’s Ochtends om half acht Franse les
Frans
Weerzien
BI
Er
VOOR DE LAGERE SCHOOL
die tongval in haar Zeeuwse periode
niet kwijtgeraakt. Bij het aanleren van
Franse woordjes hoorden wij: ‘La porte
betekent te teur’ en dat dreunden we
dan klassikaal op, omdat dat moest.
De vroegere St. Jozefschool
is alweer jaren in gebruik als
dorpshuis. Binnen is flink ver
bouwd. De ouderensoos is één
van de vaste gebruikers. Menig
soosbezoeker leerde hier ooit
lezen en schrijven. Herinnerin
gen wellen spontaan op als we er
naar vragen.
In de zesde klas kregen we Frans van het
schoolhoofd, dat ons ook Franse liedjes
aanleerde, zoals Au clair de la lune. Dat
ging over het lenen van een pen bij het
licht van de maan. De laatste regel ervan
luidde: ,,Ouvre moi ta porte, pour l’a-
mour de Dieu.’’ Die zin mochten we op
onze School met den Bijbel niet zingen.
Het hoofd legde uit, dat het eigenlijk
een vloekje was. Om de liefde van God
werden in Gereformeerde kringen bij
het licht van de maan geen deuren
geopend.
We zongen allemaal braaf de door het
schoolhoofd gewijzigde tekst: ,,nous
sommes tous en deux’’. Wat natuurlijk
flauwekul was want je kunt met z’n
allen in zo’n klaslokaal nooit met z’n
tweeën zijn.
Toch leverden de lessen wel wat op.
Op de middelbare school hoefde ik het
eerste jaar aan Frans niets te doen. Dat
kende ik al. Eigenlijk ben ik nu wel ja
loers op mijn twee kleinkinderen die in
Noorwegen naar school gaan. De één is
negen jaar en de andere elf. Beiden spre
ken niet alleen vloeiend Noors, maar
ook even vloeiend Engels. Deze talen
worden al in de eerste klas gedoceerd,
waarbij de nadruk wordt gelegd op het
spreken.
Helaas, hun kennis van het Nederlands
gaat duidelijk achteruit.
zachtzinnig aan toe, vertellen de
soosbezoekers. Een flinke tik op
je vingers of ribbenkast was heel
gewoon, zo herinnert menigeen
zich. Of je werd hard aan je oren
getrokken.
door: Allie Barth
Zij moesten daarvoor wel bevoegd zijn.
Meestal eenmaal per week moesten
schoolkinderen, die naar het voortge
zet onderwijs zouden gaan, al om half
acht ’s morgens naar school waar een
onderwijzer of het schoolhoofd dan les
gaf in het Frans.
Ook ik behoorde tot de uitverkorenen.
In de vijfde klas kreeg ik les van de
onderwijzeres, die in de eerste klas
lesgaf, en de akte bezat. Juffrouw T.
Smith kwam uit Groningen, maar was
maar ook in hun jonge
m wat meer inkomen te krij-
gen, gaven onderwijzers in de
negentiende eeuw al lessen in
vreemde talen, voornamelijk in het
Frans.
De school in Hoofdplaat heeft jaren ging het er soms niet al te
al lang een nieuwe bestem
ming gekregen. Maar de
herinningen hangen er nog
steeds.
door: Peter Verdurmen
Weinig herinnert meer aan
de vroegere functie van het
gebouw. Op het oude school
plein wordt af en toe nog wel
eens gevoetbald door jongens en
meisjes uit de buurt. Nu leven
vooral krulbollers er zich uit:
de baan is door de bewoners
van Hoofdplaat eigenhandig
aangelegd.
Als de schoolkinderen van toen
het over ‘den Èrring’ hadden
wisten ze precies wie er bedoeld
werd: de onderwijzer kwam uit
Biervliet, het dorp van haringka-
ker Willem Beukelszoon. En dan
had je ook nog ‘Stap en half’,
een meester die er stevig de pas
inzette. Waar juffrouw ‘Graspie
per’ haar bijnaam aan te danken
had blijft in nevelen gehuld.
Wie er met de pet naar gooide in
de klas of kattenkwaad uithaalde
was de gebeten hond op de St.
Jozefschool. Lijfstraffen waren
al sinds de 19e eeuw verboden op Sint en Piet waren niet bij ie-
scholen, maar ook in hun jonge dereen even geliefd. ,,Een grote
knul, ik weet niet wie, werd in
de zak gestopt. Echt waar.’’ Het
maakte indruk, zeker op de wat
kleineren. ,,Ik hoop niet dat ze
‘m mee naar Spanje hebben ge
nomen”, lacht een soosbezoeker.
Strafregels waren een beproefd
correctiemiddel. Menselijke
kopieermachines maakten de
schrijfarbeid een stuk lichter...
Maar dan moest het handschrift
natuurlijk wel overeenkomen,
anders viel de gestrafte door de
mand.
Thuis verhaal halen was er niet
bij. ,,Je zal het wel verdiend
hebben’’, reageerden de ouders
steevast.
Ach, die goeie, ouwe tijd. ,,Niet
overdrijven’’, vinden ze in ‘d’Oof-
plaote’.
Leerlingen die het te bont maak
ten, werden naar het kolenhok
gedirigeerd. Een kot waar het
aardedonker was. Eén van de
bezoekers van de ouderensoos
viel die ‘eer’ te beurt. Hij kwam
uit een groot gezin in de polder.
In de wintermaanden wandelde
hij in het donker naar school.
Het kolenhok boezemde hem
dan ook weinig angst in, vertelt
hij. Eenmaal terug thuis hield
hij wel wijselijk z’n mond. ,,An-
ders kon ik nog een oplawaai
verwachten.’’
Wie te laat op school kwam kon
nablijven. Punt uit. Ook al was
de reden soms heel plausibel,
beklaagt iemand zich.
Voetballen was onder de jongens
razend populair. Op het school
plein mocht je balletje trappen.
Een afzwaaier die dwars door
de krant van de meester ging,
dat was niet zo handig. Het
incidentje liep gelukkig met een
sisser af. Het kon dus ook wel
eens meevallen.
Het uitdelen van straf aan
zevende en achtste klassers (nu
zou je spreken van groep 9 en 10)
- voor de meesten begon op hun
veertiende het arbeidzame leven
- was andere koek. „Sommigen
waren groter dan de meester.
Die durfden al voor zichzelf op
te komen.”
Het kolenhok?
Daar schrok ik
echt niet van’
P.B. BENJERT& Dr. J. J. B. ELZ INGA
J. MUUSSES PURMEREND
Vloekje
A ZEEUWS
De ouderensoos in Hoofd
plaat: kaarten is een populair
tijdverdrijf.
Foto: Peter Verdurmen
Den Èrring
Strafregels
Aardedonker
B I I -TaRI