Jaarg.
No. 774.
Maandag I Januari 1894.
9'
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch- V laan de ren.
F. DIELEMAA,
AXEL.
BERICHT.
Te duister?
85 FEUILLETON.
vrpake!
Het kanaal van Terneiizen.
luisent
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
Ad ver ten tien van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Adyertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag-en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
Door te geringe deelneming zal »De
Vroolijke Huisvriend" niet als bijvoegsel
bij ons blad verschijnen.
De Uitgever.
Wanneer daar de winterstorm woedend
over onze hoofden giert en de naakte tak
ken der hoornen heen en weer schudt, als
om ze eene kastijding toe te dienen
wanneer diezelfde storm de golven der
zee opzweept, om ze schuimend en brui
send op de kust te doen uiteenspatten, of
meedoogenloos laat spelen met het vaar
tuig van den moedigen zeeman, die, met
de hoop in het hart, weldra de zijnen na
eene langdurige afwezigheid de hand te
kunnen drukken of te omarmen, thans
alle illusion laat varen en alleen bedacht
is op behoud van het schip, dat hem van
het diepe graf, hetwelk hem straks mis
schien met vaartuig en al zal verzwelgen,
om zich onmiddellijk daarna weder te
sluiten en eene nieuwe prooi te bemach
tigen. dan denken we onwillekeurig aan
de stormen des levens, welke wij allen op
onze beurt moeten trotseeren die stormen,
waardoor we ondervinding, levenservaring
en levenswijsheid opdoen, of beter gezegd,
kunnen opdoen. Niet ieder immers is het
gegeven, aan de stormen, die daar dat
hoofd bestoken, weerstand te bieden
met weinige moeten in dien strijd be
zwijken en ten onder gaan, aan hunne
nakomelingen overlatende den handschoen'
NAAR HET HOOGDU1TSCH VAN
«OLO K lim IV IF
DOOR
A. A. V. W.
Moede en ontmoedigd, maar zonder zij
ne verdenking te laten varen, keerde Ri
chard weer, maar niet naar het lachende
Weenen, niet naar zijn atelier en zijn ge-
improvizeerd tehuis, maar de Duitsche
provinciestad, waar in het huis van den
joodschen zaakwaarnemer Magdalena's ver
laten kind eene zoo gastvrije opname ge
vonden had.
Toen hij in den namiddag op den dag
zijner aankomst zich bjj Ruben liet aan
melden, zeide het dienstmeisje hem, dat
juffrouw Esther een noodzakelijk bezoek
was gaan afleggen, maar dat de kleine
Veronica met een oppasseres zich tn de
kamer der juffiouw bevond.
Zachtkens opende hij de deur, om de
kleine bij haar spel te verrassen en het
dikke tapijt dempte het geluid zijner schre
den. Hij zou gemeend hebben, dat de ka
mer ledig was, als de groote spiegel, die
tegenover de deur hing, niet een beeld
bad weerkaatst, dat te geljjker tjjd zjjn
op te nemen en het pleit verder te be
slechten.
Dat zijn de zwakken, die niet tegen
den aanval bestand bleken te zijn. Ge
lukkig dus degenen, die, sterker dan zij,
het hoofd weder vol fierheid kunnen op
heffen om af te wachten de dingen die
komen zullen en zich toe te rusten voor
mogelijke nieuwe aanvallen.
Zoo is het leven. Het is een voortdu
rende strijd van de wieg tot aan het graf.
Het is eene opeenvolging van vallen en
opstaan, van verliezen en zegevieren, tot
dat de onverbiddelijke dood den strijd als
afgestreden verklaartbij hoevelen, he
laas nog voordat die op het hevigst
was.
En intusschen gaat de wijzer op de
uurplaat met onverstoorde kalmte en re
gelmatigheid zijn cirkelgang en laat de
klok op gezette tijden hare dreunende
slagen weerklinken, als eene voortdurende
opwekking tot den mensch om den kost
baren tijd goed te besteden en te beden
ken, dat niet één oogenblik van 't leven
ons ooit weerom zal gegeven worden.
Zoo klonken ze ons ook in de ooren,
die twaalf doffe slagen, welke ons aan
kondigden, dat opnieuw een jaar was ver
vlogen en onmiddellijk daarna ging het
weder, alsof daar niets bijzonders gebeurd
was, het oude en ongewijzigde, steeds en
altijd hetzelfde tik, tak tik, tak
Maar wij zijn menschen, maken op dien
naam tenminste, dikwijls niet zonder aan
matiging, aanspraak. Het stomme uur
werk, dat, echter onbewust, toch tot ons
spreekt, is slechts eene machinemaar
wij hebben een hoofd om te denken en
het is daarom, dat ons het middernachte
lijk uur in de ooren klonk als een treu-
gemoed en zijn kunstenaarsoog in ver
rukking bracht.
Diep in een grooter, armstoel gedoken,
welks hooge rug naar hem was toege
keera, zat een jong meisje met een sla
pend kind op den schoot. Zij was zwart
lokkig, van Zuidelijke schoonheid en de
donkere oogen rustten op de kleine slaap
ster met eene teedere uitdrukking, die aan
hare jonkvrouweljike verschijning de roe
rende bekoorlijkheid der moederlijke liefde
toevoegde.
Hare blikken ontmoetteri de zijne in
den spiegel, toen hij haar verbaasd en
bewonderend eenige oogenblikken had be
schouwd en hij zag het nog, hoe de schrik
haar het bloM naar de teedere wangen
dreef en hoe hare schoone oogen schit
terden met levendiger, glans. Het vol
gend oogenblik was hij aan hare zijde,
terwijl zij onbeweeglijk iu dezelfde hou
ding bleef. All°s wat zij gevoelde stond
te lezen op haar gelaat in de uitdruk
king van zalige verrassing en ongeveins
de liefde, alleen iu bedwang gehouden
door de vrees hem te verjagen. Zij kon
het nog niet van zich at zetten, dat hij
Venet.ie verlaten had, zonder haar weder
te zien, zij had het niet vergeten, hoe
koel hij zich getoond had in de korte en
zeldzame brieven, die hij haren vader ge
schreven had, en hos duidelijk hij deed
uitkomen, dat hij vergeten zjjn wilde.
Het lot brengt ons te zamen, niet gjj,
rige melodie. Het was ons, als hadden
die twaalf plechtige slagen iets droevigs
in de nachtelijke stilte.
Wie let op de teekenen der tijden, kan
zich toch in eene stonde als deze niet op
gewekt gevoelen. Wie met zijn tijd mee
leeft, wie in zijne gedachten het oog laat
gaan over het in vergelijking bij
het heelal zoo nietige stofje
dat wij aarde noemen, moet bekennen, dat
het einde van het jaar ons een toestand
achterlaat, die voor een volgend niet veel
gunstigs belooft.
Komen niet dagelijks ons berichten ter
°ore over allerlei misdadige doeleinden
waartoe ontplofbare stoffen worden aan
gewend? Bemerken we bij een groot deel
der zoogenaamde beschaafde wereld niet
een streven om zich te verzetten tegen
de gestelde machten? Weten we niet, dat
een massa wezens, tot het menschdom be
hoorende of ten minste daartoe gerekend
wordende, openlijk den oorlog verklaard
heeft aan de maatschappij en deze te vuur
en te zwaard wil ve^oesten, zoodra de
kansen daartoe gunstig staan Worden
niet reeds sedert geruimen tijd geheele
republieken verwoest door het zwaaien
van den fakkel des oproers Zien we niet
leeds tal van iaren, dat door de zooge
naamde volksbeschavers henderden en dui
zenden menschen van have en goed, van
hun geboortegrond, ja zelfs van het leven
worden beroofd, alleen omdat zij zwart
zijn En eindelijk, zien we niet dagelijks
om ons heen dien strijd op allerlei ge
bied. die wel geen menschenlevens kost,
waarbij wel geen bloed wordt vergoten,
maar waardoor toch maar al te veel ka
rakters en overtuigingen worden gesmoord?
Zal 1894 aan dat alles een einde ma
niet ik heb deze ontmoeting gezocht, zei
de zij bijna angstig, wij dachten u zoo
ver. Maar nn het zoo gekomen is zon
der ons to doen, wees nu goed, signor
Ricardo, als in vroegere dagen; ga niet
heen en beveel ook mjj niet te gaan, zon
der dat ik u mag zeggen, hoe innig ik
met u geleden heb. Eens wendde ik in
kinderlijken toom den rug toe aan de
schoone blonde Madonna, vergeef het mij
en geloot, dat ik vurig gebedeu heb se
dert dien tijd, dat ge haar zoudt weder-
vinden en in haar geiuk zelve gelukkig
zijn.
Theresa - mijne ger.adigste gravin,
zeide hij hartelijk en kuste de kleine handj
die licht bevend in de zijne rustte, hoe
zou ik niet dankbaar zijn voor eene deel
neming, die mijn lot zoo trouw heeft «v-
volgd.
Heeft geen enkele moeite ooit geleid
tot. een goeden uitslag vroeg zij be
schroomd, 'Ts zij voor n nog sleed-' ver
loren
Xog steeds, herhaalde hij, gedenkend
aan de laatste dagen. Hij 'boog zich, om
zijne aandoening meester te worden, over
het kleine ineisje heen, wier gezichtje
hem zoo levendig aan Magdalena herin
nerde zouden hare onbehoede schre
den haar leiden tot een beter lot Het
oude knagende leed verhief zijne stem
opnieuw, aanklagend noemde het den
naam, dien ook Theresa nu droeg en toeD
ken, of verbetering brengen jlaar, waar
die zoo dringend noodig is
De toestand van het oogenblik geeft
daarop naar onze meening niet de minste
hoop. Of wie zou willen beweren, dat in
de naaste toekomst het Vrede op aarde,
in menschen een welbehagenwaaraan
het Kerstfeest ons nog zoo pas herinner
de, tot werkelijkheid zal komen
Wij twijfelen geen oogenblik aan de
goede bedoelingen waarmede oprechte men-
schenvrienden werkzaam zijn tot verbe
tering van den ziekelijken toestand op
velerlei gebied, maar des te meer wan
hopen wij aan de gunstige resultaten daar
van, zoolang die bedoelingen niet beter
worden gewaardeerd of begrepen en door
de vijanden van al wat waarlijk schoon
is en goed stelselmatig worden miskend
en tegengewerkt.
Evenwel hopen we, dat we de toekomst
te duister hebben ingezien en dat we, wat
evenwel niet waarschijnlijk is, de wereld
voor boozer hebben aaangezien, dan zij
in werkelijkheid is.
De N. R. Ct. bevat onder dit opschrift
het volgende
Men herinnert zich het slot van de
motie, verleden week in eene vergade
ring van de Antwerpsche Kamer van
koophandel aangenomonde regeeiiti"
make een einde aan de misbruiken, waar-
vanTerneuzen partij trekt ten detrimen
te van Belgische havens. Dat is een
van de grieven der Antwerpenaars, dat
hunne haven, afgezien van de hooge
rechten welke er geheven worden, bena
deeld wordt door de medediuging van
hij het hoofd weder ophief, had het on
billijke gevoel van afkeer, dat zich uit
strekte tot alles, wat behoorde tot "Her-
bert en zjjne familie, den zachten trek doen
verdwijnen van zijn gelaat en hij keek
de jonge gravin bijna aan als een vreemde.
Juflrouw Esther is niet hier, zeide hij
rondziende, wordt het kind u niet lastio?
Vergun mij, dat ik het dienstmeisje loep.
Zij hield hem terug, terwijl zij hare
hand op zijn arm legde. Ach. doe dat
met, smeekte zij, ik houd er zooveel van
en juffrouw Esther heeft het mij toever
tiouwd. Zet u bjj mij neder, signor -
doe niet zoo onbeschrijfelijk vreemd, ter
wijl iu mij alles leeft van vreugde. Ik
ben u zoozeer genegen, maar ge moogt
mijn ongeduld niet gaande maken niet
zoozeer, signor Ricardo
Hare ongekunstelde natuurlijkheid sleep
te hem mede tegen wi) en dank, en over
zjjn ernstig gelaat gieed een vrooljjk lachje.
Kunt gjj dat nog worden vraagde hij.
ik meende, dat de wereld u dit reeds lang
zou ontdogieu hebben.
En toch ben ik het nog vaak als ik
nu stil blijf, zelfs niet eens de punten
mijner voelen beweeg, dan is dit omdat
ik in toom gehouden werd door de vrees,
om het kind wakker te maken, het lieve
kleine kind, dat zoo heerlijk slaapt
Zij keek het teeder aan, met maagde
lijke verrukking en het scheen hem toe,
dat zjj schooner gewoiden was sedert hjj
openae, reikte haar de hand en gfnfc'