I
i\(>. im.
Woensdag 5 1895.
I I' Jaar|*'.
/t i
Nieuws- en Advertentieblad
voor Z e e u w s c h - V I a a 11 d e r c n«
F. Ill ELEM A A,
AXELSCHE
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tol dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Kan het mond- en klauwzeer in
Nederland geweerd worden?
Een tweede factor, die veel bijdraagt
tot uitbreiding van het mond en klauw
zeer, is bet onvoldoend veeartsenijkundig
toezicht. Gedeputeerde Staten van
Friesland hebben dan ook in dien zin
eene circulaire aan de gemeentebesturen
in die provincie gezonden. In den regel
storen zich gemeentebesturen, als het
geld moet kosten, niet veel aan zulks
circulaireszij worden meestal voor
kennisgeving aangenomen, adres de
circulaires betreffende vleesckkeuring
Tot nu toe {wordt slechts op de groote
markten, zooals Rotterdam, Utrecht enz.
het vee door veeartsen onderzocht. Overal
waar vee wordt verkocht of naar mark
ten, tentoonstellingen of andere plaatsen
wordt verzonden, is eene goede keuring
hoog noodig. Deze keuiing mag niet
bestaan in het bezien der beesten maar
de muil van ieder beest moet, voordat
liet op de markt wordt toegelaten, open
getrokken en goed be keken worden
dan zal het Diet meer voorkomen, dat
een dertig stuks vee, die door twee vee
artsen op verschillende plaatsen waren
onderzocht, op de plaatsen van bestem
ming gekomen, bijna allen besmet bleken
te zijn met mond- en klauwzeer. Vefder
moet er voor gezorgd worden, dat vee
wagens, veeterreinen en veeslallingen
goed worden ontsmet, wat dikwijls maar
al te veel te wenschen overlaat- Wordt
dit nagelaten, dan zijn het broeinesten
voor de besmetting.
Het is treurig in de verslagen over
landbouwvergadeiingen te moeten lezen,
dat mannen van naam durven beweren,
dat ontsmetting der stallen niet noodig
is en den landbouwers vele moeilijkhe
den berokkent. Gelukkig zijn de land
bouwers hier van een ander oordeel en
stelt men nog zelf mannen aan het
werk, opdat de desinfettctie spoedig en
goed zoude worden verricht- Dat de
desinfectie der stallen in geen geval mag
worden nagelaten, kan uit het volgende
blyken- Toen het mond en klauwzeer
nog niet onder de besmettelijke veeziek
ten was opgenomen, kochten de slagers
hun vee, als het hier schaarsob begon
te worden, op de markt te Gent. Muil
plaag was daar destijds schering en inslag.
Een slager bracht een paar vette beesten
mede lijdende aan mond- en klauwzeer.
De beesten werden geslacht, maar de
stal werd niet gedesinfecteerd- Nieuw
aangekocht vee werd op den stal ge
plaatst en kreeg de ziekte. Dit herhaalde
zich nog een paar maal. Nu werd de
stal goed gedesinfecteerd maar dat hielp
niets meer. De slager heeft de kribbe
moeten uitbrekenen de beesten, die
later op den stal werden geplaatst,
bleven vrij van het mond en klauwzeer.
Om nog meer licht aangaande de be
smettelijkheid van het mond en klauw
zeer te verkrijgen, dient er door de
regeering en ook door de hoofdbesturen
van de maatschappijen van landbouw
eene deskundige commissie van veeart
sen en landbouwers te worden benoemd,
die zal hebben na te gaan in hoeverre
wetswijziging qoodig is, om in het ver
volg het mond- en klauwzeer met goed
gevolg te kunnen bestrijden en de grie
ven der landbouwers weg te nemen, die
zich bij de jongste epidemie hebben
voorgedaan.
Het mag verwondering wekken, dat
het mond- en klauwzeer en de grens
kwestie niet op de agenda der algemeene
vergadering te Zierikzee ter bespreking i»
voorgekomen. Bimetallisms is iets waar
van onze landbouweis bijna niets begrij
pen en waarover men het nog lang niet
e9ns is of het wel de goedkoopte van
het zilver is dat onze graanprijzen zoo
heeft doen dalen. Koeien en paarden zijn
in weerwil van ons internationaal niet-
bémetallistisch stelsel zeer duur. Dat
de sluiting der Belgische, Duitsohe en
Fransche grenzen ons millioenen schade
berokkent, daaraan twijfelt niemand.
Eene bespreking daarover te Zierikzee
had niet mogen uitblijven.
Het is de goedkoopte van het zilver
niet die onze graanprijzen doet dalen,
maar het ijzer der stoombooten. Het
volgende moge als bewijs daarvan dienen,
Een paar kooplui te Gent heoben be
proefd Amerikaansche iandbouwpaarden
in te voeren. Met het eerste transport
paarden kwam men nog al goed over.
De paarden werden voor 800 francs ver
kocht. Het waren flinke paarden en de
prijs wa& zekor 200 300 francs bene
den de waarde. Het tweede transport
viel tegen. Elf paarden stierven gedu
rende de reis en de overige waren door
verwondingen en ziekten zoo toegetakeld,
dat bedoelde kooplui er niet meer op
belust zijn om nog Amerikaansche paar
den in te voeren. Was Amerika slechts
4 of 5 dagreizen van Europa verwijderd,
dan waren onze paarden even goedkoop
als onze granen.
Het is te hopen dat ditmaal niet aan
eens doovemans deur zal zijn geklopt,
maar dat de vraag, kan het mond- en
klauwzeer in Nederland geweerd worden
spoedig worde opgelost.
J. BAUWENS,
Piovinciale Veearts.
Axel, 1 Juli 1895.
Goedkeuring der overeenkomst met Belgie
van 30 Maart 1894met bijbehoorende
verklaring van 7 December 1894, tot
regeling der toelating van den invoer
van vee en mest voor beweidingbeak
kering en bemesting der grenslanderijen.
Blijkens het voorloopig verslag werd
vrij algemeen dit wetsontwerp iü de af
deelingen der Kamer met weinig ingeno
menheid ontvanger.. Men wees er op, dat
de ter goedkeuring aangeboden overeen
komst veel meer strekt ter bevordering
van Belgische belangen dar. Van Neder-
landsche, aangezien het aantal Belgen,
die grond en weide in Nederland gebruiken,
veel grooter is dan dat der Nederlanders,
die Belgische grensdianerijen exploiteeren,
Op grond hiervan was men van oordeel,
dat tegenover deze concessie van Neder
land ook van Belgische zijde behoorde te
worden tegemoet gekomen aan billijke
wenschen van den Nederlandscben land
bouw.
Tot staving van dit gevoelen werd in
de eerste plaats in herinnering gebracht,
wat aan het ontwerpen van dezeovereer,-
komst is voorafgegaan.
Van de grensbewoners, vooral aan de
Belgische zijde, werden aanhoudend klach
ten vernomen betreffende de belemmering
bij beweiding, beakkering en bemesting
van over de grens gelegen landerijen.
Inderdaad waren sommige bepalingen in
de daarvoor uitgereikte vergunningen on-
noodig drukkend. Ter verbetering "an
dien toestand, die eenige spanning in de
verhouding der wederzijdsche grensbewo
ners teweegbracht, werd in den zomer van
1893 overleg gepleegd tusschen de
Zeeuwsche maatschappij van landbouw en
een belangrijk landbouwgenootschap in de
Belgische provincie Oost-Vlaanderen (het
lanbouwcomité van Eecloo). Het gevolg
van dit overleg was. dat een adres werd
samengesteld, bestemd voor de legeeringen
van Nederland en Belgie.
In dit adres werd aangetoond, welke
bezwaren aan de tot dusver door Nederland
uitgereikte vergunningen walen verbonden
(onnoodige formaliteiten, hooge kosten
van zegel, leges en keuiing), waardoor
vooral de Belgische grensbewoners werden
gedrukt, en tevens werd op de groote
nadeelen gewezen die de Zeeuwsche land
bouwers, in het bijzonder die, welke in
Zeeuwsch Vlaanderen langs de grens wonen,
Ondervonden door het verbod van invoer
van varkens in Belgie.
Op bet oogenblik; waarop bet adres
werd samengesteld, was do invoer van
rundvee in Belgie langs bepaald aange
wezen kantoren geoorloofd. Men kon er
zich dus van Nederlandsche zijde toe be
palen, te herinneren aan den last uit de
voorgeschreven quarantaine (die spoedig
werd opgeheven) voortvloeiende en op het
bezwarende voor den Nederlandschen vee
handelaar van de invoerrechten.
In September 1893 weid het gevoelen
van de Zeeuwsche Maatschappij van
Landbouw over deze geheeleaangelegenheid
ingewonnen door het Nederlandsche LanJ-
bouwcomité. Het bestuur dier Maatschappij
gaf een zeer uitvoerig advies, volkomen
in overeenstemming met de strekking van
het genoemde adres, en waarbij de wen-
schelijkheid werd betoogd, om tegelijkertijd
tot regeling van de verschillende betrokken
landbouwbelangen tusschen de beide landen
te komen.
Van de Nederlandsche Regeering bleef
het antwoord op het adres der Nederland
sche en Belgische Landbou wgenootschappen
uitdoch van den Belgischen ministei
van landbouw werd het bericht ontvangen,
dat de bepalingen der in behandeling
zijnde overeenkomst betreffende het bewei
den, beakkeren en bemesten van grens
landerijen gewijzigd waren in den geest
van bet ingezonden adres. Ten aanzien
van de in en uitvoer van vafkens, werd
te kennen gegeven, dai de Belgische Re
geering zich steeds bereid getoond had het
verbod, dat den invoer van varkens uit
Nederland betrof, in te trekken, maar dat
de Nederlandeche Regeering harerzijds tot
dusver ongenegen was gebleven, denzeifden
maatregel te nemen ten opzichte van den
invoer van Belgische varkena in Nederland.
Vooits betoogde de minister van landbouw,
dat de door Belgie geheven inkomende-
cn keuringsrechten veel minder nadeelig
waren voor den landbouw dan het bestendig
verbod van invoer in Nederland, waarmede
sedert 1870 alle Belgisch vee getroffen was.
Uit de thans ter goedkeuring aangeboden
overeenkomst blijkt, aidus zeide men verder,
dat men zich van beide zijden heeft bepaald
tot eene regeling ten aanzien van de
grenslanderijen, en dat de openstelling van
den vrijen handel in rundvee en varkens
buiten deze regeling bleef. Toch meende
men zeker te weten, dat onze Regeering
zich in den laatsten tijd meermalen bereid
heeft verklaard om de wederzijdsche opening
voor den invoer van rundvee en varkens
te bevorderen.
Terwjjl nu de Belgische grenzen zonder
redelijken grond gesloten blijven, zelfs
voor streken als Westeljjk Zeeuwsch
Vlaanderen, diesedeitjaren van veeziekten
verschoond bleven, en dezb toestand zeer
ten nadeele strekt van den Nederlandschen
veehouder, hoewel ook ten nadeele van
de bewoneis der Belgische grensstreek, die
bij den invoer van vee en varkens uit
Nederland belang hebben, - wordt bij
dit wetsontwerp eene overeenkomst ter
bekrachtiging aangeboden, waarbij de
Belgische grensbewoners veel meer gebaat
zuilen worden dan de Nederlandsche.
Hoezeer dit het geval is moge blijken uit
volgende cijfers in 1894 werden uitge
reikt in Zeeland. Noord Brabant en Lim
burg aan Belgische grensbewoners ruim
300 vergunningen tot beweiding enz van
grenslanderijen, aan Nederldndsehegrensbe-
woners ongeveer 100 voor invoer van mest
werden in 1894 in Zeeland en Limburg
ongeveer 300 vergunningen aan Belgen
uitgereikt en 3lechts zeer enkele aan
Nederlanders. Naar men maenda, bestaan
dezelfde voor Belgie gunstige verhoudingen
ten aanzien van de oppervlakte grond,
waarop deze vergunningen betrekking
hebben. Gaarne zou men van de Regeering
de grootte dier oppervlakte, zoo mogelijk
voor beide zijden der grens, vernemen-
Op grond van bovenstaande overwegingen
was men vrij algemeen van oordeel, dat
de onderhavige overeenkomst alleen dan
behoorde te worden gesloten, wanneer
voor ons rundvee en onze varkens, behou
dens behoorlijk sanitair toezicht, en voor
onze landbouwproducten, met tiame ook
voor margarine, de invoer in Belgie blijvend
werd verzekerd; teiwijl men meende te
mogen vertrouwen, dat de Regeering bereid
zal worden bevonden, aan Belgie op gelijken
voet den invoer van vee, varkens en land
bouwproducten in Nederland toe te staan.
Enkele leden meenden evenwel, dat door
de voorgedragen overeenkomst ook Neder
landsche onderdanen zullen worden gebaat,
zij het oqk dat bun aantal kleiner is dan
dat der Belgische grensbewoners die belang
bij de zaak hebben.
Door vele leden werd het, ook afgezien
van de ontwikkelde bezwaren tegen de
overeenkomst, bedenkelijk geacht deze
voor een termijn van vijf jaren te sluiten.
Het moge ju st zjjn, dat, gelijk de Memo
rie van Toelichting zegt, de niet in het
reglement opgenomen besmettelijke vee
ziekten, in het koninklijk besluit van 27
Maart 1888 (Staatsblad no. 67) genoemd,
tot dusver nimmer aanleiding hebben ge
geven tot belemmering van het verkeer