in ^Zeeland, J^ooRD-j3feasant en J-HMbuf^g.
K. LE COÏNTRE
13e Jaargang.
VRIJDAG 25 NOVEMBER 1904.
No. 48
Weekblad gewijd aan de -Belangen der Gereformeerde Kelken
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hjj zal ons
behouden.
Jesaja 3322.
Onder Redactie van Dr. L. H. WA GE NAAR,
DD. VAN DE KAMP, KERKHOF, MULDER e. a.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 8 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
EEN BOLWERK GODS.
De kinderen en zuigelingen zijn in het Ver
bond der genade, dat God met Zijn volk wilde
oprichten, van groote beteekenis. Zoowel Oud
als Nieuw Testament werpen daarop het licht
des Heiligen Geestes.
Psalm 8 levert daarvan een eigenaardig
getuigenis. Bezongen wordt daarin de lof van
Gods heerlijkheid en majesteit, gelijk Hij die
openbaart in de Schepping. Voor de werken
Gods in de natuur mag de gemeente des Heeren
niet onverschillig zijn. God openbaart in de
schepselen Zijne heerlijkheid niet slechts opdat
die creaturen in stemmeloosheid Zijne grootheid
zouden doen uitblinken, maar bovenal opdat
de met sprake begaafde mensch Zijn heerlijken
Naam zou verheffen.
God schiep den mensch met verstand en
mond. De gedachten Gods, die iü de schepping
waren neergelegd, kon de mensch met zijn
verstand opvangen. Heel de schepping wordt
weerkaatst op het netvlies van 's menschen
bewustzijn. En krachtens de ingeschapen Gods
kennis kon de mensch uit die natuur Gods
eeuwige kracht en majesteit aflezerr. Doch niet
om daarover in stomme stilzwijgendheid te
blijven napeinzen, maar om uit te spreken,
wat heerlijke dingen hij uit het boek der natuur
vermocht te verzamelen, die getuigden van
de voetstappen des Almachtigen.
God zette midden in de schepping den mensch,
opdat die mensch Zijn Naam, dien Hij in alle
schepselen afdrukte, aflezen en uitjubelen z ou.
Niet aan de prachtigste dieren der aarde gaf
God verstand en spraak, maar aan het men-
schelijke geslacht, God schiep den mensch niet
als een stommen priester der schepping, maar
als een die de gedachten zijner ziel uitjubelen
kon bij het altaar des Heeren.
Bovendien schiep God in Adam heel het
menschelijke geslacht, dat uit hem zou voort
komen. En de mensch was er bij de schepping
op aangelegd, dat hij reeds van de prilste jeugd
af aan dat bewustzijn en spraakvermogen bezat.
Kennis en spraak moesten bij hem ontwikkeld
worden, maar werden reeds hij zijne geboorte,
ja bij zijn gewrocht worden als een goddelijk
borduursel in de nederste deelen der aarde,
door God in hem gelegd. Daarom kon het
jeugdige kind gedachten opvangen, denkbeelden
vormen en zich uiten in de taal. Met dat alles
bedoelde de Schepper en Maker van den mensch
en dus ook van de kinderwereld de ver
heerlijking van Zijn Naam, de lofprijzing van
Zijne deugden.
We mogen evenwel daarbij niet uit het oog
verliezen, dat Gods schepping was
aangelegd op de herschepping. God
schiep het menschelijk geslacht zóó, dat na
den val en de wederoprichting ervan, alles aan
Zijn heerlijk doel zou kunnpu beantwoorden.
Wat God dus bij de schepping in den mensch
legde, komt in het genadeverbond tot zijne volle
ontplooiing. Zoo verstaat de gemeente des
Heeren het ook, dat God de kleine kinderen
schept met verstand en mond, opdat ze Zijn
lof zouden verkondigen.
Die leer der Schrift staat vlak tegenover
de duivelsche leer der evolutie. Ten spijt van
alle ongeloofsmannen, die beweren dat de
mensch zichzelven uit het dier ontwikkeld
zou hebben en van ruwe dierenkreten langs
lijnen van geleidelijkheid tot beschaafde taal
klanken zou zijn gekomen, staat immers de
eeuwenlange heugenis, dat nog nimmer een
aap spreken leerde, ook al bevond hij zich
van zijn geboorte tot zijn ood in eene om
geving van sprekende mensénen.
God schiep den mensch naar Zijn Beeld;
en daarom alleen heeft die mensch verstand
en spraak. Maar God de Heere gaat nog
altoos voort menschen te scheppen. Hij
alleen formeert de kinderen, en hun geest
in hun binnenste. God brengt in dien onge-
vormden klomp alles in, wat dat kind
heel zijn leven lang, ja tot in der eeuwigheid
toe, noodig zal hebben, om Gods lof te ver
tellen. Gods werken zijn evenwel worstel-
werken. Hij schenkt den kinderen in kiem,
wat zich straks zal moeten ontwikkelen. God
schept daarom kleine wichtjes zóó, dat ze
straks zullen kunnen spieken en zingen en
loven ter verheerlijking Zijns Naams.
Dat feit nu stelt de dichter van Psalm 8
voor als een bolwerk, dat de Heere zich
opwerpt tegenover Satan met zijne onder
danen. De Heere bouwt zich een fort, eene
sterke vesting door zuigelingen met spraak
vermogen in het leven te roepen. God de
Heere schenkt aan Zijne gemeente kinderen,
die Hij voor Zichzelven aanwendt als een
vestingwerk, om vandaar-uit Zijne tegenpartij
te bestrijden. Heel het heirleger van duivelen,
mitsgader alle Godloochenaars en ongeloovigen,
wordt zegevierend door den God des Verbonds
bestreden, vanuit de sterke vesting, die de
Heere zich grondvest in zuigelingenmonden en
kinderstemmen. Welk een krasse tegenstelling
't Is eene tegenstelling, die ons gemoed
aangrijpt, en ons Gods grootheid doet aanbidden.
Die zwakke lipjes van het pasgeboren wicht,
dat onbeduidend kleine mondje en keeltje,
die onverstaanbare gillen en kreten, ze zijn
een werk Gods, ja, een bolwerk
Gods, een sterke vesting, waarachter God zelf
als verscholen is om Satan met zijne benden
van booze geesten en menschen te bevechten,
te overwinnen. Zoo wonderbaarlijk werkt de
Heere. Uit het kleine wil God verheerlijkt
worden door er groote dingen mee te doen.
Zoo bereidt God zich lof uit den mond der
kinderkens en der zuigelingen, opdat niet de
mensch, maar God de eere er van zou ont
vangen. Hetgeen niets is, heeft God uitver
koren, opdat Hij hetgeen iets is, teniet maken
zou, opdat geen vleesch zou roemen voor
Hem. Het dwaze Gods is wijzer dan de
menschen, en het zwakke Gods is sterker
dan de menschen. God laat geen groote
redenaars, noch engelen machtig ter tale,
neerdalen uit den hemel om Zijn eere te ver
dedigen tegenover de kinderen der duisternis.
Neen, God verdedigt Zichzelven tegenover de
wereld des ongeloofs door zich in óe gemeente
van Christus te formeeren kinderkens, die zullen
spreken ter eere van Hem.
Het verbond met Abraham, Zijn vrind,
Bevestigt God van kind tot kind.
Door dier zuigelingen monden zullen Gods
vijanden tot zwijgen gebracht worden*. Den
wraakgierige is heel de wereld des onge
loofs, het slangenzaad, dat in wraakneming
tegenover den Schepper, er naar streeft diens
Naam te bannen uit deze wereld. Maar de
Heere zal het slangenzaad den kop vermorzelen
door zuigelingen in de wereld te brengen, die
in het bezit zijn van verstand en mond, en die
gereed staan om Gods lof te verkondigen.
Dat is eene heerlijke en troostvolle gedachte
voor de Kerk des Heeren hier op aarde. God
bereidt zich een bolwerk in de geslachten.
Indien dus de Heere aan onze kinderen de
sprake niet onthield, hoezeer hebben wij dan
te zorgen dat die opwassende zuigelingen Gods
lof zullen ^.aan vertellen. Tegenover Satan en
de ongeloovige wereld is het dus noodig dat
de kinderen der kinderen des Verbonds van
der jeugd af aan met mond en taal God, hun
Schepper, leeren loven om zjjne werken in
de natuur zoowel als in de genade.
Jezus aanvaardde dan ook met verheuging
des geestes het Hosannah uit kindermonden
in Jeruzalems Tempel Hem toegezongen. Daarin
beluisterde Hij, en Zijne gemeente met Hem,
den lof dien God Zich bereid heeft uit den mond
der jonge kinderen en zuigelingen.
Onderwijst daarom uwe kinderen eene taal
die tot eere Gods strekken zal. Leert ze ge
heiligde woorden op de lippen nemen. Geen
vuile reden ga uit hunnen mond. En dankt
den God des Verbonds, dat Hij in Zijne trouw
voortgaat, ondanks veel tekortkomingen uwer
zijds Zich in de geslachten sterkte te grond
vesten, ter eere Zijns Naams.
Kerkhof.
Het Formulier om het H. Av. te houden.
VIH.
In de zelfbeproeving hebben we een onder
zoek in te stellen naar onze „gezindheid," en
wie na ernstig onderzoek kan getuigen, dat hij
inderdaad: ten lst0 zijne zonden en vervloeking
kent; ten 2de de gewisse belofte Gods gelooft;
ten 3de gezind is waarachtige dankbaarheid te
bewijzen; dien wil God gewisselijk in genade
aannemen. Hij is een waardig medegenoot van
de tafel van onzen Heere Jezus Christus. Uit
MET MEDEWERKING VAN
Uit den mond der kinderkens en
der zuigelingen hebt Gij sterkte
gegrondvest om Uwer tegenpar
tijen wil, om den vijand en wraak
gierige te doen ophouden.
Psalm 8 3.