13e Jaargang. VRIJDAG 21 OCTOBER 1904. No. 43. EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE JIeF^KEN IN pEELAND, ]M OORD-]3f^ABANT ÊN j^IMBU^G, Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; H\j zal ons behouden. Jesaja 33:22. Onder Redactie van Dr. L. H. WAGE NAAR, DD. VAN DE KAMP, KERKHOF, MULDER e. a. Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15:22. Abonnement per 3 maanden f0.35. Afzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COIIMTRE MIDDELBURG. Berichten, AdvertentiëD enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. ANDERER LAST EN EIGEN LAST. Draagt malkanders lasten, en vervult alzoo de wet van Christus. Galaten 6:2. Een iegelijk zal zijn eigen pak dragen. Galaten 65. Voor den oppervlakkigen Schriftlezer schijnen deze beide zoo kort op elkander volgende uit spraken van den Apostel Paulus met elkaar in strijd te zijn. Denkt ge na bij het lezen van Gods Woord, dan zouden u deze vei zen moeilijk heid kunnen baren. En menigeen die deze beide spreuken wel van buiten kent, heeft er nimmer aan gedacht, in welk verband zij in Gods Woord voorkwamen. Dikwerf hecht men dan ook aan deze woorden een zin, dien de Apostel er volstrekt niet mee bedoeld heeft. Paulus begint dit hoofdstuk met eene liefelijke broederlijke vermaning, die zich aansluit bij het vlak voorafgaande: Laat ons niet zrjn zoekers van ij d e 1 e eer, elkander tergende, elkander benijdende. Dat was noodig voor de Galatiërs, omdat zij zoo ijverden voor de wet der schaduwen, en in het onderhouden daarvan zich een ij dele eer stelden. Wetten gehoorzamen, lasten dragen, inzet tingen onderhouden, dat zyn van die zaken waar liet vleesch nog al gemakkelijk aan wil. Dan kan men zoo gemakkelijk een toren van eigengerechtigheid opbouwen. En vergelijkt men dan zichzelven met zijn naaste, die in een of andere zonde kwam te vervallen, dan gaat men prat op zijn vromen wandel. De 12) Eindelijk Yragensmoede. Blijft dan niet in uw zonden, die dagelijks meerder worden, maar valt uw Jezus te voet. Die voor u geleden heeft. Om uwentwil ging hij in den dood en door zijne striemen heeft uw verlosser u genezing bereid. Ga in uw smart tot Hem, die de gebrokenen van harte heelt. Gewisselijk alle tranen zal hij van uwe oogen afwisschen. Want zijn belofte heeft Hij gegeven en onze God zal zijn verbond houden tot in der eeuwigheid. Lodewijk was geheel en al oor, hij gevoelde: God troostte hem door den mond des Dienaars. Wat zong hij uit volle borst mee, na het ein digen van den dienst des Woords Gods naam moet eeuwig eer ontvangen. Men loof Hem vroeg en spa. De wereld hoor en volg mijn zangen Met amen, amen na. Dat Lodewijk bij hen ter kerk was geweest ontging Keetjes aandacht niet. Hoe dringend had ze gebeden, dat ook het licht voor hem op zou klaren en alle beletselen uit den weg ge ruimd mochten worden. Zou haar gebed verhoord zijn? O! ze hoopte, ze wenschte het met haar gansche hart. Als het nu verder mocht blijken, dat hij het niet om haar gedaan had; maar uit Farizeeër in oude tijden was er altoos op uit zichzelven te vergelijken met moordenaars, roovers, echtbrekers, publieke zondaars en zondaressen, en dan viel die vergelijking in zijn eigen voordeel uit en vond hij daarin niet weinig reden zich te verheffen op zijne stipte ondeihouding van Gods geboden. Te roemen op zijn godsdienstige plichtsbetrach tingen was den Farizeeër eigen. Helaas't is bij den Farizeeër binnen in ons in den tegenwoordigen tyd nog niet anders gesteld. Hoe noodzakelijk is het dus de verraaniDg van Paulus in vers 1 ter harte te nemen Broedersindien ook een mensch overvallen ware door eenige misdaad, gij die geestelijk zijt, brengt den zoodayige terecht met den geest der zachtmoedighJï'd, 'ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt. D. w. z. indien een van uwe broeders uit zwakheid of door onvoorzichtigheid in een of andere zonde valt, dan moet gij, die door den Geest Gods geleid wordt, den zoodanigen weer (gelijk het oorspronkelijke woord beduidt.) i n het lid zetten, gelijk een uit het lid geraakte arm (uw broeder is toch immers evenals gij een 1 i d des Lichaams van Christus maar dat moet gij niet doen met harde hand, doch in den geest der zachtmoedigheid, de in u wonende en werkende Geest des Heeren werkt die zachtmoedigheid als vrucht, hoofd stuk 5 22 en dat vermoogt gij te beter, indien gij ziet een ieder op u^^en, want dan zult ge ook bij uzelven ontdekHi diezelfde beginsel gedreven werd zich bij de meest zuivere kerk te voegen. Hoofdstuk IX. Tante zei Lodewijk op zekeren avond ik ga naar domine N. om hem te verzoeken, mij als lid te willen inschrijven bij de gereformeerde kerk. 't Is goed, mijn jongen, mogelijk heb je gelijk. Ik kan daarover niet voldoende oordeelen. Ik gevoel me te gehecht aan mijn plaats in de kerk en ben te oud om nog van richting te veranderen, en als ik sterf zal ik den hemel toch ontsloten vinden, mijn plaats, waarnaar ik zoo dikwijls al verlangend heb uitgezien is daar bereid. Ginds vraagt men niet tot welke kerk je behoorde. Ik ben lid van de algemeene christe lijke kerk, die Jezus kocht met zijn bloed. Lodewijk antwoordde niet. Hij was zoo verheugd, dat tante zijn breken met de Hervormde kerk zoo kalm opnam. Hoe bonsde het hart van Keetje, toen de leeraar na afloop der godsdienst-oefening aan de gemeente des Heeren bekend maakte, dat, na onderzocht te zijn, tot de gereformeerde kerk was toege laten Lodewijk Stevenz. Bij aanvang verhoord, en hij die zijn werk volbrengt, zou verder ook voor een goed einde zorgen, dat gevoelde ze wel. Eenige dagen later kwam ze hem op een wandeling buiten het dorp tegen. zwakheden des vleesch^s^-waardoor uw broeder overrompeld werd. Stondt ook gjjzelf er niet ieder oogenblik aan bloot om tot diezelfde zonde verleid te worden? En dan volgen de woordenDraagt malkanders lasten, en vervult alzoo de wet van Christus. Hier wordt gesproken van lasten, omdat Paulus uitgaat van de veronderstelling, dat onzen medebroeder zijne zonde, waarin hij viel, als een zware last drukt en benauwt. Ge hebt niet bij uzelven te denken: Ben ik mijns broeders hoeder! Ge moogt niet tot uzelven sprekenik zou in zulk een zonde niet gevallen zijn! Neen, ge moet eerst bedenken, dat ook gij zelf door de zwakheid uws vleesches door den duivel in die verzoeking kondet gebracht zijn en er in gevallen, en daarna, uzelven in zulk een geval ver plaatsende, bedenken hoe zwaar de last uwer zonde dan op u gedrukt zou hebben, en vraag dan uzelven eens af: Zou ze uwen broeder minder zwaar wegen Dan wordt uw hart met innerlijke ontferming bewogen over uwen broeder, die viel in zonde. Met zachtmoedigheid kunt ge hem dan terecht brengen, weer in 'tlid zetten; ge toont hem uw medelijden, ge steunt hem door uw voor bede, ge sterkt hem door uw broederlijke toe spraak. Zoo helpt ge z ij n last dragen. Draagt malkanders lasten, want w\j zijn malkanders leden (Efez. 4 25) en de leden hebben voor elkander zorg te dragen, zoodat indien één lid lijdt, alle de leden mede-lijden. Hij hield haar staande. Keetje zijn er nog bezwaren? Ze had het gewacht, maar nu verraste het aar nog. Kom ons morgenavond opzoeken antwoordde ze terwijl een blos haar bedekte. Tot ziens groette hij. Wat zag ze er schoon uit, toen dat blosje haar wangen kleurde, terwijl zeheur oogen vol liefdevuur tot hem ophief. Hij twijfelde er niet aan, of het einde zou goed zijn. Met blijdschap zocht hij zijn tante op om haar het gewichtige nieuws mede te deelen. Morgenavond komt Lodewijk herhaalde ze tel kens zacht in zichzelf. Haastig had ze het moeder verteld, kon het anders? Een weinig verschrikt keek de wed. Fokker op. Zoo, dat had ik nog wel eens gedacht ant woordde ze. Verwonderd keek Keetje op. Je spreekt op zulk een bijna spijtigen toon, moeder? Mijn kind zelfzucht is een moedergebrek. Ze is blijde, als haar kind gelukkig is, en toch doet het wel iets smartelijk aan, als een vreemde zich tusschen de liefde van moeder en dochter dringt. Ik weet, het moet zoo zijn. Straks zal je Lodewijk meer liefhebben dan mij, en toch een moeder schikt niet graag opzij voor een ander. Maar plaats zal er zeker toch altijd wel blijven. (Wordt vervolgd.) MET MEDEWERKING VAN

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1904 | | pagina 1