Naomi's raad en bede.
Het boek Ruth.
Een merkwaardig stuk.
Daarom ging zij uit van de plaats,
waar zij geweest was, en hare twee
schoondochters met haar. Als zij nu
gingen op den weg, om weder te
keeren naar het land Juda.
Zoo zeide Naomi tot 'hare twee
schoondochters: gaat henen, keert
weder, een iegelijk tot haars moeders
huisde Heere doe bij u weldadigheid,
gelijk als gij gedaan hebt bij de dooden,
en bij mij.
De Heere geve u, dat gij ruste vindt,
een iegelijk in haars mans huis.
Ruth 1:7—9a.
De heilige geschiedschrijver vermeldt nu ver
der, dat Naomi zich opmaakte, en dat hare beide
schoondochters haar vergezelden. Welk eene
liefelijke aanhankelijkheid ondervond Naomi van
deze beide jonge vrouwen! Het schijnt, dat zij
in de verste verte er niet aan gedacht heeft,
dat er ook maar ééne met haar mede zou gaan.
Is het evenwel anders, en hebben zij er op
gestaan om Naomi te vergezellen, dan is dit
zeerzeker niet dan na veel strijd door Naoini
toegestaan.
Maar hoe het ook zij, nu zij wellicht tot de
grenzen van Moab en Kanaan gekomen zijn,
wendt Naomi zich tot hare dochters, misschien
om ze te beproeven, misschien ook uit zelfver
loochening, en in het besef, dat anderen meer
recht op deze beide vrouwen hadden dan zij.
Wij noemden dat zelfverloochening,
omdat Naomi de hulp der schoondochters best
kon gebruiken, zooals dan ook uit het verder
deel van dit boek blijkt. Of zouden er wellicht
ook bezwaren in het hart van Naomi opgekomen
zijn, omdat deze beide vrouwen heidinnen waren V
Maar dan vragen wij wederomwat zou heer
lijker triomf voor Naomi geweest zijn, wanneer
zij het middel in Gods hand mocht zijn, om ze
tot God en Zijn volk te brengen?
Wij weten de juiste reden niet, waarom Naomi
zich tot Orpa en Ruth wendde met deze woor
den. Wel kunt ge begrijpen, dat het een wee
moedig en spannend oogenblik voor deze drie
vrouwen geweest is, en dat het Naomi veel strijd
zal gekost hebben, aleer zij kon zeggeng a a t
heen, keert weder, een ie gel ij k tot
het huis harer moeder."
Uit deze woorden behoeft niet te volgen, dat
deze beide jonge weduwen dus geen vader meer
hadden. Eene Oostersche vrouw had een eigen
tent en was omgeven van hare dochters. Gelijk
de zonen bij den vader behooren, zoo de dochters
bij de moeder.
Naomi voegde nu bij hare vermaning ook nog
een waardeerend getuigenis van de liefde en
aanhankelijkheid, die zij van Orpa en Ruth had
mogen ondervinden, en die zij aan de dooden
hadden betoond. Zoo gaat zij ons voor, om het
goede te noemen en te waardeeren. Dit wordt
zoo vaak vergeten. Ondank is vaak 's werelds
loon. Dankbaar en erkentelijk te zijn in woord
en daad is zoo bemoedigend. Waardeering te
mogen ontvangen, doet alle moeite vergeten en
gering achten.
Naomi zegende ze daarvoor en zeide„d e
Heere doe bij u weldadighei d." Dat
is naar den geest der Schrift. Van de barmhar-
tigen zegt de Heiland in de Bergrede: „Zalig
zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartig
heid geschieden." En voorts, dat in den grooten
dag een barmhartig oordeel over hen zal gaan.
Wanneer eene moeder zóó zegenen kan, zegenet
ook aan gehuwde kinderen, dan is dat voor ons
in onderlinge verhouding eene aanwijzing, hoe
wij hebben te leven. Gelukkig, wanneer de
ouders hunne kinderen kunnen zegenen en zij
hun niets te verwijten hebben. Laten daarom de
kinderen van eiken leeftijd hunne ouders wel
doen, opdat het hun welga! Laten wij voor
elkander bidden, opdat God ons zegene, en ons
vergelden moge naar hetgeen wij anderen hebben
gedaan
Wij moeten van Naomi zeggen„welk eene
zelfopofferende moeder, welk eene edele vrouw
Zij denkt niet: Ik kan nog lang profijt hebben
van deze dochters, wanneer zij met mij mede
gaan; o neen, zelfzuchtig is zij niet. Da liefde
zoekt zichzelve niet, maar het geluk van anderen.
Zij heeft niet eigen leven, maar dat der beide
jonge weduwen op het oog. Wel zou zij in de
toekomst een gemakkelijk leven gehad hebben,
maar zij gunt ze gaarne opnieuw huiselijk leven.
Zij verstaat het, dat het goed is, dat jonge
weduwen huwen.
De vrouw zoeke bovenal gelukkig te zijn in
het huis van haren man.
Naomi drukt het zoo juist uit, als zij zegt:
„de Heere geve, dat gij ruste vindt,
een iegelijk in het huis van haren
man." De Heere geve dat! Want Hij is het,
die aan den man zijne vrouw en aan de vrouw
haren man geeft. De Heere wil daarom gebeden
zijn. En dat is juist het gebrek, dat zoo menige
man en zoo menige vrouw niet opziet naar boven
en bidt: „dé Heere geve dat!"
Eet tvare lévèn der vrouw is in huis en in
een huisgezin. De emancipatie-zucht der vrouw
onzer eeuw is tegen de Schrift, en het optreden
der vrouw in zoo velerlei betrekking buiten den
huiselijken kring is in menig opzicht met haar
wezen en bestemming in strijd. De schuld daar
van moet naar vele zijden gezocht Wotden, m aar
ligt ook bij zoovele mannen, die geen eigen huis
en in dat huis een eigen wettige vrouw begeeren.
Naomi drukt het juist uit: eene vrouw, die
gehuwd is, is tot rust gekomen, d. w. z. tot haar
bestemming, tot haar levensdoel. Iedere moeder
moet met Naomi dat voor hare dochters bidden.
Ge moogt dat niet aan het toeval overlaten. En
ook de dochters mogen en moeten dit van den
Heere begeeren. Maar zich daartoe op zondige
wegen te begeven, is zoowel voor de moeder
als voor de dochters een tet zijde stellen van
God en Zijne voorzienigheid. Het moet van God
begeerd. Hij moet het geven. Denkt men daar
wei altijd om? Wordt menige verloving en
menig huwelijk niet zonder Hem begonnen? En
kan men dan wel ruste vinden in het huis van
den man?
En dan zij ook deze opmerking er nog aan
toegevoegd. Elke man en vrouw vormen nog
geen paar, zoodat de vrouw werkelijk rust heeft
in het huis van haren man. De'vrouw begeere
daarom van God een Godvreezend man, en de
man zie biddend om naar eene Godvreezende
vrouw, opdat zij samen den Heere mogen dienen.
Want ware rust wordt in geestelijke overeen
stemming gevonden.
Klundert. Mulder.
Een bevriende hand zond ons dezer dagen
het convocatiebiljet van een vergadering van „de
leden van den Bona tot uitgave van De Wachter
welke vergadering in October jl. te Utrecht ge
houden is.
Al is het stuk niet kersversch meer, de inhoud
is toch te merkwaardig om het niet in zijn geheel
onder de oogen onzer lezers te brengen.
Aan de
leden van den Bond tot uitgave
van De Wachter
Waarde Broeders
Namens het bestuur van den Bond deel ik
U mede, dat de samenkomst van den Bond be
paald is D.V. op DONDERDAG 27 OCTOBER a.s.,
voorm. 11 uur, te UTRECHT, in het hotel „La
Station."
Tot het werk dier vergadering zal o. m. be
hooren
Verslag van „De Wachter."
Bespreking van wat behoort tot den inhoud,
de uitgave, de meerdere verbreiding enz. van
„De Wachter".
Bespreking van de verschijnselen in het Ker
kelijke leven inzonderheid:
1. de stand der Opleidingskwestiea. de Theol.
School; h. het verband der Kerken met de Vrije
Universiteit
2. de leerverschillen.
Over de leerverschilllen zal een referaat wor
den gehouden, waarin deze stellingen worden
toegelicht.
STELLINGEN.
1. De onderteekening van de Formulieren van
Eenigheid verbindt, om noch in woord noch in
geschrift iets te leeren wat in strijd is met die
Formulieren.
2. In de Belijdenisschriften is geen sprake van
een eeuwige rechtvaardigmaking, maar alleen van
de rechtvaardigmaking in den tijd en door of uit
het geloof. Te stellen, dat uitverkorenen ook
reeds van eeuwigheid in het oordeel Gods ge
rechtvaardigd zijn, dus reeds van eeuwigheid
vrijgesproken zijn van schuld en straf, en het
recht ten eeuwigen leven hebben ontvangen, zoo
dat op hen bij de geboorte niet meer ligt de
toorn Gods en de eeuwige verdoemenis, maar dat
zij, in het oordeel Gods van eeuwigheid gerecht
vaardigd, in den tijd slechts door het geloof
moeten komen tot het bewustzijn hunner recht
vaardiging, strijdt tegen hetgeen in de Bel.
wordt beleden en mag dus niet voorgestaan noch
verdedigd wordenzoo min door geschrift cds door
prediking en onderwijs. 1).
3. De H. Geest werkt de wedergeboorte in
den tijd, door bemiddeling van het Woord, en
wel voornamelijk van het gepredikte Woord; zij
vfórdt openbaar wanneer het zelfbewuste leven
aanwezig is, en wordt ook reeds in kleine kin
deren gewerkt, doch alleen in zulke, die in de
gemeente geboren zijn.
Wat van de Wedergeboorte waar is, geldt ook
van het geloof, als potentie, als zaad des geloofs
genomen. 2)
Het is in strijd met de Bel. schriften, te stel
len dat de wedergeboorte reeds van eeuwigheid
in Christus, als het centrale Hoofd van het uit
verkoren menschelijk geslacht, heeft plaats gehad,
dat zij geschiedt buiten en zonder het Woord
en jarenlang zoeder eenige openbaring in den
mensch aanwezig kan zijn.
4. Volgens de Bel. Schriften is de H. Doop
wezenlijk één met de Belijdenis; hij beteekent
en verzegelt niet wat in den doopeling aanwezig
is, of verondersteld wordt aanwezig te zijn, maar
de beloften van het Genade ver bond, in het Evan
gelie geopenbaard, en hij geschiedt niat op grond
van 's Heeren bevel aan hen, die van hun geloof
belijdenis doen. en aan hunne kinderen, omdat
ook hun de beloften des Verbonds zijn toegezegd,
terwijl hij alleen dient tot versterking van het
geloof, welker vrucht niet slechts onder en bij,
maar ook voor en in den Doop genoten kan
worden.
5. Ofschoon er over het Supra- en Inf'ra-lap-
sarisch standpunt altijd verschil is geweest in
de Gereformeerde Kerken, ook op de Gen. Synode
te Dord in 1618/19, en beide voorstellingen prak
tisch geduld zijn, wordt toch in de Bel. Schriften
het Infra-lapsarisch standpunt beleden; waarom
het Supra-lapsarisch standpunt noch als de leer
der Gereformeerde Kerken kan voorgesteld, noch
als zoodanig mag onderwezen wezen, en het
wordt zeer bedenkelijk, wanneer dat standpunt
uitgangspunt wordt van geheel de theologische
beschouwing.
VOORSTELLEN.
„De Wachter" wekke inzonderheid de Kerke
raden op tot waken en optreden tegen de mis
kenning van het beding van eene „eigene in
richting" tegen de dienstbaarmaking der Kerken
i. z. de opleiding van een Vereeniging vooral
door voorgangers der Kerken zeiven, en tegen
de verhreidmg der Amsterdamsche leeringen 1in
prediking en onderwijziging; en tot organiseering
van sameniverking van gelijkgezinde kerker aden. 1)
„De Wachter" dringe aan op afkeuring door de
a. s. Gen. Synode van het besluit der synode van
1902tot aanneming van het concept-contract Ba-
vinckRutgers c. a.op losmaking v. h. verband
tusscfien de Vereen, v. H. O. en de Kerkenen in
elk gevalintrekking van het besluit i.z. de tweede
collecte voor de V. U. 1)
„De Wachter" wekke de Kerkeraden op langs
kerkelijken weg op de Gen. Synode te brengen
een voorstel tot afkeuring van wat tegen de
Theol. School is gedaan door de Vrije Univer
siteit en de professoren Bavinck en Biesterveld.
„De Wachter" zorge, bij de vaststelling van
uitgaven en van bijdragen voor de Theol. School
een zeker bedrag in kas te houden voor onvoor
ziene uitgaven enz. 1)
Toetreding van leden tot den Bond.
Ontwerp-reglement van den Bond.
Al den broeders wordt dringend verzocht te
komen. Brenge de Heere ons op den bepaalden
tijd te zamen, tot Zijne eer en tot zegen voor
Zijne Gemeente
Namens het Bestuur der Bond
L. Lindeboom.
Kampen, 14 Oct. 1904.
70ste jaardag van de vrijmaking
en wederopenbaring der Gerefor
meerde Kerken in Nederland, door
„de Afscheiding" van het N. H.
Genootschap.
Commentaar op dit stuk is overbodig.
Men heeft wel eens geklaagd, dat De Heraut"
met te schrille kleuren het streven van deze
broeders schilderde.
Thans kan men oordeelen of onze klacht over
dreven was.
Allen die het niet met Prof. Lindeboom eens
zijn, moet of een slot op den mond worden
gelegd, of zij moeten de Kerk verlaten.
Het verb&nd met de Vrije Universiteiten moet
op de a. s. Synode verbroken worden.
En om dat doel te bereiken moeten de ker
keraden worden omgezet en een geheime organisatie
in het leven worden geroepen.
Het terrorisme ten top gestegen".