Weerzien
i
Met een penswinkeltje op de Prinses Irene
It
De stille oorlog
van mijn vader
r
7
In elk nummer van Zeeuws Weerzien
plaatsen we een fragment uit een Zeeuws
boek. Deze keer proeven we de sfeer
van de vorig jaar verschenen roman
'De stille oorlog van mijn vader'
van Annemieke de Schepper.
We kiezen het fragment waarmee
het verhaal begint: hoofdpersoon Anna
steekt de Westerschelde over.
isarak
Wie het boek leest zal
ontdekken dat het
voor Anna niet
zomaar een toeristisch tripje is.
Ze duikt in de jeugd van haar
vader - en van zichzelf - in
Kloosterzande, Terhole en Bier
vliet. Annemieke de Schepper
werd tijdens de winter van 1963
in Vlaardingen geboren. Daar
waren haar ouders vanuit
Biervliet in 1955 komen wonen.
Ik kijk naar beneden daar waar ik
het water weet. Ook hier alleen
grijze nevel. Schaduwen van
lichamen bewegen zich op het
dek om mij heen. Ik hoor alleen
stemmen, de mensen die erbij
horen zijn nauwelijks te
onderscheiden. Af en toe doemt
er een gezicht uit de mist op. Die
plotselinge nabijheid doet me
schrikken. Dat ik maar een paar
meter ver kan zien, maakt dat ik
me nog onveiliger voel. Ik hou
niet van ongevraagde
intimiteiten.
De scheepshoorn loeit. Ik schrik.
Vroeger speelde ik met
vriendinnetjes dat we blind
waren. Als we alleen het zwart
van de binnenkant van onze
ogen zagen, werden de geluiden
indringender. Dat gaf me een
aangenaam soort spanning. Nu
wil ik alleen maar weten wat er
om me heen gebeurt. Maar
flarden mist maken het zicht
over het stille water vrijwel
onmogelijk.
Zover als ik kan, buig ik me over
de reling. Ik zie niets dan de
zijkant van de veerpont zelf en af
en toe een witte schuimkop die
door een spleet in de grijze muur
van waterdamp heen breekt. Ik
stap weer terug. Ik heb behoefte
aan overzicht en controle. Dat
heb ik van geen vreemde. Mijn
vader had er tot in het obsessieve
last van. Ik kan het iets beter
bedwingen. Maar kritiekloze
overgave was nooit mijn sterkste
punt.
De boot schokt en maakt een raar
geluid. Ik grijp de reling. De
motoren ronken als een laatste
sputtering tegen wat
onvermijdelijk lijkt. Dan sterft
het geluid weg.
We liggen stil. Midden op de
Westerschelde. In een
niemandsland van wit licht. Als
ik me eraan kon overgeven, zou
ik er het woord sereen aan geven.
Maar dit vacuüm is verraderlijk.
Net zo verraderlijk als de mist in
mijn moeders hoofd. Die geeft
haar soms een gevoel van
vredigheid, maar doet haar net
zo goed schrikken als iemand
haar onverwacht nadert.
Mist voelt veilig en onveilig
tegelijk. Ik hou er niet van. Het
beneemt me het zicht op de
werkelijkheid.
Ik draai me om en been naar de
ijzeren trap. De zilte lucht en de
waterige kou dringen door mijn
te dunne jas. Met mijn armen
wrijf ik een paar keer over mijn
stijve schouders. Ook die
verdomde pijnlijke gewrichten
zijn een erfenis van mijn pa. Met
de rug van mijn hand veeg ik een
natte sliert haar uit mijn gezicht.
Een klaaglijke toon van de
scheepshoorn waarschuwt de
niet zichtbare schepen om ons
heen.
Bovenaan de trap loop ik het dek
op. We zitten vast, zo veel is
duidelijk. De grote klok boven de
deur naar de kantine staat op 12
uur.
Fragment uit: De stille oorlog van
mijn vader door Annemieke de Schepper,
Uitgeverij Mare, 264 pagina's, 17,95
John Brosens werd in 1946 in Vlissingen gebo
ren. Hij was onderwijzer en ontwikkelde zich tot
een gekend jeugdboeken- en thrillerschrijver.
Hij herinnert zich dat hij in 1962 snoep verkocht
op de boot tussen Vlissingen en Breskens.
door: John Brosens
In de vakanties tijdens mijn middelbareschooltijd in
Vlissingen had ik regelmatig vakantiebaantjes:
terraskelner in Het Beursgebouw, liftboy in Britannia,
ijsventer op de boulevard, bezorger op de fiets voor
groenteboer Verhage in de Irislaan. Daar heb ik nooit spijt
van gehad: veel geleerd, veel mensen leren kennen en het
verdiende heel aardig - hoewel je het aantal uren beter
niet kon tellen, natuurlijk.
Het meeste plezier beleefde ik met het baantje op de
'Breskense Boot': een familielid tipte mij dat hofmeester
Roelse iemand voor zijn 'penswinkeltje' zocht. Dat bleek
een doos aan een riem te zijn, gevuld met repen
chocolade, rollen pepermunt en drop, Italiano's, Marsen,
Nutsen en postkaarten van de 'Prinses Irene'. Onder het
autodek bevond zich een ongebruikte salon; in de pantry
kon ik mijn eigen magazijntje inrichten.
De overtocht van Zeeuws-Vlaanderen naar Walcheren
nam zo'n 20 minuten in beslag en twee keer per uur
wandelde er een vers publiek over het dek. 20 minuten
was niet alleen lang genoeg om lekker te verkopen, maar
bood ook voldoende tijd om met deze en gene een praatje
aan te knopen. Dat was een goede aanvulling op het
Engels en Frans dat ik op de mulo leerde. Op donderdagen
en in de weekenden reden er volop touringcars vol
scholieren en toeristen over de brug het autodek op:
meestal op weg naar de markt in Middelburg. Met een
meisje uit Lille, Marie-Jacqueline heette ze, heb ik
adressen uitgewisseld en een tijdje gecorrespondeerd.
Maar helaas, na een maand of drie gaf ze er de brui aan.
De fotoreportage is in 1962 gemaakt door Hans van Wijk,
in die jaren een bekende straatfotograaf in Vlissingen.
Achterop de foto's staat zijn stempel:
'H P VAN WIJK - Rep. Fotograaf
- Groenewoud 58 Vlissingen - Telefoon 3375.
Il/ZEËUWS
Midden op de Westerschelde
Annemieke de Schepper
door: Jan van Damme
Jnd
AWri^peH rWor ttfl «WSdTldt ittrwOlie
V
Roman
li II1
Vrijdag 11 februari 2000
Praatje aanknopen
van ijlt HOUTEN