.Feest 9 'Mijn koe? Ik zou het niet weten' Feest van herkenning the old man and the sea ramon van Herkenning Dotaliers licrkiiiilïii ie Aanltütiurii twee snnkketaaft Ér» Ui»* Jwmi*" Over IW« ffMirenco m dc mist, cm koe. een I-duw en een .stokje Als je als smokkelaar samen met je smokkelwaar werd betrapt, was je er gloeiend bij. Maar er waren ook manieren om dat verband wat moeilijker aantoonbaar te krijgen. Wie levende have smokkelde moest er bijvoorbeeld voor zorgen dat er geen directe betrokkenheid tussen de smokkelaar en het dier te constateren viet. Zo dachten die smokkelaars bij Aardenburg vast ook. van hem kende - op het bezette gebied af. „Dies ist unser Bade- höckchen", hoorden we hem zeggen met een alle kanten op schietende intonatie. Voor mijn broer aanleiding om in de slappe lachkramp te schieten. Mijn moeder gaf hem een draai om zijn oren en de Duitse meneer zei: „Ich glaube nicht, dass Sie Teile dieses Strandes behaupten können."(. „We gaan morgen wat vroeger," zei mijn vader. „Dan zal jij toch wat eerder op moeten staan", was het antwoord van mijn moeder. „De jongens gaan vooruit", zei hij ad rem. De volgende dag liepen mijn broer en ik om kwart over acht met de tas met koffie en broodjes en andere benodigdheden voor een dagje aan het strand tussen ons in de Fort den Haakweg af richting Freek de Jonge. Foto Lex de Meester zee. Het was een kleine twee kilometer lopen. De lucht had nog iets fris van de vroege morgen en wij waren de enigen die richting strand liepen. Er kwam ons een reusachtig Zeeuws paard tegemoet, dat een kar op rubber banden voortrok. De voerman wenste ons een goedemorgen. Mijn broer zei: „Insgelijks." „Van wie heb je dat?", vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op en mompelde: „Uit een boek." Insgelijks. Ik nam me voor ook eens een boek te lezen. Een eerste blik bovenop het duin richting ons strandhuisje bevestigde een langzaam gerezen vermoeden. De Duitsers zaten er al. Breeduit. Ze hadden een tweede wind scherm aangeschaft om de wispel turige Hollandse wind te weren. Mijn broer en ik verstijfden. „Wat gaan we doen?", vroeg ik, „ik ga daar echt niet zitten wachten achter dat huisje tot de rest komt." Mijn broer haalde zijn schouders op. „Geef mij mijn boek maar." „Neem jij de hele tas maar." „Die is te zwaar." „Dan ga je toch hier zitten lezen." Er stond een bank. Ik liep terug. De eerste badgasten passeerden. Ze lieten mij steeds als eerste groeten, waardoor ik het nieuw verworven woord 'insgelijks' niet kon praktiseren. Toen ik bijna thuis was, kwamen mijn ouders me tegemoet gelopen. „Ze zaten er al." Mijn vader weigerde naar het strand te gaan. Mijn moeder zei dat hij niet zo flauw moest doen. Uit: Freek de Jonge: Ben ik een Zeeuw? Geschenk tijdens deWeek van het Zeeuwse Boek 2017. Dies ist unser Badehöckchen Domineeszoon, cabaretier en schrijver Freek de Jonge (1944) haalt herinneringen op aan Zeeuwse vakanties. Hier volgt een fragment uit zijn verhaal 'Insgelijks', dat vorig jaar verscheen in zijn bundeltje 'Ben ik een Zeeuw?' We gaan naar 1956, Vrouwenpolder. Regelmatig staken Nederlanders met een koe de grens over. Helaas geeft de geschiedenis ons door gaans alleen de mislukte gevallen. Behalve dan toch de gebeurtenis van 13 oktober 1955. Het was toen mistig rond Aardenburg. De com miezen die op de loer lagen zagen plots een man lopen met een tien tallen meters lang touw achter zich aan. Nadat die sleep voorbij was bleek hieraan een koe vast te zitten. Achter de koe liep een man losjes met een stok waarmee deze af en toe de koe op de kont sloeg om hem vooruit te laten lopen. De karavaan was in België voordat de commiezen in konden grijpen, maar ze hadden het duo wel herkend. Voor de rechtbank in Middelburg herhaalden de twee echter keer op keer dat ze van niets wisten. De voorste had de koe nog nooit gezien en de achterste had de viervoeter alleen wat aangemoedigd door te lopen. Bron: ZB, Krantenbank Zeeland, Zeeuwsch Dagblad, 18 januari 1956, pag. 2. De oorlog moest nog beginnen in mij. En dat lukte met de Duitsers in Vrouwenpolder. We hadden dat jaar van de Duitsers gewonnen. Op 14 maart. In een door sneeuw stormen geplaagd Düsseldorf. Met twee doelpunten van Abe. En eentje van Cor van der Hart in eigen doel. Het gevolg was dat we iets hadden terugveroverd op de schande van de smadelijke nederlaag in de meidagen van 1940. De Duitsers deden zich te goed aan de vruch ten die het Wirtschaftswunder afwierp en hadden er niet veel moeite mee de vakantie door te brengen op de stranden die ze twaalf jaar eerder pas prijs wensten te geven na een bittere strijd. In het dorp zorgde het opkomende toerisme voor een tweedeling. Naast de vraag wat God ervan zou vinden, was het ook een morele kwestie. Mocht je geld verdienen aan de mensen die ruim tien jaar geleden Walcheren verwoest hadden achtergelaten? Ons gezin kon beschikken over een withouten bakhokje op het strand, waarin we onze badpakken aan konden trekken zonder het onhandige gedoe met een hand doek om wat niet gezien mocht worden te bedekken. De Duitsers, een gezin met twee kinderen, hadden zich er op een dag pontificaal geïnstalleerd. Een kuil met een Atlantikwall er om heen, twee parasols en twee strand stoelen, een windscherm en een hond. Mijn vader die erg op zijn rust gesteld was als hij Simenon las, liep geërgerd - een stemming die ik met andere mensen erbij niet Hoe noem je zo'n knijpend apparaat ook weer? Dat kwam me vaag bekend voor... ...tsunami? Wat heb ik nu aan mn pink hangen?

Krantenbank Zeeland

Zeeuws Weerzien. Feest van herkenning | 2018 | | pagina 9