F. Dl KLEM A V
Gemeenteraad.
Bekendmaking.
Buitenland.
FEUI LLETON.
AXELSCHE
COLIiANT.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
elkeD regel meer 5 Cent. Groote letterd worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De BURGEMEESTER der gemeente
Axel, maakt bekend, dat Openbare Ver
wering van den Gemeenteraad is be-
tegen Woensdag den 2 December
i, des namiddags te 2 V4 ure, ten
Raadhuize ter behandeling der vol
gende zaak
Installatie Burgemeester.
Axel, den 28 November 1908.
De Burgemeester voornoemd
L. LAMAITRE, L.B.
De waarnemende Burgemeester van
AXEL, doet te weten
dat de nieuw benoemde Burgemeester
dezer gemeente, op Woensdag den
2 December aanstaande, des
namiddags te 3 ure zal worden geïn
stalleerd, en dat, na deze installatie
een ieder die met hem wenscht kennis
te maken zich ter secretarie kan aan
melden.
Tevens noodigt hij de ingezetenen
uit op dien dag de vlag uit te steken.
Axel, 30 November 1908.
•De Burgemeester voornoemd
L. LAMAITRE, L.B.
De crisis in het Oosten.
In een bericht uit Konstantinopel
wordt bevestigd, dat dj onderhande-
lingen tusschen Turkije en Bulgarije j
op het doode punt zijn gekomen. De
Bulgaarsche gedelegeerden hadden ge- j
wild, dat Turkije in 3 zaken zou toe
stemmen: le erkenning van de onaf
hankelijkheid van Bulgarije, 2e verval
ling van de Bulgaarsche schatting, 3e
vervalling van den eisch nopens een
aandeel van Bulgarije in de Turksche
staatsschuld. De grootvizier gaf op die
eischen van Bulgaarsche zijde eee ont
wijkend antwoord, terwijl hij er bij
voegde dat de regeling van die puDten
moest overgelaten worden aan een Eu-
ropeesche conferentie.
ENGELAND.
Donderdag is er te Epsom een ver
gadering gehouden om te protesteeren
tegen het vrijelijk wandelen in de ge
meente van krankzinnigen uit het
groote gesticht, dat de Londensche
graafschapsraad daar heeft. Lord Rose-
bery was de voornaamste spreker. Maar
de meerderheid van de vergadering
bleek niet op zijn hand. Laat de ver
pleegden binnen het grondgebied van
het gesticht blijven, zei Roseberyhet
is groot genoeg (een 400 H.A.). Iemand
van het gesticht pleitte voor het wan
delen van de krankzinnigen ook buiten
het erf van het gesticht. De dokters
zeggen, dat die vrije wandelingen, dat
boodschappen doen in de stad, een
middel ter genezing is. Alle onscha
delijke zieken mogen 't doen, en er
gaan oppassers mee. Deze spreker
vond meest toejuiching, Lord Rosebery
had daarentegen veel, last van allerlei
vijandige uitroepen en geluiden.
20)
t Zou dwaasheid geweest zijn, de
bijsterzinuige door verder blijven nog
meer te tergen, en zoo verliet Cecilia
't vertrek, met schroom tegen een soort
gelijke ontmoeting «bij hare ouders op
ziende. Hier echter vond zij beter out
vangst; want onder al den wederspoed,
die hen iu den laatsteu tijd getroffen
had, was het hart der oude lieden te
zeer gebroken, dan dat zij hunnen stug-
gen partijhaat getrouw konden blijven
tegenover een pleegdochter, die zij, zon
der zelfs eeuig ouderlijk recht daartoe te
bezitten, zoo bovenmate hard waren ge
vallen, en die nu daarentegen van haar
kant een zoo onaangezochte deelneming
toonde in hun ongeluk. Ja, 'tmochtbij
de kindjerlijke aanhankelijkheid, die zij
aan den dag leide, vooral den ouden
man niet langer van 't hart, om de
valsche en kwalijk gespeelde rol van
vader nu nog te blijven volhouden, en
de zwaar miskende in den waan te
laten, dat zij met dit bezoek slechts een
heiligen plicht der natuur vervulde. Hij
nam alzoo zijne vrouw ter zijde, en na
met deze eenige oogenblikken gefluisterd
te hebben, openbaarden ze met hun bei
de aan Cecilia het geheim harer geboor-
Men herinnert zich het geval van de
weduwe Haskell te Salisbury, beschul
digd haar eenig kind, een kreupelen
jongen van een jaar of tien, in zijn
bed den hals afgesneden te hebben.
Sommigen meenden, dat het was om
den spaarpot van den jongen, die voor
een kunstbeen opspaardeanderen om
van den sta-in-den-weg af te komen en
te kunnen hertrouwen. Zij zelf be
schuldigde een man, een onbekende die
het huis was binnengeslopen. Zij
toonde zich over den dood van haar
kind zeer bedroefd, en terwijl het geval
voor den Coroner werd behandeld viel
zij telkens flauw. Het sterkste bewijs
tegen haar waren de vele bloedvlekken
aan haar kleeren. De gezworene kon
den 't Vrijdag eerst niet eens worden,
maar beslisten, na weer opgesloten te
zijn geweest, dat de weduwe den moord
had begaan, echter in tijdelijken waan
zin. Nu moet de vrouw voor den straf
rechter komen.
Vrijdag is te Londen de tragische
geschiedenis van den man, die Maandag
op het tooneel van een tingeltangel als
de zoon van Willem Teil dienst deed
en door mevr. Clementine, gezegd de
Koningin der Vuurwapenen, werd dood
geschoten, voor den Coroner en diens
gezworenen geweest. Mevrouw Cle
mentine zij is een 33-jarige Itali-
aansche die al van haar vijftiende jaar
het beroep van kunstschutter uitoefent
was zeer onder den indruk. Zij
had nooit zoo iets gehad, en haar geweer
was best. Maandagavond miste ze
tweemaal en den derden keer zag zij
te, gelijk ons dat reeds uit den papier
strook van Maria van Waterland bekend
is terwijl zij tevens haar de bewaarplaats
daarvan uitduidden.
Door hoe verschillende en strijdige
aandoeningen het meisje geschokt werd,
toen zij zoo als met een tooverslag van
maagschap verwisseldetoen de zonder
linge oude man, met wien zij aan 't sterf
bed haars weldoeners die raadselachtige
ontmoeting gehad had, plotseling in haar
vader, en de ongelukkige gekerkerde
priester; voor wien men haar sinds hare
kindschheid de diepste eerbiedenis had
ingeprent, in haar broeder herschapen
werd, laat zich bezwaarlijk beschrijven.
Moest het haar een aangenaam gevoel
zijn, dat zij, als nu bleek, door geen
eigen ouders was verstooten geworden,
die blijdschap werd vrij wat getempeid
zoo door hare weinige bekendschap met
haar nieuwen vader, als door het treurige
lot haars broeders, en de klove, die haar
op godsdienstig gebied evenzeer van
hem, als te voren van hare pleegouders,
scheidde. Voor 't oogenblik echter wer
den alle andere gedachten uit haar hart
verdrongeu door de herinnering, wat zij
aan hen verschuldigd was, die haar toch
met moeite hadden groot gebracht en
door de zucht om hun de verzekering te
geven, dat zij bij die herinnering aan
geen verwijten denken kon, maar voor
hen altijd dezelfde blijven moest. Vader
moeder,zei ze nog onder 't afscheidne-
men, »zoo lang gij mij als uw kind
wilt beschouwen, zal ik niet ophouden u
vader en moeder te noemen, en u in
deze kwade, of ook in toekomstige betere
dagen, die de Heer u spoedig geve i
mijnen besten dank te vergelden voor
alles goeds, wat gij aan mij gedaan hebt,
toen ik immers iu allen gevalle zonder
u toch als een hulpelooze wees zou zijn
achtergebleven.*
Tranen en zegenbeden verzelden haar,
toen zij heenging. Onder 't naar huis
keeren overleide zij, hoe zij, zonder hare
pleegouders nog al meer in opspraak te
brengen, het bewijsschrift harer afkomst
best zou kunnen machtig worden, en op
wat wijze zij zich dan wijders hiermee
voorzien, vroegelijkst aan haar vader en
broeder zou kunnen bekend maken,
't Een en ander bracht haar in verlegen
heid doch zij hoopte, dat Egbert haar
wel raad zou weten te geven. Maar
hoe versteld stond zij, toen ze, het woon
vertrek der weduwe Arents ingetreden,
den Heere Foreest daar aantrof met den
ouden Waterland, die van meening wa
ren haar op 'tgeen zij zelve nu reeds
wist, langzamerhand voor te bereiden.
Weinige woorden waren voldoende om
alles op te helderen, en Cecilia lag in
de geopende armen haars vaders. De
grjjsaard voelde zich als verjongd, toen
hij zich in 't bezit zag van een dochter,
wier bestaan hij zelf niet 'gegist had.
»Ik ben geringer, Heere, dan uw welda
den jongen man „tot het afgrijzen
van mijn oogen" vallen. Hij bleek
dên kogel in het voorhoofd te hebben
gekregen. De uitspraak van de ge
zworenen was goedertieren: een onge
luk. Bedachten ze, dat zij het publiek
vertegenwoordigen, en het publiek voor
zoo'n ongeval zich op de borst mag
slaan en zeggenpeccavi? De voorman
van de jury verzocht den lijkschouwer
zijn invloed aan, te wenden om derge
lijke vertooningen te staken. Maar
zoolang de menschen die vertooningen
willen zien, kan alleen wet of overheid
ze beletten.
AMERIKA.
De Engelsche en Amerikaansche
bladen hebben nog nadere bijzonder
heden over het vergaan van de Finance
ter hoogte van Sandy Hook. De Fi
nance was bezig de haven uit te stoo-
men, toen zij door de reusachtige Georgie
werd in den grond gehoord. Dat er
niet meer personen bij de ramp zijn
omgekomen dan de enkele verdronke
nen, moet een wonder heeten, want er
waren een tachtig passagiers aan boord,
terwijl de bemanning uit 60 koppen
bestond. Gelukkig waren bijna allen
aan dek op 't oogenblik dat de Georgie
tegen de Finance aanramde en haar
lekstootte. De Georgie stopte onmiddel
lijk, liet de ankers vallen en zette de
booten uit. Ook aan boord van de
Finance konden nog enkele booten
worden uitgebracht. Een en ander
maakte het mogelijk, dat bijna alle op
varenden werden gered. Van de be
manning der Finance verdronk slechts
digheden meer kon hij eerst niet uit
brengen. En eindelijk mompelde hij bij
zich zelf: »De Persijns van Waterland
kunnen nu ten minste in de vrouwelijke
lijn nog in stand blijven.*
Hij had er tot dusverre luttel op
geteld, dat de paarhonderd rozenobels,
die hij bij zijne vlucht had meegenomen,
hem, spijt de verbeurte zijner goederen,
door welgeslaagde koopmanschap tot een
bemiddeler man gemaakt hebben, dan
hij voor dien tijd geweest was. Allfeen
dat hij de Palingmacs met een eerlijk
kostgeld vermocht schadeloos te stellen,
was hem bij zijn hooggestemd eergevoel
niet onverschillig geweest. Maar nu,
daar hij een dochter had, werd de schier
verstovene belangstelling in 't wereldsch
goed weer geheel opgewakkerd, en ver
heugde 't hem uitermate, dat hij zijn
kind daarmee een onafhankelijk bestaan
kon verschaffen. Zelfs kon hij niet
lijden dat de telg der Persijns ook nog
maar een oogenblik langer dienstbaar
bleef; hij stond er op, dat zij hem aan
stonds verzeilen zou, en de kamer van
Haesken deelen. >Na zoo lang gemis
zeide hij, was 'them niet mogelijk zich
andermaal van zijne dochter te scheiden.*
Deze inmiddels vond er met reden be
zwaar in, om het gezin, dat haar in hare
verlegenheid zoo welwillend had opge
nomen, door zulk een onverhoedsch heen
gaan met ondank te beloouen en hoe*
genegen zij anders ook zijn mocht om