eerzien
De doppen vlogen van de flessen
7
vuilnisemmer met de aardappel
schillen. En het bleekveldje dat
eerst nog groen was, wordt
helder wit, witter dan de lakens
die er in zomer wel eens op
liggen. Sneeuw, de knisperende
geluidjes van de sneeuw onder je
voeten. Sneeuw die vast klontert
onder je klompen zodat het
lopen strompelen wordt en je
tenslotte omvalt in de sneeuw
die zacht is. De sneeuwvlokken
die je probeert op te vangen op je
tong, maar ze komen meestal op
je wangen en in je ogen terecht.
De eindeloze grijze hemel
waaruit stilletjes ontelbare
sneeuwvlokken naar beneden
dwarrelen. Ze lijken geen doel te
hebben en gaan zomaar ergens
liggen. Het sneeuwt en het
sneeuwt en de wereld verandert
zoals hij nooit meer veranderen
zal.
O, hoe helder die herinneringen
aan de winters van vroeger! Die
wonderlijke winternacht met de
volle, kraakheldere en perfecte
ronde maan die de sneeuw extra
wit maakt, haast even wit als de
maan. Kou prikt in je neus en je
ogen tranen. En dan die sterren
en het oneindig diepe, zwarte
heelal...
Je bent in een bos met sneeuw,
sneeuw op de bodem, dotten
sneeuw op de bomen. Je bent
alleen. Wat een witheid. Wat een
stilte. En je beseft wel: je hoort
hier niet te zijn. En zeker niet te
lopen. Een zwarte vogel gaat
verzitten op zijn tak en er valt
wat sneeuw van zijn tak in de
sneeuw. Een duif zit roerloos
ineengedoken onder een struik.
Die kan beter meteen uit zijn
lij den verlost worden. Een tik van
je stok is genoeg. Zijn miezerig
kopje vliegt eraf, wel twee meter
ver. Hoe rood is het verse
vogelbloed in het heldere wit van
de sneeuw! Het is om te huilen.
Wie doet nu zoiets? De lucht
wordt grijs en roze. Wolken die
sneeuw beloven. Sneeuw
begraaft alles.
Nu vriest het al dagen en er ligt
ijs en iedereen die schaatsen
heeft: lage noren,
kunstschaatsen die aan de
schoenen vastgeschroefd zijn,
West-Friese doorlopers die je
met spekzwoerd invet en die je
met linten aan je voeten moet
vastbinden, iedereen schaatst.
Op de vaart ligt dik zwart ijs. Je
hebt je schaatsen onder
gebonden. Een straffe wind heeft
alle sneeuw van het ijs
afgeblazen en dezelfde maar
steeds nieuwe wind blaast je
vooruit in de richting van de gele
rietkraag. Vooral als je je jas open
knoopt en hem als zeil gebruikt
ga je hard, steeds harder. Je
kruipt op de kant, door de
sneeuw. Je vingers tintelen van
de kou. Je kunt maar moeilijk de
knopen van je gulp open krijgen.
Je plast vlug en slordig je naam
in de sneeuw.
Wim Hofman: Bramen plukken
-Uitgeverij Den BoerjDe Ruiter
Vlissingen, 176 pagina's.
In elk nummer van Zeeuws Weerzien plaat
sen we een fragment uit een Zeeuws boek.
Om in winterse sferen te blijven kiezen we
voor een fragment van Wim Hofman (1941)
in zijn in november 2016 verschenen bundel
'Bramen plukken'. Daarin zijn columns
geselecteerd en gebundeld die hij sinds
2006 heeft geschreven en geïllustreerd
voor de PZC. In 'O, die winters van toen'
gaat hij terug naar de kou van zijn jeugd.
door: Wim Hofman
Je bent in de winter en in de zwarte takken van de bomen, op
sneeuw geboren, want de twijgjes en de allerkleinste
winter betekent sneeuw takjes en op de randjes van het
hadden ze gezegd. En nu is hek en op de daken en op de
er sneeuw en zachtjes wordt alles straten. Op het kippenhok met
wit. Hoe verzin je het! Sneeuw de witte kippen, op de
legt zich zonder geluid op de kruiwagen en de gieter en op de
door: Peter Verdurmen
Nee, om de ijzers onder te binden had
Herman van Lierde geen tijd. De
IJzendijkenaar had andere zorgen in die
barre winterdagen van 1963.
De jonge melkboer, hij was nog een
twintiger, liet z'n klanten niet in de steek,
ook al woonden ze nog zo ver. In de
koudste winter sinds mensenheugenis
waren de open polders rond Petit Paris
veranderd in een poollandschap met hoge
sneeuwduinen. ,,In die jachtsneeuw zag je
geen hand voor ogen. Je kon op de smalle
polderwegen zo in de sloot belanden. En
wie had je dan gevonden? Van een gsm had
nog nooit iemand gehoord."
Het vroor zo hard dat het letterlijk kraakte.
Herman: ,,De doppen vlogen van de
flessen. Alles bevroor. Ik verkocht in die
tijd ook nog losse melk. Na m'n ronde
moest ik de melkbus voor de kachel zetten
om te ontdooien."
Afgiftepunt
Zo'n horrorwinter, het had ook wel wat,
bekent Herman. ,,Het was spannend, je
moest improviseren. In de polderronde
werkte ik met een ander verdeelsysteem.
Sommige klanten fungeerden als
afgiftepunt voor de andere bewoners in
hun polder. Je kon gewoon niet overal
komen, dus moest je een andere oplossing
bedenken. De betaling kwam later wel."
Herman van Lierde, verknocht aan
IJzendijke, maakte meer barre winters
mee. Maar ook heerlijke lentes en zomers.
Zijn favoriete seizoenen. „Melkboer is
fysiek een zwaar beroep. Je maakte lange
dagen met het nodige tilwerk. Daar stond
tegenover dat je altijd buiten was. Ik kan
het buiten-zijn niet missen. Nog elke dag
wandel ik een kilometertje of vijf door de
polder."
W ZEEUWS
O, die winters van toen
'Winter' Illustratie Wim Hofman
Wim Hofman
Oud-melkboer Herman van Lierde.