L in ^Zeeland, JM oord-j3 feasant en J_imbuf^g. 13e Jaargang. VRIJDAG 12 AUGUSTUS 1904. No. 33. y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE jE>ELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeF^KEN Wanfc de HEEEE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hjj zal ons behouden. Jesaja 38:22. ONDER REDACTIE VAN l>r. L. H. WAGEN AAR, met medewerking van onderscheidene Predikanten. Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 16:22 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij^ den Uitgever in te zenden. EEN ZUURDEESEM. Deze eenvoudige gelijkenis ontleende onze Heiland aan de dagelyksche bezigheid der Oostersche huismoeders, die het brood bereid den voor haar gezin. "Wanneer meel met water vermengd wordt, en men dat deeg eenigen tijd staan laat, verzuurt het. Dat zuurdeeg werd reeds van oude tijden aangewend bij het bakken van brood om het deeg te doen rijzen en het brood smakelijker te doen worden. Zuurdeeg is dus een eigenaardige stof, ten nauwste verwant aan het meel waamnder het gemengd wordt, en toch van een andere natuur dan dat deeg, zoodat reeds een klein stukje zuurdeesem aan een groote hoeveelheid deeg hoogere kracht en werking verleent. Die zuurdeesem nu wordt in de Schrift als beeld gebruikt voor de zonde en hare verder felijke doorwerking in het menschelijke geslacht. Waarschuwde de Heere Jezus niet telkens tegen den zuurdeesem der Farizeeën en Sad- duceën Heft Paulus niet waarschuwend tegen de zonde den vinger op, als hij den Galatiërs toevoegt: Een weinig zuurdeesem verzuurt het geheele deeg. En was niet onder de bedeeling der schaduwen die handeling Eindelijk Yragensmoede. 4) 't Had knap gevroren. Volgens het zeggen van den nachtwacht wel twee duim. Je kon het hooren vriezen vertelde hij verder. Antje in haar schik, zooals begrijpelijk is. 's Morgens gauw het huiswerk aan kant. Het haar mooi gekapt en Zondagsche kraag en das aangedaan, nog even in den spiegel gekeken of ze in orde was en weg ging ze. Als Lodewijk nu maar gauw kwam? Ze had al een baantje gereden, maar haar voorrijder nog niet ondekt. Éindelijk ja, daar kwam hij. Wat kom je laat, pruilde ze. Ik moest tante even gezelschap houden. Het goede mensch zat zoo alleen, antwoordde hij. Maar we waren toch afgesproken en ga ik bij dat oude mensch dan niet voor, hernam ze vinnig. Lodewijks voorhoofd werd bewolkt, en wilde iets, voor haar zeer onaangenaam, zeggenmaar een lief lachje sneed alle verdere tegenspraak af. Fluks de schaatsen onder en beide scheerden over het ijsvlak. „Hollandsch roem", mee staande houdend. Of dit jaar, het ijs weer engagementen op zal leveren, waagde ze te zeggen. Misschien wel, antwoordde Lodewijk. Ja, dit is het begin en later Bonsdaar lag ze op het ijs. De zin had ze niet kunnen voltooien. Door het verward raken in Lodewijks schaats kwam ze te vallen. Geluk- iig had ze zich niet erg bezeerd. Maar haar van Israël zinnebeeldig, als het al het gedee- semde uit zijne woningen moest verwijderen op de hooge feesten Daarom schrijft Paulus in woorden voor de eerste Christenen goed verstaanbaar „Zuivert den ouden zuurdeesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zjjtZoo dan, laat ons feest houden niet in den ouden zuur deesem, noch in den zuurdeesem der kwaad heid en der boosheid, maar in ongezuurde brooden der oprechtheid en der waarheid." Al is echter elders in de Schrift de zuur deesem telkens beeld van iets bedorvens, iets zondigs, in deze gelijkenis ligt het derde van vergelijking in de krachtige werking van het zuurdeeg. Het zuurdeeg werd gedaan in het meel. Dat in beeld van het -Evangelie zooals het door de prediking zou worden uitgedragen in deze wereld. Gelijk het zuurdeeg, zoo zou ook het Evangelie alles doordringen met zijn enorme kracht. Christus heeft in deze gelijkenis als onze Hoogste Profeet en Leeraar eene verborgen heid geopenbaard, een feit geprofeteerd, dat door den loop der eeuwen voor onze oogen reeds bevestigd is geworden. "Want dit woord des Heeren gaat in vervulling spijt alles, wat er tegen schijnt te getuigen. Want al kan de zoo dikwerf gehoorde klacht, dat do wereld van onze dagen bezig is tot japon was zeer gehavend, zoodat er van verder rijden geen spraak meer was en ze naar huis moest. Ze had wel kunnen schreien. Dat nare vallen, mijn kans is voor vandaag uit, maar morgen, dan weer opnieuw en zich troostend met die gedachte, spoedde zij zich huiswaarts. Lodewijk vond het verdrietig voor Antje, maar gevoelde zich weer vrijer toen hij het zonder haar moest doen. Zonder het te willen, voelde hij toch dat zij eigenlijk zijn meerdere was en dat wenschte hij toch in geen geval. 't Werd voor de schaatsenrijders tijd naar huis te gaan. Lodewijk reed naar het eind om af te spannen. Daar ontmoette hij een oud schoolkameraadje van hem, Keetje Tokker. Wel Keetje! niet wezen rijden van daag? en gisteren ook al niet? Neen Lodewijk, ik ging wel graag, maar myn arbeid riep me elders en plicht gaat voor vermaak. Verrast keek hij op en voelde zich aange trokken tot de persoon die deze woorden sprak. Dus toch ook wel eens teleurstelling dacht hij bij zichzelf. Kom je morgen niet rijden bij goed weer en mag ik dan je voorrijder zijn? vraagde hij, een weinig kleurende. 'k Zal er eens over denken en er moeder over spreken. Maar ik moet naar huis, het is bijna donker en had nog wel gezegd eens even te gaan kijken. Mag ik dan zoover meegaan, vraagde hij. Wel ja, als mijn gezelschap je niet verveeld, hernam Keetje. Zij praatte over het weer en de lucht, die nogal vriezend stond. Lodewijk antwoordde op haar vragen slechts neen of ja. Zijn gedachten waren ver weg. het heidendom terug te zinken, gerechtvaardigd worden door te wijzen op menig bedroevend verschijnsel in onze maatschappij, nochtans is het feit onloochenbaar dat de zuurdeesem des Evangelies overal waar Christus werd gepredikt, er niet meer is uitgegaan, maar nog steeds zóó doorwerkt, dat de volkeren der aarde in twee groepen zijn te onderkennen gekerstende en niet-gekerstende natiën. Zelfs de ongeloofsmannen, die van een Christen natie als ons Nederlandsche volk deel uit maken, zijn en blijven altoos nog, zonder het te weten of te willen, onderworpen aan den invloed van de werking des Evangelies, een maal in ons volksbestaan begonnen. Vergelijk eens in uwe gedachten wat Nederland was vóór de prediking des Evangelies, en wat het na en door de Evangelie verkondig'og geworden is, en ge zult tot de slotsom geraken, dat al het voortreffelijke dat in ons volksleven aan getroffen wordt, en wat de ongeloovige wereld vrucht der beschaving pleegt te noemen, feitelijk niets anders is dan de doorwerking van den zuurdeesem des Evangelies. Het ligt in den geest van onzen tijd dit stout te ontkennen. Men spot met de door onze Regeering uitgesproken gedachte, dat zij wenscht voort te bouwen op de Christelijke grondslagen van ons volksleven. En toch, het deugdelijke in onze maatschappelijke saam- leving, is niet aan de revolutie, maar aan Hij dacht aan zijn ouders. De voorwaarde die Keetje stelde; het aan moeder te vragen en er met haar over te spreken. Hoe wenschte hij zelf ook zoo gelukkig te kunnen zijn. Die woorden van haar, maakten meer indruk op zijn gemoed dan de wufte en zoutelooze gesprekken van Antje. Hij voelde dat Keetje veel hooger stond dan zijn buurmeisje. Misschien vindt ge het te voorzichtig dat Keetje eerst haar moeders raad en goedkeuring wilde hebben. Maar daar door bewees zij dat het vijfde gebod, om vader en moeder te eeren, „volkomen" door haar begrepen werd. Hoevele jongelingen en jonge dochters gaan nog verder en zijn soms bijna of feitelijk al geëngageerd eer vader en moeder er iets van weten. Al zijn de tijden wel veranderd, en zoekt de vader geen vrouw meer voor zijn zoongelijk Abraham deed. Wanneer we toch zulke gewich tige stappen doen, zijn we verplicht, neen! de Heere eischt het van ons om onze ouders daarin te kennen. Hun gehoorzaam te zijn ook al gaat het tegen vleesch en bloed in, want de Heere heeft ze over ons gezet. De avond was gevallen, de sterren schitterden aan het firmament verkondigende Gods grootheid. De Noordenwind blies hevig en tooverde de prachtigste bloemen op de ruiten. Antje aan schouwde het met vreugde. Morgen, zij ze binnensmonds, weer rijden hoor en Lodewijk zal mijn voorrijder zijn. 't Is wel niet afgesproken, maar met een praatje zal ik hem wel „lijmen" en wie weet dan later? (Wordt vervolgd.) Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zunrdeesem, welken eene vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was. Matth. 13: 33.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1904 | | pagina 1