HERMINGARDA. ze No. 1404. Woensdag 28 Februari 1000. I5e «laarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwseh-Vlaanderen F. DIELFMAN, AXEL. Kostelooze Inenting en Herinenting. De beperktheid onzer kennis. FEUILLETON. Itniienland. COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worde* naar nlaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AXEL, brengen ter kennis der inge zetenen, dat op Dinsdag 6, 13 en 20 Maart aanstaande, telkens des voormid dags van 9 tot 10 ure, ten Raadhuize gelegenheid zal worden gegeven tot Axel, den 27 Februari 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd D. J. OGGEL, Burgemeester. J. A. VAN VESSEM, Secretaris. Dezer dagen viel bij eene wandeling mijn oog op een vogel, zittende op een telegraafdraad en bezig zich de vleugels te reinigen. Wat was die draad voor dien vogel? Wat anders dan een steun en rustpunt het dier had geen begrip van het gees telijk verkeer, dat door tusschenkomst van dien draad over honderde, zoo niet duizende mijlen, door menschen werd aan geknoopt of onderhouden het bespeurde niet, hoe onder zijne pooten de menschen met elkander van gedachten wisselden. Behaaglijk vond het dat rustpunt en droomde voort zijn eigen leven. Onderwijl waren wellicht handelaren bezig langs dien draad gewichtige zaken van koopmanschap te behandelen, werden er door de eene regeering naar de andere belangrijke berichten overgeseind, deelde een bedroefde moeder de tijding mede «Wat wilt gij van mij, Hermingarda of Lucia, of hoe gij moogt heeten zeide ik, toen ik hare kamer binnen trad. «Ik kan toch niet anders, dan u met mijne biliyke verwijtiugen lastig vallen want aldus is op aarde nog geen mensch be drogen geworden, zoo als ik door uwe schijnheiligheid bedrogen werd." Zij antwoordde: »Don Bastiano, juist dat komt mij zeer vermakelijk voor. Is dan echter daarom donna Lucia minder schoon En kunt gij Lucia niet beminnen, zoo als Hermingarda?" Nu wilde ik neen zegg6n, doch alles in mij riep ja, en ik lag aan hare voeten, deed haai verwijtingen en aanbad haar. Ik wilde vluchten en bleef in hare armen hangen. Eene soort van krankzinnigheid maakte zich van my meester. Ik offerde mij aan haar op. Doch Marchess Lamentano kwam onze verstandhouding te weten. Tobn ik eens nit Lucia's kamer sloop, trad hij mij in de gaanderij te gemoet en rende met uit getrokken degen op mij los. Ik, ongewa pend, vlood in mijne kamer, hij mij na. Hy liet mij nauwelijks den tyd mijne wapenen te nemen. Bij de eerste stooten stortte de razende onzield op den grond. van het overlijden van haar kind, bracht de bruidegom een vriendelijken morgen groet aan zijne bruid, deed een reporter aan zyn blad mededeeling van het laat ste nieuws, dat nog in de avondeditie moest verschijnen, verkondigde een ge lukkig student den goeden uitslag van zijn examen aan zijne ouders of bracht de zoon of dochter voor zij het schip be stegen in de havenplaats, een laatst „Vaar wel" aan de vrienden op de plaats, waar hun wieg eens stond. Wat gaat er op zoo'n dag al niet langs een telegraafdraad Onderwijl zat het onnoozele dier met den snavel in zijne slagpennen te pluk ken en te pluizen. Hij had menschen dien draad zien spannen, dacht misschien dat zij het voor hom hadden gedaan, maar waarvoor het eigenlijk was geschied ging geheel buiten hem om. Op dienzelfden dag, in mijne kamer ge zeten trok eene vlieg mijne aandacht, 's Zomers, als het wemelt van vliegen, vindt men ze hinderlijk en poogt een grooten vliegenmoord tot stand te bren gen door belijmde stokjes, vliegenpapier en zoo al voort. Maar in het najaar gaan zij alle weg; slechts een enkele blijft over en we vinden het wel gezellig, dat die eene blijft; dan zit ik soms haar in hare bewegingen, die niet zoo vlug meer zijn, te bespieden en denk daarbij het mijne. Zoo was zij nu gezeten op een boek, op de tafel liggende, en scheen die rust plaats zeer behaaglijk te vinden. Het was de Kosmos van Humbold, waarop zij had plaats genomen. De vlieg was blijkbaar in vroolijke stemming, en Ik maakte dadelijk mijnen knecht wakker, die de paarden moest voorbrengen. Ik pakte in en vluchtte met Guiseppe, voor dat iemand op het kasteel ontwaakt was. GUISEPPE PAKT ZICH WEG. Wij namen onze richting naar het ge bergte van Abruzzo, want ik dacht aan don Piccolomini, en hoopte hem weder te vinden, dewijl het gerucht liep, dat hij het opperhoofd der ballingen was geworden, en veel volks bijeen verzameld had. Na- poli had voor mij geene waarde, sedert ik Hermingarda nad gevonden, gelijk ik althans geloofde. Daarentegen was mijn verlangen des te sterker, om 9emg bericht over het lot van den eerlij Een Thorhaimer te vernemen, als ook om mijnen vuur geest eerlijk en trouw te dienen, ten einde den Spiritus Familiaris te verkrijgen. Toen Guiseppe bespeurde waar mijne reis zou heenvoeren werd hij onrustig en angstig. Hij hield niet op, mij voor de bandieten te waarschuwen, die het ge bergte onveilig maakten, en verhaalde mij van hunne wreedheden. Hoewel ik nu den lafhartige op alle wyze troostte, ver trouwde hij het toch niet. En reeds in de eerste herberg, waar wij des nachts stil hielden, verliet hij mij en nam het paard mede. Ik gevoelde hierover niet veel spijt, er. heb hem ook gedurende mijn geheele leven niet weder gezien. Hij was een sluwe, leugenachtige knaap, deed wat hij wilde, e» was tot niets beters te wreef zich vergenoegd de voorpooten, streek zich daarmede over den kop en stelde zich aan als een ijdele jongejuffer. Nu zat zij op dat ingebonden boek kalm rond te zien het was voor haar een vlak, bijzonder geschikt om te rusten, eene plek, waar ze zich op haar gemak reinigen en tooien kon. Wat wist de vlieg van de groote waarde, die het boek had voor mij, van al de kennis, die er in werd medegedeeld Hetgeen het natuuronderzoek van alle tijden en volken in den loop der eeuwen, aan kennis had bijeenverzameld had Hum boldt in dit. werk beschreven onbehoor lijk georderdeen wereld van geleerd heid bevatte het en de vlieg begreep er niets van; voor haar was dat meester werk niets meer dan een geschikte plaats om te rusten. Een mensch maakt gaarne vergelijkin gen, tenminste, als het hem niet ontbreekt aan verbeelding. Die vogel op den draad en die vlieg op dat boek, brachten mij voor den geest de plaats voor den mensch in de wereld. Is hij, wat zijne kennis betreft, niet in menig opzicht aan die dieren gelijk? Wat weten wij van wat wij het «heelal» noemen O, verre van mij om met min achting te spreken over het natuuronder zoek der laatste eeuwwe hebben daar aan veel goeds te danken; maar toch, hoeveel onbegrepens en onbegrijpelijks is er in die natuur, hoevele dingen, welke de mensch, wegens de beperktheid zijner vermogens nooit zal kunnen verklaren Wij leven, maar leven, wat is dat Geen enkele verklaring, door geleerden gegeven, heeft dit raadsel verklaard. gebruiken, dan om schelmstukken uit te voeren. De oude Thorhaimer was toch een an dere kerel Ik vervolgde dus den volgenden dag alleen mijne weg, en zeer welgemoed. Zelfs donna Hermingarda ging mij niet ter hartewant ik hield niet op, haar te verachten, dewijl zij my bitter bedrogen had. Eu met haar was mij het geheele men- schelijk geslacht, alle genoegens des levens en mijn leven zelfs mij onverschillig ge worden. GBOOTE VERRASSINGEN. Denzelfden dag bereikte ik het stadje Celano, en nam daar mijn intrek, om dien nacht uit te rusten. Des morgens wekto mij een groot rumoer uit den slaap, en er was op straat zoo wel als in huis een geroep en geschreeuw, als of er brand was. Ik sprong haastig uit het bed en trok mijne kleederen aan. Nu werd de deur mijner kamer met geweld opengerukt, en vele gewapende heeren traden binnen, allen van een woest en krijgshaftig uit zicht. «Verduiveld don B stiano, vindt men u hier Ik dacht dat gij aan moes waart gehaEtaldus riep een van hen, en ik herkende met groote verwondering, den heer van Monte Marciano. Ik liep hem al spoedig vroolijk te gemoet, en de an deren groetten mij ook. Sommigen van Wij denken, maar denkenwat is dat? Ook al kon men er toe komen, nauw keurig de werking der hersenen te be schrijven, daarmede bleef toch het denken een mysterie. Zoo kan men voortgaan. De grond der dingen, de kiem van alle leven, och, wij zien zooveel, wij leven, en het is met ons als met dien vogel op den draad, die vlieg op het boek, onze kennis heeft grenzen. Zoo is bescheidenheid de stemming, die ons voegt. Wij aanschouwen het gordijn van een tooneel, de vei sieringen, die op het doek zijn aangebracht, maar wat achter het gordijn voorvalt weten wij niet. Goed, dat kennis alleen den mensch niet gelukkig maaktN. v N.) Toen we het officieele nieuws later uit Petoria over den terugtocht van Cron- jé ontvingen, kregen we den indruk, dat de toestand van den generaal volstrekt niet zoo wanhopig is, als de Engelsche telegrammen eerst melden. Cronjé had een wapenstilstand verzocht en hieruit trokken de Engelschen natuurlijk het besluit, dat Cronjé in moeilijkheden ver keerde doch het bleek, dat het slechts een krijgslist was. Voortdurend werd er door de Engelschen geschoten, maar geen 800 man hebben de Boeren verloren, zooals Roberts seinde; de gesneuvelden en gewonden bedroegen slechts 14 man De stelling van Cronjé schijnt zeer sterk te zijn. Roberts durft hem tenminste niet aanvallen. hen behoorden tot die, welke ik te BologDa gezien had, ook Marco de Sciarra en Batis- tello del Aratro. Daarop begeerde don Alfonso, aan wien ik wel bemerkte, dat hij de voornaamste van allen was, te hooren, hoe ik het ge vecht niet ver van Bologna, ontkomen was, en welke ontmoetingen ik sedert dien tyd ondervonden had En hg bracht mij ter zijde in eene kamer en vroeg: »hbbt gij nu ondervonden dat de vuurgeest u goede diensten bewijst Doch ik wist van den Spiritus Familiaris, dat ik u hier zou ontmoeten, daarom ben ik naar Celano opgebroken en hierheen gekomen. Volg mij nu als een dapper krijgsman in het veld. Het zal u niet berouwen. U alleen vertrouw ik het toe, het kasteeltje Cicoli te veroveren, en tot belooning beloof ik u het schoonste der aarde, daarin te vinden." «Mynheer," zeide ik, «zend mij, waar heen gy wiltik tel mijn leven niet, sedert ik het schoonste op aarde verloren heb." «Hoe meent gy dat?" vroeg don Al fonso «is u de vuurgeest afgenomen «In het geheel nietdoch hij heeft een dof schijnsel." «Zoo moet gij hem voeden en versterken hij versmacht bij u, dewijl gij hem geene spijs toereikt." «Hoe moet ik hem voeden?" «Stel hem van tijd tot tijd aan de zon bloothy voedt zich met hare stralen,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1900 | | pagina 1