wint, ik zal hem geven met mij te zitten in mynen troon, geljjk als ik overwonnen heb, en ben gezeten met mijnen Vader in Zijnen troon. Kerkhof. Het boek Ruth. Rapport van Deputaten der Classis inzake verkiezing van Ouderlingen en Diakenen. (Slot.) Beoordeeling van Elimelech's handelwijze en LEERING DAARUIT. Ruth 1:1. Wij willen nu vragen: „hoe wij over het vertrek van Elimelech uit Bethlehem- Juda hebben te oordeelen." En dan komt het ons voor, dat het niet zijn doel was, om daar rijkdommen te vergaderen; dat hij niet hunkerende naar de gemeenschap met dat heidensche volk en met Kamos, der Moabieten godmaar dat het de nood was, die hem dreef, en honger, welke de aanleiding was. En toch, wanneer wij den tijd in aanmerking nemen, waarin wij verplaatst zijn, dan ligt het, dankt ons, voor de hand, dat het niet deze aanleiding alleen kan zijn, die hem deed besluiten met zijn gezin het heilige hof des verbonds te verlaten. Zoo menigeen geeft een aanleiding tot zonde, zonder dat hij er nochtans toe komt, wijl hem de vreeze Gods wederhoudt. Dat blijkt u uit de geschiedenis van JozefMaar als de vreeze Gods ontbreekt of zwak is, dan behoeft er slechts eene aanleiding te zijn. om de verdorvenheid van het hart aan den dag te laten komen. Ge moogt u nooit achter eene aanleiding tot zonde verschuilen, omdat het u niet verontschuldigt; het is onze roeping, om voor die aanleidingen op onze hoede te zijn en te waken, dat ze ons niet brengen tot dadelijke zonde. Juist wanneer er aanleidingen zijn, tot eene of andere zonde, moet ge op uw hoede zijn. In zulk eene beproe ving Gods moet uw oprechte liefde tot Hem openbaar worden En nu moogt ge bidden, dat de Heere u voor aanleidingen bewaren moge: maar ook, wanneer ge niet in zonde valt, moet ge waken voor zelfverheffing, omdat ge door den Heere bewaard zijt en alleen in Zijne kracht en vreeze uzelven hebt kunnen bewaren. De zonde van Elimelech was, dat hij Kanaan, 't heilige verbondserf verliet en ter wille van brood zich begaf naar een land en naar een omgeving, waar hij niet voldoen kon als Israëliet aan de wetten van zijn Verbondsgod. Wij staan hier voor de vraag of, wanneer do Heere een volk bezoekt, met hetwelk wij gemeen schappelijk schuld hebben, wij ons dan aan die straf onttrekken mogen, en of wij ons dan mogen begeven in het midden van ongeloovigen, waar zul ken als Loth eiken dag hunne rechtvaardige ziele kwellen. Ea dan komt het ons voor, dat dit niet naar des Heeren wil is. De socialistische leuze„Waar het goed is, daar is ons vaderland", is geen Christelijke gedachte. Waar God u brood gegeven heeft, daar moogt ge niet licht en zonder gebed wegtrekken. Menigeen zoekt naar meer, omdat hij met hetgeen hij heeft niet tevreden is, en stoot weg, wat God hem schenkt. Het is onze Christelijke roeping, om onzen geboortegrond hoog te achten, het vaderland lief te hebben en in bepaalde omstandigheden naarstig te letten op de wenken, wegen en leidingen van Gods voorzienigheid. Vooral moet bezorgdheid verre van het kind des Heeren zijn; moet het zoeken van het koninkrijk Gods in de aller eerste plaats zijn kenmerk wezen en het geloof in God ook in duistere tijden zijn kracht zijn. God zal voor de Zijnen zorgenmaar wie God verlaat, en, gelijk Elimelech het gewijde erf verliet, zoo de kerk des Heeren den rug toekeert, om in de wereld alleen het stoffelijke na te jagen, heeft smart op smart te vreezen en komt van de eene ellende in de andere. Deze les ligt voor alle gedoopten in dezen tekst, dat zij ter wille van brood zich niet overal heen mogen begeven. Zoo gij lid van Christus' kerk en geheiligden in Christus zijt, moet ge u niet begeven in het midden eener ongeloovige, van God vervreemde menigte. Vooral moet iedere huisvader toezien, welke lieslissing hij neemt ook met het oog op de zijnen. Elimelech nam vrouw en kinderen ook mede naar eene heidensche omgeving, en stelde zoo zijn zaad, de kinderen des Verbonds, bloot aan allerlei verleiding, zonde en afval van den Heere. Het is waar, dat wij overal bewaard moeten worden maar die uit God geboren is, bewaart zichzelven en de booze vat hem niet. In Bethlehem was het veiliger met weinig, dan in Moab met veel brood. Daar had de Heere ze eene omtuining gemaakt, terwijl ze nu zelf die omtuining ver- ieten en zich in verzoeking begaven. Eene gods dienstige omgeving met minder brood staat verre boven een ongeloovige omgeving met ruime ver diensten, want ge stelt het heil van uw geslacht in de waagschaal. Wanneer ge in een geheel Roomsche omgeving, uren ver van eene kerk, waar Gods Woord wordt verkondigd, meer brood verdienen kunt en meer geld voor uw arbeid kunt krijgen, geeft gij in uw gaan te kennen, de tijdelijke belangen te stellen boven het koninkrijk Gods; toont ge weinig te beseffen, wat de waarde is van eene gemeenschap met gelijkgezinden; toont ge weinig waarde toe te kennen aan de prediking des Woords, de bediening der Sacramenten, de ge meenschap der heiligenonttrekt ge u aan het dragen van elkanders lasten stelt ge uzelven en uw zaad aan groote gevaren blooten berooft ge hen van zooveel, wat zij voor hunne Christelijke opvoeding van noode hebben. Zoo moet dus eene plaats met eene Gereformeerde kerk en eene christelijke school verre de voorkeur hebben boven een plaats, waar beide worden gemist, al kunt ge in de laatste plaats ook meer geld ver dienen en beter uw brood hebben. Elimelech beroofde zichzelven en de zijnen van vriendschappelijken omgang, van den omgang met geloofsgenooten, van den opgang naar het heiligdom. Velen nemen zich met Elimelech voor, om in zulk een ongeloovige omgeving als vreemdeling te verkeeren; maar de ervaring leert, dat ge u als mensch op den duur niet kunt afsluiten. Een vreemdeling heeft geen leven. Veeleer ondervindt de vreemdeling een zeer slechten invloed van zijne omgeving, zoodat de bondelingen Gods het verbond steeds meer vergeten en verbreken, weldra verachteren in de genade, of zelfs den waren God den nek toekeeren. Zóó wbs het met de duizenden Israëlieten in Babelzij hadden allengs bezittingen verkregen in het vreemde land, akkers bebouwd en huizen gebouwd; en toen het verlof kwam, dat zij naar Kanaan konden terugkeeren, gevoelden zij geen lust meer. Kanaan had plaats gemaakt voor Babel; het koninkrijk Gods voor het wereldrijk. En zoo al de ouders nog denken mogen aan de gemeenschap met Gods volk en aan het gemeenschappelijk dienen van den Heere in tempel of kerk, de kinderen vergeten het vaak en vermengen zich met de ongeloovigen, om óf zelf óf in hun geslacht van den God des verbonds te vervreemden, zoodat de Bondsbreuke vol komen wordt. Beware God u en uw zaad daarvoor Klundert A. J. Mulder OFFICIÈELE BERICHTEN. En niet minder scherp heeft de Gereformeerde Kerk in later tijd deze zelfde democratische stroo ming veroordeeld, toen de Independenten uit Engeland wederom dit „stemrecht der gemeente" wilden drijven, zooals Morelli het had uitgelegd. Zoo veroordeelt Maastricht onder al de verschil lende ketterijen op het stuk der beroeping niet alleen de Roomschen, die het recht der verkiezing aan den bisschop toekennen, de Erastianen en Remonstranten die leeren dat de Overheid kiezen moet, maar ook met name de Independenten, die het recht van beroeping toekennen „aan de gemeen telijke vergadering en aan afzonderlijke leden". Daartegenover stelt hij, dat de Gereformeerden het goddelijke recht van de roeping hebben toe gekend aan de kerk niet aan de kerk in haar afzonderlijke leden, maar aan de kerk als geor ganiseerd geheel onder leiding van den kerkeraad, die de gemeente representeert. Deze ernstige les der historie worde niet vergeten. Het Gereformeerd kerkrecht staat een gezonde democratische ontwikkeling niet in den weg. Noch Calvijn, noch Beza, noch eenig Gereformeerd godgeleerde heeft a Lasco veroordeeld, omdat hij te Londen de gemeente vrij liet stemmen, mits de ker keraad daarna 't recht van verkiezing bleef houden. Maar zoodra in Morelli en de Independenten een streven openbaar wierd om de gemeente bij de verkiezing onafhankelijk van van den kerkeraad te maken, hebben de Gereformeerden van vroeger tijd zonder eene uitzondering, dat democratisch streven als gevaarlijk gebrandmerkt en er zich ten ernstigste tegen verzet. „De Heraut", die het heele stuk uit de F. K. overnam, schreef er onderHet verschil is hier ook o. i. juist aangegeven. Het schuilt in de opvatting van de gemeente als aggregaat of als georganiseerd geheel. Georganiseerd nu bestaat de gemeente niet anders dan met ambtelijke organen en dfe organen moeten ook bij de verkiezing h aar functie blij ven uitoefenen. Het is ons eene oorzaak van vreugde, eindelijk nog te kunnen verklaren, dat zoowel de kerken der scheiding sedert 1834 als die der Doleantie sedert 1886 van meet af er naar gestaan hebben om ook in dit opzicht weer te wandelen in het aloude spoor. Zeker was er geen eenvormigheid in alle bijzaken, maar die er is ook nooit geweest in de oude Geref. kerken, en waarschijnlijk zal die er nooit komen, en het is zeer twijfelachtig, of het wel goed wezen zou ook. In hoofdzaak hebben de kerken der scheiding geoordeeld, dat het goed was, wanneer de kerkeraad dubbelge- tallen koos en aan de gemeente overliet om daaruit de mannen aan te wijzen, welke zij begeerde, wat ook bij de kerken der Doleantie het geval is geweest. Het nieuwe is bij som mige dezer kerken ontstaan, doordien men vóór de verkiezing de leden in de gelegenheid stelde zich uit te spreken, welke broeders men op de dubbeltallen geplaatst wenschte te zien, en ver volgens koos dan de kerkeraad uit de genoemde broederen hen, die op de nominatie kwamen, en later volgde de finale aanwijzing door de mans leden. Dit is gedaan, opdat de kerkeraad nog meer voeling zou hebben met de gemeente. Wij resumeeren wat wij gevonden hebben a. De H. S. en bij name het N. T. zegt niet, of de ouderlingen en diakenen voor het leven of voor een bepaalden tijd moeten dienen. b. Uit de gewoonte in de oude Kerk valt weinig af te leiden, omdat verbastering al zeer vroeg ingedrongen is. c. In de Geref. Kerken was het meestal ge bruik, dat de ambtsdragers voor een bepaalden tijd gekozen werden, doch nergens hebben zij gezegd, dat dit eisch was der H. S. veeleer zijn zij daartoe gekomen uit practische overwegingen. d. Geheel bijkomstig en bloot practisch is de bepaling, dat de ouderlingen en diakenen twee jaar zouden dienen. e. Zoodra het kerkelijke leven op orde gekomen was, leefde de overtuiging op, dat het recht der verkiezing bij den kerkeraad stond. Nam men in de oude Waalsche Kerken de diakenen bij den kerkeraad, als deze nomineerde of verkoos, en oordeelden de mannen van Wezel, dat de ouderlingen rijpelijk hadden te onderzoeken en te kiezen, eerlang treedt bij het verkiezings- werk overal de breede kerkeraad op. g. Als de kerkeordeningen stellen, dat het recht van benoeming van ouderlingen en diakenen aan den kerkeraad behoort, dan is dat bedoeld in tegensteliing met de aanspraken van de Magi straat, doch onder approbatie van de mansleden der gemeente. h. De grenslijn, die ons scheidt van de Inde pendenten mag niet uit zucht naar eene meer democratische richting uitgewischt worden. i. Eene geheel eenvormige regel is noch noodig noch wenschelijk. De taak van den Raad der Kerk bij de ver keering der ambsdragers bestaat in 10 stukken. I. De kerkeraad stelt de vereischten vast, waaraan de gekozenen zullen moeten voldoen. II. De kerkeraad bepaalt het getal der ambts dragers. III. De kerkeraad stelt hun diensttijd vast. IV. De kerkeraad maakt een nominatie op van door hem geschiktgeachte broeders, bestaande in dubbel zooveel als er ditmaal noodig zijn om de aftredenden te vervangen. V. De kerkeraad roept de manslidmaten in vollen rechte ter verkiezing samen en leidt hun ver gadering. VI. De kerkeraad biedt deze vergadering het door hem opgemaakte dubbeltal aan waaruit de vergadering het halve deel kiest. VII. De kerkeraad stelt de gekozenen op twee achtereenvolgende Zondagen aan de geheele ge meente voor. VIII. Indien niemand der lidmaten eenig wettig bezwaar inbrengt, bevestigt de kerkeraad de gekozenen in het ambt, nadat zij in zijn handen gelofte van trouwe ambtsvervulling heb ben afgelegd, naar het formulier van bevestiging van ouderlingen en diakenen. IX. Indien er bezwaren worden ingebracht en door den kerkeraad gegrond bevonden, dan vernietigt de kerkeraad hun verkiezing en leidt op de voorgeschreven wijze een nieuwe verkiezing. X Indien de kerkeraad de ingebrachte bezwaren onwettig keurt of ongegrond, doet hij hiervan met opgave van redenen mededeeling aan het lidmaat, dat de bezwaren inbracht. Dit heeft het recht zich op de meerdere vergaderingen te beroepen. Indien hij dit doet en bij zijnen kerkeraad afschrift inzendt van zijn beklag, gaat de bevestiging niet door.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1904 | | pagina 2