No. 1082. Woensdag 0 Januari 1897. 12e Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwseh-Vlaanderen F. DIELEMAN, AXEL. Bnitenland. FEUILLETON Voor honderd jaren. Een drentsch verhaal. AXELSCHE EOIIBANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 oent; voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Een zeer duidelijke verklaring van de ramp, welke de omstreken van Killarney treft, hebben wij tot dusver in de Engel sche bladen niet gevonden. De veenachtige massa, welke een oppervlakte van omstreeks 64 bunders besloeg en ongeveer 10 meters diep was, is des nachts aan bet schuiven gegaan, waarschijnlijk tengevolge van de hevige regens, welke de vorige weken waren gevallen. Maar het is niet duidelijk of de massa tot dusver werd tegengehouden door een vaste bedding, en of deze dooi de een of andere oorzaak ditmaal ophield weerstand te bieden. Hoe dit zjj, de massa heeft zich des nachts, zonder dat iemand het bemerkte, in beweging gezeten toen de boeren Maandagochtend ter markt gingen, zagen zij tot hunne verbazing het geheele voorkomen der streek verandeid. Over een afstand van ecnige mijlen was alles wat stond verdwenen, en de grond bedekt met een vrij dikke massa, welke als papachtig wordt voorgesteld, maar tocb weer vast genoeg was, om den loop van twee riviertjes te stremmen, met het gevolg dat een groot deel van den omtrek, dat van de grondschuiving bleef verschoond, onder water werd gezet. De stremmendp invloed van den schuivenden grond is te merkwaardiger, omdat de riviertjes een zoo sterk verval hadden, dat de waterkracht voldoende was voor eenige dynamos tot opwekking van electiciteit, ten behoeve van de verlichting van het krankzinnigenge sticht en andere gebouwen te Killarney, welke eensklaps in duisternis zijn gehuld wat te erger was omdat juist een paar dagen vroeger de gasleiding was wegge nomen. »Zustei in den Heere," sprak Leffert op fleemenden toon, »ocb, dat gij wildet zeggen als Ruth waar gij znlt heengaan zal ik ook heengaan, en waar gij zult ver nachten, zal ik vernachten." „Leffert," riep de schuchtere, de snoode bedoelingen van haren geleider nu eerst recht begrjjpende. »bt antwoordde Leffert, en na Zjjne blikken haastig in he^ rond ge worpen te hebben, om te weten of hij ook bespied kon worden, omvatte hij het aardige weeuwtje, ten einde haar te kussen. »0 God, help, help 1" riep zij. »Gemeene hond, verdoemde huichelaar," klonk de basstem van Koolstra, terwijl hp zijn schuilhoek verliet en als woedend op Leffert toesprong. Een korte kreet van schrik en angst ontsnapte Leffert, die, zonder zich een oogenblik te bedenken, zijne hielen lichtte en als een gejaagde over het korenveld Ijlde. Niet minder snel zette de kloeke smid dep onverlaat na, en al bleef Lefferts rappe De hoeve, die door de slijkerige massa verzwolgen werd. en waarbij de boer zijne vrouw en zes kinderen zijn omgekomen, met al het vee, behoorde aan lord Kenmare. Het lijk van den boer en dat zijner vrouw zijn teruggevonden. Alleen de hond der hoeve schijnt door instinct gewaarschuwd te zijn voor het dreigende onheil, want hij had bijtijds de vlucht genomen. Het gezin was Zondag avond vroegtijdig te bed gegaan, en den volgenden morgen was er van de woning geen spoor meer te bekennen. De juiste tijd, waarop het onheil moet gebeurd zijn, is niet nauwkeurig bekend, maar de naastbij wonende landlieden hoorden "s morgens in de vroegte, nadat het den geheelen nacht hevig gewaaid en geregend had, een ge rommel als van een onweer in de verte, gepaard met een dreuning van den grond, zoodat men eerst aan een aardbeving dacht. Andere slachtoffers schijnt de grondver schuiving niet gemaakt te hebben, maar vele omwonenden hebben groote schade geleden, voorai aan hun land. Verder zijn vele wegen bedorven en bruggen weggeschoven. Een der Engelsche bladen gewaagt ook van een kruithuis, dat verdwenen is. De toeschouwers, die, voor zoover de wegen dit toelieten, van alle kanten naar de plaats der ramp kwamen, zijn vooral getroffen door de doodsche stilte, welke daar heerscht. Op sommige plaatsen zit de massa vast, op andere, waar zij meer met water ver mengd is, vloeit zij over hooggelegen wegen, op de landen aan de andere zijde. Over de verdere gevolgen van de ramp verkeert men nog in het onzekere maar de massa was volgens de laatste berichten, voet geruimen tijd eenig voordeel op dien van Koolstia behalen, in 't einde evenwel haalde deze hem in. »Hier, schurk," donderde Koolstra, ter wijl hjj Leffert in den kraag greep, »mijn geest is vaardig om tot u te spreken, maar nog vaardiger mijne hand om u at te rossen." Eene hevige worsteling greep tusschen hen plaats. »Wïe geeft u 't recht om n:ij te slaan schreeuwde Leffert »Dat recht geef ik mij zeiven, deug niet," antwoordde Koolstra, die nu, zijne rechter hand vrij hebbende, den schijn vromen Leffert lirks en rechts zoo vél- wel aangebrachte slagen toetelde, als deze misschien nog nooit ontvangen had. „Houd op, gij slaat mij doodbad Leffert. „Geen nood," riep zijn kastpder, met verdubbelde kracht toeslaande. „O God, erbarmiug, erbarming!"kreunde Leffert. Vermoeid door 't snelle loopen, de daarop gevolgde worsteling en het toebrengen dei- slagen, zag Koolstra zich eindelijk genood zaakt, de lichamelijke kastijding te doeji ophouden. »Ga daar zitten, schurk," gebood hij. Lal van aard en wellicht ook door zijn geweten beschuldigd, richtte de ellendeling zich op en nam tegenover den smid „Hoor nu wat rniju geest getuigt," be- na een korte rust, weer in beweging. Aan middelen om haar tot staan te brengen, kan natuurlijk niet worden gedacht. De vrij gebrekkige plaatsbeschrijving der En gelsche bladen doet ons vermoeden, dat het meer van Killarney een bergplaats kan zijn, waar de massa tot rust kau komeo, althans zoo met water vermengd wordt, dat zij het gevaarlijke karakter verliest. Het schijnt dat de Flesk een rivier welke nog al veel water bevat, en door den aan houdenden regen nog zwelt, een gedeelte van de brei afvoert. Maar er zal heel wat water noodig zijn om alles weg te spoelen. Zoo aanhoudende droogte inviel, zou men spoedig op weiland en rotsgrond turf kunnen steken. Maar zulk een omkeer in het weer is natuurlijk in de eersts maanden niet te verwachten. Latere berichten stellen de mogelijkheid, dat de grondverplaatsing is begonnen onder den invloed van onderaardsche stroomen, welke door de regens van vóór Kerstmis, krachtiger waren geworden. Het tooneel van de ramp ligt in een vallei, ongeveer 12C0 E. voet boven de oppervlakte van de zee Men kan "daardoor eenigzins nagaan, welke richting de massa zal nemen, waarom de huizen vast worden verlaten. De Hamb. Nachr. meldt, dat van de Fransche artillerie reeds eenige batterpen bewapend zijn met het nieuwe geschut, betgeen Duitschland tot algemeene invoe ring zou verplichten. In het geheel zouden voor de Duitsclie artillerie 2500 nieuwe kanonnen en 50.000 voertuigen zijn aan geschaft en in de arsenalen geborgen. De Temps vraagt van waar het geld moet zijn gekomen, dat de Duitsche re- gon Koolstra. „Gjj zijt een schurk en bedrieger gij mest u vet met het zuur verworven brood van weduwen en weezen, van zwakken en onkundigen. Gij hebt den Heere God in wen mond, maar den duivel in uw hart. Gij zijt een luiaard, een huichelaar, een diefvraag het aan uw geweteD, als het niet geheel verstaald is, of ik niet de waarheid spreek Gij zijt eene pest in ons kerspel en ik zeg je, dat alles moet een eind nemen." Leffert zweeg. „Is uw leren u lief," vei volgde de smid, >maak dan dat ge ten eersten van hier komt." »Ik kan niet," was het kermend ant woord waarachtig, ik kan nietheb toch medelijden, baas, ik ben een gansch be dorven man, als ik Bedorven of niet bedorven, gij moet, gij zult „En ik zeg u, dat ik 't niet kan waar zal ik vinden wat ik hier heb >Dat raakt niet, gp zult van hier, of »Hoor, hoor, baas Koolstra." »Nu »Laat mij blijver, en ik wil u be loven." Wat »Dat ik geene enkele maal weer zal oefenen." »En geene eerbare weduwen op den openbaren weg zult geering in staat heeft gesteld zoo groote uitgaven te doen. Op het laatste oogenblik van zijn be wind heeft de aftredende bondspresident van Zwitserland uitspraak gedaan in een geschil tusschen een Franschman en Vene zuela. De klager, die groote inrichtingen in Venezuela exploiteerde, beweerde dat deze waren ondergegaan door onrechtmatige handelingen van de overheid. Alle stappen om herstel van recht te verkrijgen waren vergeefsch, waarom hij de tusschen komst van de Fransche regeering inriep. Dit had tengevolge dat nu 5 jaar geleden tusschen de beide republieken werd overeengekomen, de zaak door een scheidsi echter te doen beslissen. Als zoodanig werd aangewezen de president van den Zwitserschen bond. Deze heeft een deel der geopperde grieven als juist erkend, en Venezuela veroordeeld tot betaling eener schadevergoeding van 4.348.656 francs. De eisch met betrekking tot een verleende spoorwegconsessie werd afgewezen. De Porte wil bezuinigen door inkrim ping van het leger. Maar ook dat kost geld. Zoolang de troepen onder de wapens zijn, gaat het moeielijk huil de soldij te onthouden, maar als men ze afdankt, gaat dat lieelemaal niet. Dat heeft men Maandag ondervonden, toen 2000 afgedankte marine soldaten, met knuppels gewapend, bijeen kwamen, om te protesteeren tegen het niet uitbetalen dei achterstallige soldjj van 10 maanden, terwijl men hen bovendien niet eens in staat had gesteld, huiswaarts te gaan. De ontevredenen nestelden zich in een voorstad en bezetten de poort van het arsenaal. Eerst nadat men 48 uren onder handeld had en twee maanden soldij had uitgekeerd, trokken de mannen af. >Baas, gjj verdenkt mij verkeerd." „Hoe?" „Waarachtig, uwe drift beschuldigt mjj valschelijk >Houd den mond, leugenaar," bulderde Koolstra terwijl hij Leffert in de borst greep. Veischrikt sprong deze op, doch voelde in 't zelfde oogenblik zich weder onzacht op den grond geworpen. „Herroep het, dat ik u valscb beschul digd heb," hernam Koolstra gebiedend, „of wij zullen elkander nader spreken." „Ik word overbluft ik heb geen keus." »Ik wil overtuigingen verlang waarheid spreek op God hoort ons." i Vleesch en geest zijn tweeerlei, en 't vleesch, dat is de oude menscb, voert wel eens heerschappij over den geest." »Dus gij erkent „Laat af van mjj ik beloof alles alles." »Ook dat gij onze schapen ongemoeid zult laten „Baas, ik versta je niet." »Schapendief, verstaat ge dat woord?" >Wie beschuldigt mij als zoodanig?" „Ik, Leffert ik." »Dat zal u zwaar vallen te bewijzen." „Dat zal het juist, en daarom zeg ik 't u onder vier oogen stond het bewjjs aan mij, Leffert, gij zoudt niet meer uw eigen man zijn. Genoeg, gij hoort, hoe iko.-er u denk, wees dus op uwe hoede

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1897 | | pagina 1