ar
IIERMIKG AKU A.
Ao. 1302.
Vloensdag 17 Januari 1000.
S5e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwse li- Vlaanderen
F. IHFLKMAIV,
AXEL.
Onrechtvaardig oordeelen.
FEUILLETON.
Buitenland.
wii.siiii:
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar olaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
We zijn dikwerf zoo schromelijk on
rechtvaardig in ons oordeel.
Wat ligt eerder ons bij dan een hard
vonnis te vallen over menschen, die eene
of andere daad hebben bedreven, welke
wij, van de hoogte van ons zedelijk
denken, veroordeelen
Toch, als we hadden onderzocht, hoe
zij tot die daad gekomen waren, als bij
ons oordeel rekening was gehouden met
de omstandigheden, waaronder zij ver
keerden, met den invloed der omgeving,
dien zij hadden ondergaan, dan zou zeer
zeker de daad zelf wel evenzeer onze
verontwaardiging opwekken, maar inge
houden zou worden het onbillijke vonnis
over den persoon, en, in plaats van ver
achting, ontkiemde dan medelijden voor
hen in ons hart.
Een predikant, tot wiens taak het be
hoorde, de gevangenen te bezoeken, zei
mij eens. als vrucht zijner ervaring:
„Och, als ik geweest was in hunne plaats,
geleefd had in denzelfden kring en onder
gelijken invloed, dan zou ik wellicht
soortgelijke daad hebben volbracht en nu
ook hun lot deelen."
Dat was een woord vol wijsheid en
gaf het bewijs, dat die man de groote
kunst had verstaan om, voordat hij von
niste, zichzelven te verplaatsen in den
toestand der menschen, over wie zijne
herderlijke zorg ging.
Er is in ons een zekere traagheid om
te onderzoeken, hoe iemand kwam tot
het onaangename woord, door hem ge
sproken, de slechte handeling, door hem
bedreven. Dat woord, die handeling,
HET VERDRAG.
Toen wij alleen waren, bond don Alfon
so op nieuw eenen doek voor myne oogen
even als voordat wij hier gekomen waren.
Doch het was niet noodig geweest, want
de slaap drukte met geweld mijne oogen
dicht, zcodat ik na een kort gesprek, als
gevoelloos nederzonk. Ook ben ik niet
ontwaakt, tot voor de poorten van het
stadje Pescbiera, waar mijn geleider mij
wakker schudde en mij den blinddoek voor
het gezicht weg nam. De dag brak reeds aan
Toen ik nu de stad weder zag en de
herberg en spoedig hierop Thoihaimer,
dacht ik niet anders, dan dat het alles,
hetgeen ik den atgeloopen nacht gezien
had, een droom was geweest, Doch don
Alfonso nam mij ter zijde en zeide »bin-
nen weinige uren ga ik van hier weder
op reis, en laat u alleen, Basliano, Gij
hebt de macht van den Spritus Famili-
aris ondervonden, het staat nu aan u zei
ven, dien te bewaren en mij weder te
zien,"
»Het was dus toch geen dioom, noch
begoocheling, wat ik heb ondervonden?"
riep ik uit.
»Het zijn maar kleinigheden geweest,
welke misschien zeer droeve gevolgen
na zich sleepten, voor dien mensch en
zijnen kring, worden dan op zich zelf
beschouwd, buiten samenhang met de
omstandigheden en stemmingen, die er
aanleiding toe gaven, en wie op die
wijze zijn oordeel opmaakt, zijn vonnis
velt, begaat een groote onrechtvaardigheid.
Let er maar eens op, hoe gy zelf ge
neigd zijt het door u bedreven kwaad
als 't ware te verontschuldigen Gij
spreekt dan over de macht der verleidiug,
over de ontoerekenbaarheid, omdat ge
niet geheel nuchter waart, van het klem
mend betoog desgenen, die aan uwe zijde
ging en u overhaalde, van ja, van
hoevele dingen? Gij hebt gelijk. Zeker,
daarmede wordt de daad, als zij slecht
is. niet mindei veroordeelenswaard, daar
mede legt gij wel de verklaring af van
karakterzwakheid en de rouw over het
bedrevene behoeft daarom niet te wor
den weggecijferd, maar toch, - al die
dingen mogen eenigszins als verzachten -
de omstandigheden gelden, waardoor ge
zelf zegt niet zoo'n streng vonnis van
de zijde uwer medemenschen verdiend
te hebben.
Is het niet de schoone taak van den
advocaat, die verzachtende omstandig
heden op te sporen en te gebruiken in
zijn pleidooi, opdat de straf der beschul
digden worde verminderd?
Is het niet de taak van ouders en
opvoeders ook daarmede rekening te
houden, opdat ze niet onrechtvaardig
mogen oordeelen over de jeugd, die aan
hunne zorgen is toevertrouwd en opdat
ze, ter voorkoming van het kwaad, de
goede wegen inslaan?
die ik u vertoonde. BedeDk, wat gij uu
wilt beginnen."
»Het is reeds zoo goed als bedacht.
ïk wil den Vuurgeest dienen, drie maal
zeven maanden, zeven weken, zeven da
gen. Doch hoe verkrijg ik den Vuurgeest
»Dat zult gij ter zijner tijd vernemen.
Thans verlang ik van u drie dingen,
zonder welke gij den Vuurgeed zelfs niet
veikiijgt. Deze drie zijn Stilzwijgendheid
Oprechtheid van hart en Zelfsverloocne-
ning. Wilt gij die beloven
Toon ik dit beloofd had, vervolgde hij
»Leg dus uwe proef af: gij moet tegen
iedereen zwegen van hetgeen u wederva
ren is, evenals van datgene dat gij zoekt.
Een woord ontrooft u alles. Vervolgens
moet gij mij opgeven, hoeveel geld gij kunt
aanbrengeu doch duizend goudstukken
moet gij gereed houden, om aan degene
te geven, die u het geheim vaD den Vuur
geest zal verkoopen."
Ik verschrikte en zeide»zooveel geld
heb ik nieten weet het ook niet eerder
dan over twee maanden bijeen te bren
gen." Hij haalde den schouder op en zeide
»Op den eersten dag van Mei vindt gij
mij weder hier, Bastiano Heb gij tot
dien tijd toe het stilzwijgen bewaard, en
hebt gestort, kom dan naar Pescbiera, mij
hier in dit huis afhalen. Al het andere
zal zich dan wel vinden. Docb ik zeg u
dat gij niet zoo spoedig naar Duitschland
zult kunnen terugkeeren, daar u opgeiegd
is nog andere zaken te verrichten. Gij
Het is vaak droef om te zien, hoe
dat vergeten wordt en onhandige straf
fen worden uitgedeeld, die niet tot ver
betering, maar ter verwijdering, ja, soms
tot baloorigheid leiden.
Ik ken eene vertelling, mij door mijn
onderwijzer medegedeeld en die op ons,
we waren toen jongens van 9 A 10jaar,
een diepen indruk maakte. Hij vertelde
het ons als eene ontmoeting, die hij zelf
jaren geleden had gehad.
Op zekeren morgen deed hij, zooals
gewoonlijk, zijn ochtendwandeiing en
ging voorbij een koestal.
Juist was de knecht bezig het vee, uit te
drijven. Het werd door hem gedaan al
vloekend, razend, scheldend en hy sloeg
er met een stok tevens duchtig op los
Meester, die zoo dikwerf ons tegen
dierenmishandeling had gewaarschuwd,
was ook naar den boer gegaan en had
hem toegeroepen „Ge schijnt in slecht
humeur te zijn om zoo met den stok
uwe beesten te slaan. Dat is geen
vroolijk ochtendwerk."
„Neen, dat is het ook niet", hernam
de boer, „maar het ligt niet aan mij.
doch aan dat domme vee Wanneer ik
het des ochtends wil uitdrijven, is er
geen gang in te krijgen Zij bukken
met de koppen naar de grond en staan
bijna onbeweeglijk stil. Als ik niet be
gint met vloeken en schelden en slaan,
zouden ze den stal niet verlaten!"
Toen had meester hem geleerd, dat
die beesten niet anders konden. Immers,
dat die koeien niet snel naar buiten
liepen, was heel natuurlijk. Uit het
donker komende, moesten de oogen eerst
gewennen aan het helle licht, dat van
zult te velde trekken, en als een dapper
ruiter in den oorlog rondzwerven, en met
afwisseling van genot en ontbering, een
vroolijk leven leideo."
Hierop beloofde ik hem naar huis te schrij
ven over die groote som geldo, en mocht
ik dien op den bepaalden tijd ontvangen,
mij zonder fout te Peschiera te laten vin
den, en het overige af te wachten.
Aldus spraken wij alles met elkander
af :..daa™p nam afscbeid van mij, om
gelijk hij hoopte, mij spoedig in persoon
weder te ontmoeten. Ik begaf mij echter
met Thorhaimer naar Verona, en schreef
dadelijk den gelukkigen uitslag rayner po
gingen naar Duitschland, met dringend
verlangen, wanneer alles niet verloren zou
zijD, de benoodigde som gelds op den eer
sten dag van Mei te ontvangen.
Te Verona had niemand mijne afwezig
heid opgemerkt, ook hield ik mij jegens
Bivilacqua en alle mijne vrienden, als of
er niets was voorgevallen. Ik bracht
mijnen tijd met allerlei vermakelijkheden,
door. Ook was ik niet ongelukkig bij de
vrouwen, want zij houden veel van de
Duitschers, en gelooven, dat een Duit
scher getrouwer is, dan een Italiaan. Doch
ik wachtte mij wel voor donna Mathilda
de gemalin van Ghisilieri, hoewel zij geene
aanlokselen spaarde, om mij te verleiden.
Want don Alfonso had mij de waarheid
gezegd en niet tevergeefs gewaarschuwd
gelijk ik later vernam.
Toen nu het schocne saizoen naderde
buiten af ze tegemoet stroomde. Dat
eischte tijd.
Of de boer het begrepen heeft?
Of wij rechtvaardiger zij in ons oor
deelen en handelen? N. v. N.
De stilte, die waarschijnlijk een groote
gebeurtenis voorafgaat, blijft nog steeds
voortduren in Zuid-Afrika.
Generaal Bulier schijnt echter de laat
ste dagen niet stil gezeten te hebben.
Hij moet getracht hebben de Boeren-
stellingen aan de Tugela rivier over te
trekken Dit schjjnt gelukt te zijn want
thans marcheert hij noorderlijk naar
Springfield, dat westelijk van Colenso
aan gene zijde van de Tugela rivier ligt,
doch waar de reeks van sterke ver
schansingen, die de Boeren langs den
linkeroever hebben opgeworpen, eindigen.
Latere berichten spreken dit echter weer
tegen.
Het optrekken van Bulier naar Pot
gietersdrift, zou hun tegenover de stelling
der Boeren aan de verbinding van de
groote en de kleine Tugela brengen. De
voornaamste stelling der Boeren heeft
Bulier dus nu aan zijn rechterhand en
zoo hy het daar nu een poosje kan uit
houden, kan hij de linkerflank van ge
neraal Joubert bedreigen.
Neme we nu eens aan dat Bulier
Springfield reeds heeft bereikt, dat het
hem gelukt is de Tugelarivier te pas-
seeren, dan stuit hij ten slotte toch op
een reusachtige verschansing der Boeren.
Id ieder geval zouden de Boeren dan
toch in een moeilijke positie verkeeren
begon ik baDg te wordeD, dat ik door den
ouden W( lzer vergeten was, want er kwam
noch brief, noch geld. Ook maakte Bevi-
lacqua zich tot de reis naar Rome gereed
en verzocht mij dringend hem te verge
zellen. Doch ik bleef onder allerlei voor
wendsels te Verona achter en hij reisde
dus allen heen, nochtans beloofde, ik hem
aldaar te zullen opzooken, wanneer mijn
weg mij daar langs voerde, want ik zou
gedurende het zomersaizoen eene groote
reis door Italië doen,
EEN MOORD.
Op den zeventwingtigsten dag van April
had ik een groot geluk en ongeluk te ge
lijk. Want op dezen dag ontving ik eenen
zwaren brief met wissels en aanwijzigen
om geld te ontvangen, meer dan ik noo
dig had. De oude graaf was over het wel
slagen mijner navorschingen zeer te vre-
der,doch hij gelastte mij, mijn best te
doen den Spiritus Familiaris vroeger in
handen te krijgen, dan in het verdrag met
Don Alfonso bepaald was, als zou het nog
eens zoo veel kosteD.
Nu riep ik Thorhaimer, en beval hem,
alles tot het vertrek in gereedheid te bren
gen gaf hem geld om onze schulden te
betalen, en nog meer om zich eens te goed
te doen, want ik was uitgelaten van blijd-
scnap, zoo dicht bij het doel te zijn en
jegens den heer van Monte Marciano mijn
woord te kunnen houden.