tÈSÖ
m S0EJ At SOSD.
21e Jaarg.
99.
Woensdag il Maart 1906.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeenwseh-Vlaanderen.
F. IHELEMAA,
Buitenland.
FEUIL I.ETO N.
mm
courant.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Cent; franco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKERUITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tót
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
DÜITSCHLAND.
In Duitschland gaat men merken dat
de, binnenlandsche verbruikers de lasten
van het verhoogde tarief te dragen
krijgen. De Vossische Ztg. meldt dat
de prijs van Praagsche ham met 10 pf.
het pond verhoogd is, en een harer
lezeressen klaagt dat de prijs van
Zeeqwsche oesters sedert 1 Maart in
de eethuizen met 20 pf. het dozijn is
opgeslagen.
Het Altenburgsche stadje Orlamünde
heeft een gemeentebestuur waarmee
niet te schertsen valt. Het heeft be
sloten, de namen van luie belasting
betalers aan het raadhuis aan te plakken
en aan allen, die door eigen toedoen
achterstallige belastingschuld hebben,
het bezoek van koffiehuizen en kroegen
te verbieden.
Daar de Tsjechische bevolking te
Breslau tegenwoordig veel hondevleesch
verorbert, wordt in die stad van over
heidswege een keur op geslachte honden
ingevoerd, om te verhoeden dat de
menschen trichinen binnen krijgen.
Een mijnwerker uit Kieselbach is
door het Schwurgericht te Gotha wegens
straatroof tot vijf jaar tuchthuisstraf
veroordeeld. Hij had op een pad in
de bergen van een knaap van zeven
jaar 30 pfennig afgenomen.
FRANKRIJK.
De staking onder de mijnwerkers
van Pas-de-Calais breidt zich steeds uit.
9)
„En is dat dan de roeping van een
jong mensch Kunnen we daarmee door
de wereld komen Als ik jongens had,
ik stuurde ze naar Oost en West, bij
moeders pappot, daar leeren ze wat,
Waarachtig je zult wel sterven, al wacht
hij er niet op. nu, nu, Mimie, kijk
me zoo boos niet aan, maar je moet je
eigen zoon niet in den weg staan, hier
kan hij hooit vooruit komen."
„Neen, dat is te veel zwager, dat is te
veel snikte zij, „ik weet, dat je het
goed met mij meent, maar zóó moet je
niet inet mij spreken, daarvoor ben ik
te zwak, veel te zwaken werkelijk
werd zij weder door het kuchen in haar
reden gestoord. Eindelijk ging zij hijgen
de voort„neen.dat moet je niet
zeggen, zwager. neen, ik. ik weer
houd mijn kind niet. ik z<df. ik
hèb hem aaugeraden van hier i traan."
„Zoo," sprak Ottewal op zaco.r toon
„en hij wil niet
„Luister. De heer Rentinck gaat naar
den Haag."
„Zoo? Nu, dat zal hem bevallen
Net een kolfje naar zijn hand.''
„En dat maakt Hugo zeer mistroostig.'
Het aantal stakers wordt nu opgegeven
als 20,000 en ook 26,000 wordt al
genoemd. De vertegenwoordigers der
mijnwerkers en die van de mijnbouw-
maatschappijen zouden Zaterdag een
gemeenschappelijke samenkomst houden
te Parijs. Vrijdag is er te Atrechteen
bijeenkomst van mijnwerkers geljouden
en ook een vergadering van directeuren.
Over het loon der mijnwerkers in
de kolenbekkens van Noord-Frankrijk
is voor het laatst een beslissing genomen
in 1902. De loonstrijd is van ouden
datum in de streek. Na een groote
werkstaking in 1891 is als grondslag
voor het loon aangenomen het gemid
delde van het loon, uitbetaald gedurende
de 12 maanden, die vooraf zijn gegaan
aan het uitbreken van de werkstaking
van 1889, verhoogd met een premie
van 20 pet. In 1899 is er een wijziging
in deze regeling gekomen, in dier voege,
dat het bedrag der premie afhankelijk
is gesteld van den prijs der kolen.
De mijnwerkers hebben dit gedaan
weten te krijgen, en dit stelsel is hun
niet onvoordeelig geweest, want met
het stijgen van deu kolenprijs is de
premie geklommen tot 40 pet. van het
vaste loonbedrag. In 1901 hebben de
maatschappijen nog 10 pet. premie er
bovenop moeten zetten, maar dat zou
slechts tot Mei 1902 gelden. De maat
schappijen wilden zich aan den termijn
van Mei 1902 houden, maar de mijn
werkers waren daar begrijpelijkerwijs
niet mee ingenomen. De prijs der
kolen is gedaald, zeiden de maatschap
pijen, en nu moet ook die 10 pet. ver
vallen. De werkstaking, die in October
1902 over de loonkwestie uitbrak, is
geëindigd met een scheidsrechterlijke
uitspraak, waarbij de maatschappijen
in het gelijk werden gesteld. De
scheidsrechter was van oordeel, dat de
mijnwerkers bij de lagere kolenprijzen
geen recht hadden op die 10 pet. premie-
verhooging. De mijnwerkers kregen
daarentegen een verbeterde pensioen
regeling. Tusschen 1902 en 1906 heeft
de premie 30 pet. bedragen.
De mijnwerkers eischen nu onder
meer, dat die 30 pet. bij het vaste loon
wordt getrokken en dan bovendien 15
pet. premie.
De ramp van Courrières heeft de
aandacht gevestigd op de geschiedenis
van de maatschappij, wier werklieden
voor een deel in de mijn hun graf
hebben gevonden. De aandeelen van
de mijnbouwmaatschappij van Cour
rières stonden vóór de ramp op de
Rijsselsche beurs op 3680 frank. Zij
vielen door de ramp op 2450, maar zijn
weer gestegen tot 2600. De maat
schappij is opgericht in 1852 met een
kapitaal van 6,000,000 frank, verdeeld
in 2000 aandeelen van 3000 frank.
Hiervan is gestort 300 frank. In 1897
zijn die 2000 aandeelen ingewisseld,
tegen 60,000 aandeelen van 100 frank
nominaal. In de eerste jaren na de
oprichting der maatschappij werd er
geen dividend uitgekeerd. Maar dat
werd beter in 1857. Toen werd er
uitgekeerd 150 frank per aandeel. De
aandeelhouders maakten toen dus op
eenmaal 50 pet. En dat gaat maar
voortdurend naar boven. In 1865 wordt
er 100 pet. uitgekeerd, in 1867 200 pet.
in 1890 wordt er uitgekeerd 2000 frank
per aandeel, dat is 666,66 percent. Ja,
in 1891 keert de maatschappij uit 2300
frank per aandeel, dat is 766,66 percent.
Dit is ook het allerhoogste van het
tijdperk vóór de omwisseling.
De koers der aandeelen is naar boven
gesprongen in overeenstemming met
die uitkeeringen, uitstortingen mag men
wel zeggen. Op een koerslijstje over
de jaren 1872 tot 1882 wordt als hoogste
koers opgegeven 55,000 frank. Het
papier, dat oorspronkelijk betaald was
met 300 frank, is op een gegeven
moment verhandeld tegen 55,000 frank.
Dat is nog eerst eens een voordeelige
geldbelegging geweest.
Wat de laatste jaren betreft, in 1904
maakte de maatschappij een netto-winst
van 6,000,000 frank. Er werd 100 pet.
dividend uitgekeerd, d. w. z. 100 pet.
van de in 1897 omgewisselde aandeelen.
Hoeveel dat zou worden als de oude
regeling van kapitaalverdeeling nog
gold, kan ieder uitrekenen.
Men verwachtte over 1905 nog hooger
dividend.
Deze cijfers zijn ontleend aan een
artikel van professor Milhaud van
Genève in de Courrier Européen en
aan de Frankfurter Ztg.
Om nog even op de laatste jaren
terug te komen. Het jaar 1900 spant
de kroon met een uitkeering van 1250
percent, zegge twaalfhonderd-en-vijftig.
De minister van justitie heeft Vrijdag
in den ministerraad medegedeeld, dat
er een instructie was geopend om de
personen op te sporen, die verant-
Waarom Er zijn immers meer-
menschen op de wereld."
„Ja, ach, daarom zou het ook niet
zijn.
„Compris, compris. Rentincks dochter
heeft hem ingepakt. Traurige geschichte
Zij naar den Haag, en hij hier! 't Geeft
niet, Mimie, niets, geloof me. Laat hij
liet uit zijn hoofd stellen, dat 's het ver
standigste, wat hij doen kan."
„Ach, zwager, spreek toch niet op dien
toon als hij hier zal zijn* ik moet u dat
te ernstiger verzoeken, naarmate ik meer
vrees, dat gij gelijk hebt, en dieVerhuizing
naar den Haag schromelijke gevolgen
hebben kan. Geloof toch niet, dat ik
een zelfzuchtige moeder ben. Ik zelf
heb hem aangeraden mij te verlaten,
maar hij heeft niet gewild, en hoe ik
ook aandrong, hij bleef er bij, en zie je,
zwager, dat moetje niet in hem afkeuren,
hij heeft zijne moeder lief en dat kan
hem niet ongelukkig, maken, noch hier
op aarde, noch daarboven."
„Nu nu, dat moet hij ook wel weigeren,
maar waarom heb je niet voorgesteld om
met hem meê te gaan
„Ach, zwager, zie mij toch aan, ben
ik dan iemand om te reizen, mij te ver
plaatsen Wel beu ik nog geen vijf en
veertig jaren, toch ben ik reeds afgeleefd."
En Ottewal zag haar aan, en hij ge
voelde dat er veel waarheid lag in hetgeen
zij zeide. Hij gevoelde meer, de moeie-
lijkheid van iematd, die overtuigd is
van nog veel te moeten zeggen, terwijl
hij evenzeer de convictie bezit, dat degene
die het aanhooren moet, tegen hetgeen
hij zeggen wil, niet bestand is. Hoe
gaarne had hij haar willen beduiden, dat
liefdes-connecties dwaasheden zijn, zoo
lang men niet overtuigd is van een bestaan,
dat het in ieder geval voor jonge lieden
zaak is, niet altijd bij moeder of meisje
te zitten, maar wereldkennis op te doen,
enz. enz. Maar de man, die nooit van
zijn hart een moordkuil maakte en die er
zijn eer in stelde, dat hij alles zei zoo
als zijn hart het hem ingaf (het klinkt
mooier maar wil hetzelfde zeggen als
„die alles zei wat hem voor zijn mond
kwam") werd hier verlegen onder het
gevoel van zijn onmacht, stond eens op,
liep een paar malen door de kamer, bleef
eindelijk voor een raam staan, en trom
melde met de vingers tegen de ruiten,
tot groote verveling van mevrouw van
Waren.
„Ha!" riep hij eensklaps uit, „daar
komt hij aan
Het gelaat der moeder klaarde geheel
op bij die heuchelijke tijding.
„Jawel, met het meisje aan zijn arm
ging hij lachende voort. „Nu, ze is een
lieve meid, dat kan ik niet ontkennen.
Het is hém niet kwalijk te nemen,"
mompelde hij in zich zeiven.
„Ja, 'tis waar ook," sprak mevrouw,
„je zult kennis met haar maken, mijnheer
Rentiuck is naar de stad en nu eet zij
van middag hier met ons mede."
Hugo met Agnes kwamen binnen.. Hij
wist niet dat oom van daag komen zou,
en had alle mogelijke moeite van zich
goed te houden. Geen gast kon hem
onaangenamer zijn, dan juist deze.
Men ging aan tafel. Hoe gedwongen
de positie van alle kanten ook wave,
toch was men niet stil, en dat kon ook
moeielijk waar Ottewal aanzat Hij, Hog
altijd vervuld van de „sentimenteele
dwaasheden" die hij had moeten slikken,
zonder ze te kunnen verteren, kon tócli
de gelegenheid onmogelijk laten voorbij
gaan, om aan zijn hart lucht te geven.
Hij koos dus een uitweg, en schimpte
op het, stille dorpsleven, noemde het een
„dooie boel" en gaf een beschrijving van
het leven in Rotterdam, waarvan. hij
alleen watertandde Mevrouw toch w rd
enkel afgemat van al dien luidruchtige:!
bluf, Agnes was te zeer vervuld van den
Haag en ook weinig aangetrokken door
wat den „zakenman" (in dezen geheel
iets anders dan zakelijken man) zóó zet r
in vervoering bracht. Hugo verdedigde
met gloed zijn dorpje, hij meende dat
alleen buiten nog waarachtige deugd te
vinden moest zijn, daar juist de beschrij
vingen van oom hem de overtuiging
schonken, dat in de groote steden, wat
er edels in den mensch sluimert, onder
al dat gedruisch moest verloren gaan.
„Ja," sprak mevrouw zacht, „dit geloof
ik wel, dat waar het leven, hetzij dan