eerzien Aardenburg had een eigen Het kapje hing op je achterhoofd 4 yOeyOa ST 1 S Er valt weinig bijzonders te zien. Het is een groot terrein Bij de entree hangt een rood bordje. Verboden toegang voor onbevoegden. door: Peter Verdurmen Op het achterterrein, te zien vanaf de weg, enkele kleine opstallen en een stapel gezaagde boom stammen. Achter de ramen van het kolossale herenhuis aan de straatkant staan verschillende 'te koop'borden. Kun je je het voorstellen? Hier, aan de Oude Kerkstraat in Aardenburg, moet ooit het Burgergasthuis hebben gestaan. Een klein hospitaal. Naast de zorg voor zieken bood het gasthuis vanaf 1892 ook onderdak aan ouden van dagen. Walter Dierick, veertig jaar lang werkte hij op de secretarie, kenner van de lokale geschiedenis, weet er wel wat van. Reeds eind jaren twintig sloot het gasthuis de deuren. Daaraan ging een flinke politieke strijd vooraf. In Aardenburg zeggen ze waar het op staat. André Bauwens schreef er in het tijdschrift van de Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen onder de titel 'Katholieke emancipatie in een liberaal bolwerk van protestantse huize' een boeiend artikel over. Zouden er nog mensen leven die er zijn geboren? Wie in 1921 ter wereld kwam moet nu 99 zijn. Het zou kunnen. Ze vinden is vers twee. Laat staan of men nog tastbare herinneringen heeft aan het gasthuis. Mijn wieg stond ook in Aardenburg, in een noodwoning op het Beatrixplein. Ook afgebroken trouwens. Het gasthuis werd verkocht. De koper, Dolf Hoogerwerf, een garagist, richtte er z'n werkplaats in. Ruimte zat. In Beeldbank Zeeland is een foto van het Burgergasthuis te vinden, volgens de beschrijving gemaakt in 1910. Het is zomer, de ramen staan lekker open. Frisse lucht, daar knappen zieken van op. Linksonder op de foto zit een oudje op een bankje weg te dommelen. Het geluid van loeiende sirenes hoef je er niet bij te denken. Alles ging nog met paard en wagen. Andere tijden ambulance Is geld anno 2020 een hot issue in de zorg, vroeger was het niet anders. Het Burgergasthuis, ontstaan uit het middeleeuwse Sint-Janshuis, was rijk. De instelling bezat volgens Walter Dierick zelfs landerijen. In de jaren twintig werd in de Aardenburgse gemeenteraad op Hoekse en Kabeljauwse wijze strijd geleverd tussen de protestanten en katholieken. De bezittingen werden - uiteindelijk - verdeeld onder verschillende armeninstellingen, schrijft A.C. van Vooren in Aardenburg in Oude Ansichten deel 2. Bij een andere foto merkt Van Vooren op dat de gebouwen primitief waren ingericht en er geen specialisten aan de inrichting waren verbonden. De uitbreiding en modernisering van het Sint Anthoniusziekenhuis in Oostburg betekende de doodsteek voor het Burgergasthuis. 'In het winkeltje naast het gasthuis kon de jeugd voor een halve cent snoep kopen of in de winter voor een halve cent haar handen en voeten komen warmen bij de kachel', aldus Van Vooren. Andere tijden winter... Hoe ging het verder? In de oorlog werd het gebouw zwaar getroffen door granaatvuur. De oorlogsschade werd slechts provisorisch hersteld. Willy Hoogerwerf volgde z'n vader op. Tot ver in de twintigste eeuw repareerde hij auto's en ook grasmaaiers. Achterbuurman Clement Bonte over de laatste jaren: 'Jeanine Hoogerwerf, de echtgenote van Willy, is een jaar of vijf geleden overleden. Willy Hoogerwerf is al veel eerder gestorven.' Voor haar dood had zij de sloop van het pand, dat er slecht aan toe was, geregeld, aldus Bonte. 'Enkele weken na haar overlijden is het tegen de grond gegaan.' Einde gasthuis. door: Ans van Nieuwenhuij ze Het was in de jaren zeventig en ik ging voor de tweede keer op wintersport in Oostenrijk. Na het voor-skiën kwam ik in een klas voor gevorderden. Ik vond het een hele eer, maar dat was van korte duur, want 's middags brak ik mijn been en werd ik in een ligsleetje de berg afgegleden en zo de ambulance in. De rit eindigde in het ziekenhuis van Zell am See, waar de zaaltjes zo klein waren, dat een brancard er niet tussen de bedden kon komen. Een potige heer droeg mij daarom van de deur naar een bed. Daar vertelde een arts dat de breuk gecompliceerd was en dat ik de volgende dag geopereerd zou worden. Na de operatie zat ik van mijn tenen tot mijn lies in het gips. Dat was aanvankelijk liggips, na een aantal dagen zou ik loop- gips krijgen: de zogenaamde Gipswechsel of in goed Nederlands gipswissel. Om de pijn te drukken en de spieren slap te houden kreeg ik valium-tien. Daardoor was ik redelijk gedrogeerd en weet ik van de eerste dagen in het ziekenhuis niet zo heel veel meer. Overgang Bij een controleronde van de dokter vroeg ik op enig moment wanneer ik mijn Wechsel of wissel zou krijgen. Zijn antwoord was: 'Uw Wechsel krijgt u rond uw vijftigste, maar uw Gipswechsel krijgt u overmorgen...' Zo leerde ik het Duitse woord voor overgang of menopauze. Na tien dagen mocht ik het ziekenhuis uit en werd ik keurig in een ambulance terug gebracht naar mijn hotel. In de trein terug naar Nederland nam ik met mijn gipsen been drie zitplaatsen in, maar ik kon gelukkig tegelijk met mijn vriendin terug naar huis. De volgende winter bleef ik thuis. Daarna heb ik nog jaren schadevrij geskied. door: Mieke van der Jagt Als klein kind wilde ik zuster worden. Verpleegster bedoelde ik daarmee, niet non want we waren protestants. Het rolvoorbeeld was ook in dit geval mijn- moeder want zij was vroeger zuster ge weest. Voordat ze trouwde, was ze tot verpleegster opgeleid in het Gemeentezie kenhuis in Dordt. Daar had ze altijd hele verhalen over en mijn moeder kon nu een maal erg goed vertellen. Soms, als het slecht weer was, krauwden we de verkleedkist overhoop, waarin ook een zusterschort zat, een blauw bloesje, een wit kraagje, haar zilvere broche met het kruisje en een grote witte lap die het kapje moest worden. Van die lap een kapje maken: dat kon alleen mijn moeder. Al schikkend en strikkend vertelde ze dan hoe waardeloos zo'n kapje was. Het zat er niet om je haren weg te houden want het hing zo maar een beetje achterop je hoofd. Soms moesten er schuifspeldjes aan te pas komen om het op z'n plek te houden. Maar toch wilde ik zuster worden. Tot een jaar of acht, toen had ik alweer wat anders verzonnen. Het heeft best lang geduurd voordat de in stituten in de gezondheidszorg inzagen dat zo'n kapje eigenlijk flauwekul was. Precies om de reden die mijn moeder aan gaf: het zat er alleen maar voor de show. Toen mijn zusjes geboren werden, ze zijn tien jaar jonger dan ik, waren de kapjes nog niet weg maar je hoefde de kunst van het strikken niet meer te beheersen: de kapjes waren van glad, wit karton. Ze zaten nog wel even zinloos op het achter hoofd en nog altijd met schuifspeldjes. De zusters hadden ook nog steeds het blauwe bloesje, het witte kraagje en de gesteven witte schort aan. Pantalons waren uit den boze. Wanneer de witte broeken, de jasschorten en de Zweedse klompen zijn ingevoerd, weet ik niet. Ik schat zo ongeveer in de tijd dat ik de oude non die in 1955 aan het kraambed stond toen ik zelf werd geboren, plotseling met een permanentje, een ruiten rok en een wollen vest, in de buurtwinkel tegenkwam. Ik herkende haar niet, zij mij wel. ,,Je was al zo'n grote baby." W ZEEUWS Het Burgergasthuis op het achterterrein is ten prooi gevallen aan de sloophamer.

Krantenbank Zeeland

Zeeuws Weerzien. Feest van herkenning | 2020 | | pagina 4