Weerzien
Interview: Marie-Cécile Moerdijk
Marie-Cécile Moerdijk
Ze was een ster uit de begin
jaren van de televisie, een
fenomenale zangeres en een
knappe verschijning. En die
nog altijd een liefde koestert
voor haar geboortestreek.
Als geen ander weet Marie-Cé-
cile dat muziek, of het nu een
klassiek stuk is of een simpel
kinderliedje, een mens naar
andere tijden en andere plaatsen
kan dragen. Het is voor haar
tegenwoordig de manier om te
reizen.
,,Het was heerlijk om aan de
grens op te groeien in een dorp
met 800 mensen. Er gebeurde
van alles want er werd enorm ge
smokkeld. Niemand schaamde
zich daarvoor. Je kon wat extra
verdienen door over de grens
wat boter te verkopen. Haast
niemand was rijk maar toen een
hele rijke man, die altijd in een
enorme dure auto reed, gepakt
werd met gouden tientjes in de
zadelstang van zijn fiets, was
de douanier die het zadel eraf
draaide de grote held.” Ma
rie-Cécile wist toen al dat veel
geld niet gelukkig maakt omdat
je er dan alleen maar meer van
wilt.
Het zijn de jaren tussen haar ge
boorte en haar twaalfde waarin
Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen
haar vormden. „Mijn broers
mochten naar de HBS in Hulst
maar op mij waren ze nogal zui
nig. Mijn moeder was een Frans
talige Belgische en in de buurt
van haar familie in Wallonië was
een kostschool waar ik naar het
gymnasium werd gestuurd. Dat
is ook een manier om heimwee
te kweken. Daarna ben ik overal
geweest, ik was reislustig en ik
voel me gauw ergens thuis. Maar
ik blijf een Zeeuws-Vlaming,
misschien wel met de na druk
op Vlaming. Nadrukkelijk geen
Belg, want Vlamingen zijn echt
een volk op zich.”
Een beetje genealogisch on
derzoek heeft uitgewezen
dat de Moerdijkjes van de
tak van Marie-Cécile altijd in
Zeeuws-Vlaanderen hebben ge
zeten. ,,Een voorvader heeft van
Hertog Jan (die van harba lorifa)
opdracht gekregen het gemoer-
neerde land onder Bergen op
Zoom van een dijk te voorzien.
Zuiddorpe is heel lang de stand
plaats van de familie geweest.
Een opa is ooit, zonder zijn spul
len te hoeven pakken, van België
naar Nederland verhuisd. De
grenzen werden in die tijd nog
weleens anders getekend.”
,Ik ben aangewezen op een
rolstoel dus ik kom nauwelijks
nog buiten. En nu heerst hier
in huis, een geweldige plek
overigens, ook nog corona. Maar
ik kan overal zijn; ik zing en ik
schrijf. En af en toe stuur ik zo’n
bezorger naar zijn geboorte
grond. Een gezegend mens, dat
ben ik.”
Ze herinnert zich nog levendig
haar allereerste tochtje alleen
met de boot. „Ik mocht van mijn
vader op de fiets alleen met de
boot over. Mijn moeder mocht
het niet weten. Een jaar of 14
was ik; het was fantastisch en
spannend. Komt er halverwege
een matroos naar me toe. Ik
dacht: die wil een plaatsbewijs
zien, maar nee hoor. Hij zei:
„Je voader ei gebeld, ik most je
dit geven.” Kreeg ik twee repen
chocola! Ik schiet nog vol als
ik het vertel. Ik heb er eens een
gedichtje over gemaakt, Zo’n
dierbare herinnering.”
door Mieke van der Jagt
Marie-Cécile Moerdijk heeft de
baliemedewerkers van Mari-
engaarde in Tilburg, een huis
voor kunstenaars in ruste, de
instructie gegeven dat pakjes
voor naar haar eigen voordeur
moeten. „Dan vraag ik waar de
bezorger geboren is. Dat mag
tegenwoordig niet meer maar
ik doe het tóch. Zegt zo’n man
dan Marokko of Turkije of een
ander land, dan zing ik meteen
een liedje in zijn eigen taal. Een
heel gewoon kinderliedje, net
als hier Kortjakje. Niet zelden
krijgen die mannen dan tranen
in hun ogen. Want je eerste
liefde is toch de plaats waar je
bent geboren en opgegroeid. Dat
geldt voor hen net zo goed als
voor mij. Zuiddorpe in Zeeland:
mijn eerste liefde en die is nooit
verwelkt.”
Dat Marie-Cécile liedjes kent in
wel veertig talen komt doordat
ze van volksliedj es een studie
heeft gemaakt. Een heel goed
geheugen helpt haar, 94 jaar
inmiddels, ook. Wie in de jaren
vijftig en zestig weleens voor de
buis zat, herinnert zich Ma
rie-Cécile als een mooie, lange,
blonde meid met een stem die
alles aankon: klassiek, jazz,
populair; nergens draaide ze
haar hand voor om. Zangeres
bleef ze, maar haar hef de voor
volksmuziek zette haar aan het
schrijven. Dichten deed ze altijd
al.
Dat ze nooit naar Zeeland is
terug gekomen, heeft niet alleen
te maken met het feit dat het
leven loopt zoals het loopt,
maar ook met de wetenschap
dat de plek van je jeugd niet
dezelfde blijft. „Vroeger had
je in het dorp drie bakkers en
drie slagers. Nu is er niet eens
meer een kruidenier. In de kerk
wordt nog elke zondag een mis
gevierd, maar daar moeten de
mensen van de andere dorpen
het ook mee doen. En laten we
eerlijk wezen: met zo’n tunnel
is de romantiek er toch wel een
beetje af.”
Liefde voor Zeeland
is nooit verwelkt
Joe voader ee doarnet hebèld, twiej sjokeladereepn
most ik joe heevn.’’ Ineens was ik weer kind,
bozig teleurgesteld. Mijn vader’s regelende zorg
heb ik helaas tóen niet begrepen.
Aan de kaai van Perkpolder stapte ik op de boot.
’t Was ver op de fiets, ‘k was ook behoorlijk moe,
pas dertien was ik, maar wat voelde ik me groot:
Voor ’t eerst op m’n eentje naar de overkant toe.
Steeds verder week ’t Zeeuws-Vlaamse strand,
de felle wind aan dek was als een luwe streling.
Kijk, in de verte zag ik alweer Zuid-Beveland,
O, wat genoot ik, stoer fluitend aan de reling.
Ik voelde me volwassen reiziger, maar toen: ,,Hej
Bin jie da meisjie uut Siedurpe op de fiets?’’
’t Was de matroos, hij kwam voor het plaatsbewijs.
‘k Wilde betalen maar: ,,oe nieje, joe kostet niets,
Foto boven:
De jonge zangeres.
WikiZB/Foto M-C.
Moerdijk
Foto links:
Marie-Cécile
Moerdijk.
Foto WikiPedia
Smokkelen
B A ZEEUWS
Kostschool
Alleen met de boot