Kii* Jaargaiijj.
VRIJDAG 30 DECEMBER 1904.
No. 53
ytf EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE jKEF^KEN
IN jZEELAND, j^OORD-p^ABANT EN J-HMBUF^G.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hy zal ons
behouden.
Jesaja 33:22.
Onder Redactie van Dr. L. H. WA GE NAAR,
DD. VAN DE KAMP, KERKHOF, MULDER e. a.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEEKF
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee.
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht"
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 1522.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzon derlij ke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
U i t g e Y Jé r
K. LK COlrsTKE
MIDDELBURG.
Berichten, AdvertentiëD enzgelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
BIJ DE WISSELING DER JAREN.
Maar nog is het einde niet.
Matth. 24 6.
Gelijk er aan alle dingen een begin en een
einde is, zoo heeft ook de wereldgeschiedenis
een begin gehad en zal eenmaal een einde
hebben.
Van die veronderstelling gaat ook het Woord
van onzen Heiland uit, dat hierboven gedrukt
is, en dat voorkomt in zyne eschatologische
redenen (d. i. die betrekking hebben op het
einde aller dingen).
Zulk een woord spreekt ons vooral toe wan
neer de loop van een jaar is geëindigd, en
weer een nieuw jaar zijn intrede doet. We
laten het oog achterwaarts gaan over den af-
gelegden weg, en bemerk ebde hoe we nog
midden in de worsteling leven, die bij lange
na nog niet tot hare ontknooping is gekomen,
heeft dat Woord van Jezus ons een wijze
les te geven: Maar nog is het einde
niet. Het einde des jaars geeft ons allereerst
de gedachte ter overweging dat er eenmaal
een einde komt aan de bestaande wereldorde.
Geen onverschilligheid omtrent het tegenwoor
dige past ons.
We moeten er oog voor hebben hoe op
ieder gebied van het menschelijke leven een
strijd gestreden wordt tusschen het slangen
zaad en het vrouwenzaad, die vooral in onze
dagen steeds heftiger, steeds algemeener, steeds
dieper geworteld, zich openbaart. De tegen
stelling tusschen mannen des geloofs en mannen
des ongeloofs wordt al scherper. Met ieder
jaar wordt niet slechts in ons vaderland, maar
evenzeer in andere landen, een schifting onder
de geesten openbaar, die heel de menschen-
wereld maakt tot een onmetelijk slagveld,
waarop twee geestelijke legermachten, die van
den Christus Gods en die van den Geest uit
den afgrond, in slagorde geschaard tegenover
elkander komen te staan. Getuige van die
schifting was ook het jaar 1904. En wat wij
voor de toekomst te wachten hebben is niet
anders dan dit, dat het einde, er nog niet
is, maar dat de strijd voortduren zal tusschen
licht en duisternis, tusschen geloof en ongeloof,
tusschen rede en openbaring, tusschen Chris
tus en Satan. Wanneer we dan ook een nieuw
jaar beginnen, gaat de strijd met ons de gren
zen van het oude jaar over.
Daar zijn soms tijden geweest dat men dacht
aan een wapenstilstand, dat het leek alsof er
algemeene verdraagzaamheid was gekomen.
Doch was dat de werkelijkheid? Laat
het u toch niet wijs maken.
Wel neen, de werkelijkheid was, dat er
minder diep geleefd werd en»daarom de
tegenstellingen niet werden gemerkt. Er was
een periode van afgematheid en uitputting.
Doch in onze dagen is er weer nieuwe veer
kracht en strijdlust gekomen en we zijn thans
midden in de worsteling der geesten meebe-
grepen; want nog is er het einde niet.
De Oudejaarsavond is een mijlpaal; gunt
ons efkens rust; doet ons eens terugdenken.
En de genoten vreugde of ondervonden smart
laten we voor een ieder in eigen huisgezin
ter overpeinzing, maar wat we gemeenschap
pelijk als geloovigeri gedaan en ondervonden
hebben, legt ons de vraag voor: welk aandeel
hebben wij genomen in de worsteling der
geesten
Hebben wij ons nimmer het kruis van
Christus geschaamd? Heboen wy altoos ver
trouwd op onzen God, die pok in de geestelijke
worsteling de overwinning alleen schenkt, of
hebben we vaak gebouwd i op eigen kracht en
vermogen? Wat hebben we toegebracht tot
uitbreiding van Gods Koninkrijk en tot be
vordering van de eere Zijns Naams? 'Was ons
denken en willen, ons arbeiden en spreken
ook gericht op de verwachting van het einde
aller dingen? Zoo ons werk beproefd wordt
door het vuur, wat zal er van overblijven?
Ook al mogen we zelve behouden worden
als door vuur, zullen we gebouwd hebben op
het eenig goede fundament? Laat de ernst
van den laatsten dag des jaars ons nopen tot
afsluiting van onzen balans, opdat we ook
met onze lauwheid en verkeerdheden, met
onze tekortkomingen en dwaasheden in de
schuld vallen mogen voor onzen hemelschen
Rechter.
Bedenken we ook, dat onze taak nog niet
afgeloopen is. Door het geloof moet de wereld
overwonnen worden. En al is het ook, dat er
telkens uit onze gelederen strijders voor den
Naam onzes Gods wegvallen, wij worden ge
roepen den arbeid voort te zetten, den afge
broken draad op te vatten en verder te spinnen.
Op allerlei gebied roept ons 1905 weer tot
strijden en worstelen. Nog is het einde niet.
Gaan we dan gemoedigd voort in de kracht
onzes Gods.
Ga niet voort in eigen kracht, bouw niet
op eigen wijsheid. Dan alleen behoeft ge voor
de toekomst niet bang te zijn. Vele vragen
kunnen zich in ons binnenste vermenigvul
digen: Wat zal er worden van ons huisgezin?
van onzen arbeid? van onze scholen van
onze kerken? van ons Vaderland? van onze
volksvertegenwoordiging? van onze regeering
van Staat en Maatschappij? Achter het gordijn
des nieuwen jaars is een onbekende toekomst
voor ons verborgen. Het wegschuiven, vermag
zelfs de kloekste profeet niet. Zooveel is zeker
nog is het einde niet. De strijd duurt
voort. Al hooren we ook in het Oosten van
oorlogen en geruchten van oorlogen, laat zulks
ons niet verschrikken. Al die dingen zijn maar
een beginsel der smarten.
Het is alles voorbereiding voor de
eind-catastrophe, voorspel van het eind aller
dingen. De geloovigen behoeven niet ver
schrikt te zijn, ook al zien zij dat alle
machten des afgronds zich samenspannen.
Gods Woord heeft ons in zooverre de tip
van den toekomstsluier opgelicht, dat we der
gelijke worstelingen wachten. Maar biddende
strijden we voort voor de eere onzes Makers,
en de geloofstaal waarmee ons gebed eindigt,
is en blijft: O Onze Vader, Uw is de kracht
en het koninkrijk en de heerlijkheid tot in
alle eeuwigheid.
Gods volk strijd niet opgewonden, maar met
kalmte. Het wordt niet terneergeslagen als de
zegen niet aanstonds volgt, maar blijft ook
na tijdelijke teleurstelling volharden, we
tende dat nog niet het e i n d e is, omdat
bij het einde de zegepraal zal zijn aan Christus
en al de Zijnen.
Met de kalmte van hen, die weten, dat zij
verlost zijn, gaan daarom de ware geloovigen
den strijd des nieuwen jaars weer in. Gij, die
weet, dat gij in Christus des eeuwigen levens
deelachtig zijt, zoudt gij u gejaagd of beang
stigd betoonen?
Geenszins; wel ijver, maar geen gejaagde
overspanning past Gods knechten in den strijd:
Worde daarom bij ons gevonden de kalme
blik des geloofs en de vaste hand des ver
trouwens op God; de blijde stemming der
hope en de vurige kracht der liefde. Nog is
het einde niet. Het einde zal de vrucht zijn
van de worsteling der eeuwen. Met kalme
volharding, in gehoorzaamheid aan Gods Woord,
hebt ge mee te worstelen met ijver en waak
zaamheid om de komst van het einde aller
dingen voor te bereiden.
Ruwe stormen mogen woeden,
Alles om mij heen zij nacht,
God, mijn God zal my behoeden,
God houdt voor mijn heil de wacht.
Moet ik lang Zijn hulp verbeiden,
Zijne liefde blijft mij leiden:
Door een nacht, hoe zwart hoe dicht,
Voert Hij mij in 't eeuwig licht.
Dat geloofsvertrouwen geeft ons een gees
telijk staal in het hart om op ieder gebied
tegen de machten der zonde en des ongeloofs
den strijd voort te zetten, wetende dat het
einde nog niet is. Vinde onze Heere der heir
scharen ons als getrouwe krijgsknechten een
iegelijk op zijn post, en .zij onze hulpe steeds
in Zijnen Naam alleen.
Kerkhof.
Diakenen.
Tweeërlei diakenen wou Calvijn.
De eene helft om de gaven te verzamelen.
De andere om ze uit te deelen.
Tweeërlei diakenen hebben wij niet.
Maar tweeërlei roeping hebben onze diakenen wel.
En daarbij is verzamelen niet gelijk met col
lecteeren. Noch uitdeelen met de bepaalde gave
thuisbrengen.
Voor verzamelen gelijk voor uitdeelen wordt
de ambtsgenade van ee*i „bewogen gemoed" ver-
eischt.
Voor het eerste nog het meest. Or.
MET MEDEWERKING VAN