13e Jaargang.
VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1904.
No. 40.
)VeEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^EF^KEN
^Zeeland, J^ooRD-j3i^ABANT en J^imbuf^g.
Want de HEERE ii
de HEERE is onae Wefgevér,
HEERE is onze Koning; Hy zal ons
behouden.
Jesaja 3322.
Onder Redactie van Dr. L. H. WAGENAAR,
DD. VAN DE KAMP, KERKHOF, MULDER e.a.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 1522.
Abonnement per 3 maanden f0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentign van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 emit. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. Lfi COIINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz,, gelieve men
tijdig, uiterlyk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
VREDE BIJ GOD.
Wy dan, gerechtvaardigd zynde
uit het geloof, hebben vrede by God
door onzen Heere Jezus Christus.
Romeinen 5:3.
Vrede bij God te hebben is eene vrucht van
de rechtvaardiging uit het geloof. Alle ware
geloovigen bezitten dien vrede bij God.
Om dit goed te verstaan, moet ge onder
scheiden tusschen vrede in voorwerpelij
ken (objectieven) zin en vrede in onder-
werpelyken (subjectieven) zin. We onder
scheiden immers ook by de geloovigen hun
staat en hun toestand. Hun staat nu
ligt uitgedrukt in vrede bij God in voor-
werpelijken zin. Hun toestand kan worden
genoemd „vrede Gods", in onderwerpelyken
zin dan genomen; namelijk wanneer in hun
ziele volkomen harmonie heerscht, wanneer
geluk en tevredenheid haar vervult. Indien er
niets is dat onze ziele verontrust, maar wy
integendeel in zalige gemeenschap met God
leven mogen en Hem vastelijk vertrouwen op
Zijn Woord, dan is er vrede Gods in onze
ziele, vrede in onderwerpelijken zin. Zoo troostte
Jezus zijne jongerenVrede laat ik u, mijnen
vrede geef Ik uniet gelijker wijs de wereld
hem geeft, geef ik hem u. Uw hart worde
niet ontroerd en zyt niet versaagd. Zoo
bemoedigt Paulus allen, die op God vertrouwen
En de vrede Gods, die alle verstand te boven
Eindelijk Yragensmoede.
10)
Mijn droom is uit, mijn idealen zijn vervlogen
snikte hij. Het leven heeft voor mij geen waarde
meer. Waarom moet ik alles zoo tegen hebben,
terwijl het anderen zoo voor den wind gaat.
Zij hebben liefdevolle ouders, die ik reeds zoo
vroeg moest missen. Vrienden en vriendinnen.
Straks een vrouw die hen tot hulpe is en ik
moet alleen mijn leven voortzetten. Tante had
diep medelijden met hem, maar ze gevoelde,
woorden zouden weinig baten.
's Avonds bad ze ernstig tot haar Heiland, dat
Hij over hem het licht zou doen opgaan en de
droefheid zou lenigen die zijn hart \ervulde.
Heere, smeekte zij, Gij die voor ons onze
smarten gedragen hebt, sterk ons in onze zwak
heid. Geef ons kracht om het kruis te dragen
dat gij ons oplegt.
Hoofdstuk 7.
Ik behoor tot de gereformeerde kerk, had Keetje
gezegd.
Zou dat nu zulk een groot beletsel zijD, en een
reden om ons van elkander te scheiden Of het
soms een scherm was, waar ze zich mee wilde
dekken en ze hem daardoor zou kunnen afwijzen
Die gedachte welde in hem op, maar even
spoedig verwierp hij ze weer. Had hijzelf niet
gezien de tranen van Keetje en was hij voor een
oogenblik geen getuige geweest van haar strijd?
Dat juist dat eene scheiding tusschen hen moect
maken, wier harten aan elkander verbonden
gaat, zal uwe harten en uwe zinnen bewaren
in Christus Jezus.
Dat is dus vrede Gods in onderwerp e-
1 ij k e n zin.
Maar in ons tekstwoord spreekt Paulus van
vrede bij God in voorwerpelijken zin.
Het wijst ons niet heen naar hetgeen er in
ons gemoed leeft op dit oogenblik, maar naar
Gods onveranderlijke verhouding tegenover ons,
die gerechtvaardigd zijn uit het geloof. Paulus
doelt hier niet op der geloovigen toestand,
maar op hun staat.
Voor ieder menschenkind toch is God bf
een vriend bf een vijand. God de Heere leeft
met ieder onzer bf op voet van oorlog bf op
voet van vrede.
Voor den god del r ozen zondaar is God een
vijand. De Heere staat met hem op voet van
oorlog. Want als dit niet zoo ware, zou de
Heere de zonde moeten goedkeuren en billijken.
En dat kan Hij niet. De volmaakt Heilige kan
Zichzelven niet verloochenen. God de Heere
vertoornt zich schrikkelijk over de zonde. Der
goddeloozen zonde maakt Gods heiligheid
gaande gelijk de stormwind de oppervlakte
der zee in beroering brengt. Als een felbewogen
zee is Gods heiligheid voor den zondaar. Ze
is voor hem eene ontzaglijke verbolgenheid.
Want hoe ziet de doemscbuldige zondaar God
voor zich staan? Alzoo: Wolken en donker
waren. Had hij hetzelf niet in haar zachte, blauwe
oogen gelezen, hoe ze hem alleen toebehoorde?
Maar wat zou het onderscheid toch eigenlijk
wezen, vervolgde hij verder. Wacht, ik zal het
tante eens vragen. Al zei ze laatst wel, dat ze
het fijne van de zaak niet wist, ze kent de
geschiedenis daarvan beter dan ik. Zoo sprekende
trad hij de kamer binnen waar de oude vrouw
gezeten was en een brij werk in de hand hield.
Tante, misschien kunt u me wel een weinig
op de hoogte helpen.
Ik denk nog dikwijls over het bezwaar dat
Keetje bad, maar het verschil zie ik niet in.
We hebben samen op de Christelijke school
gegaan, dus daarin staan we gelijk. En wat de
kerk betreft, verscheidene menschen daar leven
zooals ik. In hun wandel komt niet uit, dat ze
tot een andere kerk behooren. Sommige jongelui
daarvan bezoeken nog wel eens de herberg, als
ze aan het einde der week hun loon ontvangen
of bij andere gelegenheden? En daarom sta ik
er over verstomd, dat zulke zware offers gebracht
moeten worden.
Welk een ontzettende aanklacht wierp Bode
wijk de gereformeerde belijders naar het hoofd.
En het treurigste is, het valt niet te ontkennen.
Hoevelen zijn er, die meegegaan zijn uit navol
ging. In zeker opzicht prijzenswaard, maar waarom
dat weten ze niet.
Velen zijn Gereformeerd of Hervormd om de
klandizie of zien anders geen kans vooruit te
komen in de wereld.
Zelf willen ze zich voorspoed aanbrengen en
stellen God Mammon hooger dan God den
Schepper des hemels en der aarde.
heid zijn rondom den Heere. Gerechtigheid en
gericht zijn de vastigheid Zijns troons. Een
vuur gaat voor Zijn aangezicht henen en
steekt zyne wederpartijders rondom aan brand.
Zijne bliksemen verlichten de wereld. Het
aardrijk ziet ze en het beeft. De bergen smelten
als was voor hot aanschijn des Heeren, voor
het aanschyn des Heeren der gansche aarde.
(Psalm 97 2-5).
Verschrikkelijk is het feit voor den zondaar
dat hij met dien God leeft op voet van
oorlog. Want als God tegen hem is, dan is
ook alles tegen hemdan kan niets hem
in dien krijg helpen of baten. Die God toch
heeft alles in Zijne macht en gebruikt, zoo
't Hem behaagt, heel de schepping als instru
ment Zijns toorns om den zondaar te verdelgen.
Wat anders getuigt de ondergang der onge-
rechtige wereld in Noachs dagen?
Wat anders getuigt het verschrikkelijke
vonnis, dat over Sodom en Gomorra werd
voltrokken?
Wat anders getuigt het zware lijden, dat
neerkwam op onzen Borg in de ure toen Hij
Gods doem dragen wilde in onze plaats?
Gebruikte toen ook niet God de Heere Satan
en duivelen, menschen en wereldelementen
saam tegen dien Christus om Hem te bestoken
Yan" alle zijden? Zoo groot immers is de toorn
van God tegen de zonde, dat Hij die (eer Hy
ze ongestraft liet blijven) aan Zijn lieven Zoon
Maar Gode zij dank, ook zijn er niet weinigen
wien het zonde werd langer onder het Synodale
juk te blijven. Die Jezus weer de plaats gaven
die Hem toekwam. Als Hoofd zijner kerk om
die te regeeren. Die vraagden naar de zuivere
verkondiging van het Evangelie.
Tante haalde voor Lodewijks vragen de schou-
ders op.
De kerk herhaalde de oude vrouw. Ja de kerk
In dien tijd heb ik eens een geschriftje daar
over gehad. Het ging boven mijn begrip, misschien
is het u wel helderik zal het eons voor u
opzoeken.
Des anderen daags zocht tante, die er geen
gras over wilde laten groeien en Lode wijk ge
noegen wilde doen, het op.
Gretig onderzocht hij het en kwam tot de
ontdekking, dat een waar christen niet langer
gemeenschap mocht hebben met die kerk, waar
niet Jezus Christus Koning was, maar een Synode
zich opgeworpen had als heerscher.
Wel waren het in de Gereformeerde Kerk ook
zondige menschen, maar zij wenschten en wilden
toch Gods heerschappij erkennen boven de macht
van menschen. Ja, het werd hem duidelijk, maar
tevens dat, wilde hij in waarheid gereformeerd
zijn, hij zich ook moest bekeeren tot God. Hij
gevoelde het innerlijk haatte hij God. Hij kon
Hem niet liefhebben die zoo wreed voor zijn
persoon geweest was.
Hoe dikwijls had hij gebeden, reeds als knaap
aan tantes schoot, zonder verhooring te ontvangen.
(Wordt vervolgd.)
MET MEDEWERKING VAN