1 Cor. 12 26). Zoo vervult gij de wet van Christus, d. i. de wet der liefde. Draagt wil hier niet slechts zeggen, „helpt meedragen" maar ook verdraagt elkanders lasten. De wet van Christus toch eischt van ons niet slechts dat we onzen broeder van zijne zonde afbrengen, met Gods Woord vertroosten en bemoedigen en hem alzoo uit zijn val weer oprichten, maar ook dat we tegenover zijne zwakheden verdraag zaamheid en lankmoedigheid betoonen zullen. Het is zoo gemakkelijk ons den broeder van den hals te schuiven, zeggende dat hij toch onverbeterlijk is, en inplaats van te toonen dat we geestelijk zijn (in den zin van vers 1), voeden we daardoor den Farizeeër in ons binnenste, die spreektHeere, ik dank U dat ik niet ben gelijk die tollenaar en zondaar! Zijt gij waarlijk geestelijk? Welnu, dan kunt ge naar de wet van Christus toonen dat de meerdere er is om den mindere te dienen; dat gij, die sterker zijt, den zwakkere kunt helpen en terecht brengen. Zijt gij waarlijk geestelijk, mijn broeder? Dan gevoelt ge ook uwe roeping om in den geest der zachtmoedig heid uw struikelenden broeder op te richten, want z ij n last drukt dan ook eenigermate op uwe schouders; zijn bezwaardheid over zijne zonden wordt dan ook door u in uw binnenste gevoeld. Ge zijt dan als een arts, die met zijn patient mede voelt wat pijn de operatie veroorzaakt, en die desniettemin doorgaat met snijden, omdat het welzijn van zijn patiënt die behandeling vordert. Draagt malkanders lasten. Overschat uzelven niet, want gij kunt ieder oogenblik in dezelfde zonde neerliggen. Laat uw broeder, die viel, ook niet aan zichzelven over, want indien gij gevallen waart, hoe zoudt ge het vinden indien niemand near u omzag, en gij gebukt zuchten moest onder den last uwer zonden, zonder woord van medelijden te hooren uit broeder- mond? Die gedachte beware u er voor ooit uit de hoogte op uw struikelenden broeder neer te zien, en make bij u gaande de liefde tot uwen broeder, zoodat ge de reddende hand tot hem uitsteekt om hem op te helpen uit zijne struikeling Hij is immers uw broeder. Uw broeder zocht niet de zonde. De zonde zocht hem. Dat kan ook u iederen dag overkomen. Hebt uwen broeder lief gelijk uzelven, ja, meer dan uzelven zoo mogelijk. Of is dit niet de wet van ChristusEen nieuw gebod geef ik u, dat gij malkanderen lief hebt g e 1 y k ik u liefgehad hêb, dat o o k g ij malkanderen lief hebt. Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder malkanderen. (Joh. 13 34, 35). Christus heeft ook ons, die Hij zijne broeders wilde noemen, meer liefgehad dan zichzelven. Want Hij heeft Zichzelven voor ons gegeven. Dat is dus de w e t van Christus. Broeders, draagt malkanders lasten; draagt ook de moeiten, die uw broeder u veroorzaakt door in zonde te vallen; draagt die met de veerkracht der broederliefde die uit God is, en vervult alzoo de wet van Christus. Daarmee strijdt niet de gedachte van vers 5, dat een iegelijk z ij n eigen pak zal dragen. Dat hopen we een volgende maal te overdenken. Kerkhof. IN MEMORIAM. De verkiezing van opzieners en diakens. De Sabbat lichtte aan, toen in de vriendelijke woning, door hem gebouwd zóó, dat hij kerk en school kon zien de lamgeslagen leeraar der ge meente van Garijp die de laatste twee jaren, na eervol emeritaat te hebben bekomen, hulpbe hoevend schier als een kind, op zijn zalige ont binding had gewaoht zijn eeuwigen sabbat mocht begroeten en ingaan in de ruste, die er overblijft voor het volk van God. Hij was over weinig getrouw geweest. Hij had de smaadheid van Christus verkozen. Hij met zijn kinderlijk oprecht gemoed en zijn karakter van gedegen goud had niet geaarzeld om zij De gemeente die onder de zelf-suggestie van zoo groote armoede leefde, dat ze kerk noch school kon onderhouden met geheel verlies van tractement in de reformatie door doleantie voor te gaan. En hoewel ze eerst zeer langzamerhand ging toonen hem, die alles voor haar over had en een zeer milde weldoener harer armen was, te willen bieden eenig trakte ment, bleef Ds. Wisse, hoewel hij 't pijnlijke dier ontrouw diep voelde, haar liefhebben met zijn groote, vriendelijke, hartinnemende liefde, die hij van zijn Heiland had. Onze lieve vriend en broeder Jan Wisse was een Zeeuw waarlijk een ronde Zeeuw. Een prachtig zuidelijk type. Een hooge gestalte. Ravenlokken. Zwarte, edoch zeldzaam vriendelijk stralende oogen. Zoo heb ik hem gekend in zijn volle mannelijke kracht. Toen wij onze Friesche predikantenvereeniging hadden, en beraadslaagden, wat ons te doen stond bij de geweldige scheu ring, die naderde! Dezen zomer bezocht ik hem om afscheid te nemen. Toen was hij, de grijze, vervallene, verlamde en sprakelooze, een bouwval, diepe deernis wekkend; maar zijn vriendelijken aard wist hij toch nog te doen uitkomen in aan dringen op overgul onthaal. In Januari 1844 geboren, werd Jan Wisse na zijn gymnasiale opleiding te hebben genoten en zijne theologische studiën te hebben volbracht, in 1873 candidaat in Zeeland, en als Nederl. Herv. pre- kant werd hij nog in 't zelfde jaar (24 Aug.) bevestigd aan de gemeente van Sint-Laurens. Hij had een vrouw gevonden in Mej. A. Wit- holt uit Sexbierum, dochter van een aanzienlijke en bemiddelde Friesche familie. Hoewel kinder loos, noemt de weduwe in het doodsbericht met dieper waarheid haar huwelijk een „gezegende echt vereeniging Te Sint-Laurens preekte Ds. Wisse de oude waarheid. Rijk in talenten was hij niet. Iets gejaagds in zijn voordracht verzwakte de kracht zijner luide uitgeroepen redevoeringen. Doch de gereformeerde goudklank bekoorde in hetgeen hij gaf. In 'tjaar 1878 gingen de heer en mevr. Wisse naar Friesland, haar „heitelan" dat zijn tweede vaderland worden zou. In 't boomrijk, landelijk-schoon Garijp betrokken ze de ruime pastorie, waaruit ze negen jaren later zouden worden verdreven, omdat toen onder de bezielende leiding van haar edelen herder en leeraar de gemeente brak met de Synodale hiërarchie en zich bekeerde tot de aloude Schrift matige Kerkenorde. Aan den anderen kant van het dorp werden een ruime kerk en keurige pastorie, straks een kasteel van een school en een doelmatige onderwij zerswoning naast elkaar gebouwd, van welke laatste de bekende energieke en levenslustige meester Lub de ziel is. In 1892 moest Ds. Wisse, door beroerten ver lamd, zijne ruste nemen. Doch hij bleef zijn gansche hart zetten op zijn kudde. Hij bleef emeritus-predikant van Garijp en vond in Ds. J. C. Rulmann, die er den 2den Juli 1902 beves tigd werd, een waardig opvolger en tegelijk een zoonZoo bleef hij samenleven met zijn kerk, en naar waarheid verhaalden wel de bladen, dat de aan haar ouden leeraar verknochte gemeente Zondag morgen onder een diepen indruk van zijn nog onverwachten dood samengekomen was. Recht gepast toen door* haar tegenwoordigen Dienaar ze bepaald werd bij Hebr. 13 7 en 8. Naar waarheid verklaart ook in een doodsbericht de kerkeraad, dat Ds. Wisse 20 jaar door leer en leven de gemeente heeft gesticht. Voorwaar, hij was een père noble, en beide door Gods gemeene gratie, die weerde en Gods particuliere genade die schonk een „hart van goud". Dr. L. Wagenaar. VIII. Was het om eenigszins den heftigen aanval van prof. A. Kuyper op art. 4, 5, 22 en 24 der D. K. O. te verzachten, dat ook dr. H. H. Kuyper heeft geschreven over de verkiezing van ouderlingen en diakenenDeze stelt voorop, dat de verkiezing het recht is der gemeentenatuurlijk niet opgevat als een losse groep geloovigen, maar als een organisch creheel, waarin ieder deel tot zijn recht moet komen. Dies dient gehandhaafd eenerzijds het recht der gemeenteleden, anderzijds de leidende en voorgaande macht, die de kerkeraad heeft. Beide beginselen stelt de Schrift, en met beide moet gerekend. Er moet een weg gevonden worden, waarop men ontkomt aan alle losbandig heid der gemeenteleden en aan alle tyrannie van den kerkeraad. In Genève werd deze weg niet bewandeld. Daar maakte de Kleine Raad der stad met de predikanten een voordracht van ambtsdragers op en stelde die voor aan den Grooten Raad der tweehonderd burgers. In. overleg met de predikanten koos de overheid. Zelfs werden aanvankelijk de gekozenen niet voorgesteld aan de gemeente. Eerst in 1560 geschiedde dit en kregen de leden recht tot indiening van bezwaar. Was dit Calvijns ideaal? In Calvijns Institutie geeft de Hervormer aan, hoe hij zich de beste manier ter verkiezing der ambtsdragers voorstelt. Hij keurt 't besluit van 't aloude Concilie van Laodicea goed, om de ver kiezing niet over te laten aan het gemeene volk. Calvijn oordeelt voorts dat, als de eigenlijke ver kiezing door ,,'t gemeene volk" geschiedt, deze dan wel voorbereid behoort te worden door de geestelijkheid en de overheid. Deze doen een voordracht, waaraan de menigte des volks echter niet rechtens gebonden is. Ook kan 't wel anders om gebeuren. De menigte noemt de mannen, die zij begeert en daarna kiezen de geestelijken. Als de gemeente een nominatie aanbiedt en de kerke raad daaruit kiest, dan is men voor de beide euvels bewaard, die hier dreigendan kan de kerkeraad niemand aan de gemeente opdringen, dien zij niet hebben wil en kan de gemeente den kerkeraad niet dwingen om z. i. onbekwame personen in het ambt te stellen. In de vluchtelingenkerk te Londen stemde de gemeente geheel vrij. Daarna vergaderde de ker keraad, bezag de uitgebrachte stemmen en ver koos uit de aangewezenen. In de kerk te Straatsburg en in de Fransche vluchtelingenkerk te Londen maakte de kerkeraad een dubbeltal en koos de gemeente er de helft uit. De Schotsche kerk nam deze wijze over en volgens Voetius was ze ook bij de oude kruiskerken in de Nederlanden in zwang. In 1563 ordineerde dan ook zoo de Waalsche Synode. Ook de Huge noten lieten de kerkeraad voorgaan in de ver kiezing. Er was dus verschil. Doch ook al ging de gemeente voorop, de kerkeraad had altoos een stem meê in 't kapittel en de keuring der aan- gebodenen. Dit vindt men bij de Independenten niet. Hier ligt de grens. Zekere Jean Morelli, een Geneefsch geleerde, schreef te Parijs Tracté de la discipline et police chrétienneen verdedigde de stelling, dat van rechtswege de verkiezing staat bij de geheele gemeente. Die heeft z. i. onbeperkt, uitsluitend en beslissend recht van keuze. De kerkeraad mocht er buiten blijven; geen voordracht doen, noch had ook de verkozenen te keuren. Enkel te bevestigen. Doch dit boek is door de Synode van Orleans in 1562 veroordeeld, en toen Morelli naar Genève vluchtte en niet wilde herroepen, is hij uit Genève verbannen! In later dagen veroordeelde Maastricht der Independenten doling, die 't recht der verkiezing stelden bij de gemeenteleden, in plaats van bij de kerk als georganiseerd geheel onder leiding van den kerkeraad, die de gemeente representeert. Dr. A. Kuyper betuigde 19 Januari 1900 zijne instemming met deze tempering van zijn actie. Ook bij de verkiezing moeten de ambtelijke organen hun functie blijven oefenen! Over de principieele vraag, vanwaar die ambte lijke organen de macht hebben om te verkiezen, geeft dr. H. H. Kuyper in een volgend artikel de redeneering van Prof. Franciscus Turretinus. De tegenstelling tusschen Rome en ons loopt niet over de vraag, „of de opzieners en herders der gemeente het recht van verkiezing en beroeping hebben, maar of zij dat hebben origineelzoodat dit recht in het ambt zijn oorsprong heeft, of secundair, zoodat het afgeleid wordt uit de ge meente of ze het doen in eigen naam of krachtens een gezag, dat de gemeente hun toegekend heeft. Ook Prof. H. H. oordeelt, dat de kerkeraad, als hij verkiest, „aan de gemeente het recht ontleent," omdat „hij de gemeente representeert." De zaak krijgt dan ook eerst haar volle beslag, als de gemeente er haar zegel op drukt. De gemeente toch bezit oorspronkelijk het recht van beroepingop dien grond eischte 't gereform. kerkrecht altoos de voorstelling aan de gemeente eerst wanneer geen wettige bezwaren waren ingebracht, kon de kerkeraad overgaan tot de inzetting in het ambt. Die approbatie der gemeente is het fundament, waarop de wettigheid der verkiezing rust! Daarom kan de geroepene verklaren, dat hij wettig door de gemeente geroepen is. Indien heel de gemeente een kerkeraadskeuze afkeurde, zou deze niet wettig zijn! Dr. K. oordeelt, dat de invloed der gemeente behoort versterkt te worden. Men doet dit alge meen bij predikantsverkiezing door een groslijst te doen opmaken en daaruit een drietal te for- meeren. Bij de verkiezing van O. en D. biedt men veelal 't dubbeltal aan. Vele groote gemeenten hebben ook hierbij een groslijst ingevoerd. Aangezien de kerkenorde 't recht der gemeente

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1904 | | pagina 2