13e Jaargang.
VRIJDAG 29 JULI 1904.
No. 31.
yV EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER jcrEREFORMEERDE JCeF^KEN
in ^Zeeland, JNIooRD-j3i^ABANT en J-^imburg,
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hy zal ons
behouden.
Jesaja 3322.
ONDER REDACTIE YAN
Br. L. B. WAGENAAR,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15:22
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COLNTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
DE VERBERGING VAN GODS AANGEZICHT.
Toen Gy Uw aangezicht verbergdet
werd ik verschrikt. Ps. 30:8b.
IV. (Slot).
Wat staat een kind Gods te doen in dagen,
wanneer de Heere zijn aangezicht voor hem
verbergt? Zijn er schriftuurlijke aanwijzingen,
die ons leeren, wat in dezen toestand te be
trachten en te vermijden is? Onze lezers ge
voelen, dat van de beantwoording dezer vragen
veel kan afhangen, vooral wijl de Christen
in tijden van toelating óf in mismoedigheid
en valsche lijdelijkheid kan wegzinken, óf in
eigen kracht en door verkeerde middelen zijn
ellende zoekt te ontworstelen.
Op den voorgrond moet staan dat ieder, die
door deze zware kastijding getroffen wordt, tot
het besef moet komen, dat al de ellenden, die
de ziel te doorworstelen heeft, geestelijke ge
volgen zijn van geestelijke oorzaken en dat de
genezing alleen kan komen van Hem, die de
wonden geslagen heeft; of, om met den pro
feet Jeremia te spreken„Doet gij u dit niet
zeiven, doordien gij den Heere uwen God
verlaat, ten tijde als Hij u op den wegleidt?
En nu, wat hebt gij te doen met den weg
van Egypte, om de wateren van Si hor te
Eindelijk Yragensmoede.
2)
De oude vrouw wilde Stevenz eens verrassen en
ging hem afhalen vergezeld van Lodewijk. Vader
wenkte hem van verre toe, want hij had ze zien
aankomen, en wilde in een bootje stappen om
naar den wal te roeien. Het scheepje hield hij
in de hoogte om het Lodewijk te laten zien. De
kleine danste van plezier.
Maar wat was dat een gilVader! Vader!
schreeuwde de jongen, een plons hoorde men in
het water.
Man over boordboeien uit riep de kapitein.
Maar tevergeefs. Het eenigste wat men grijpen
kon, was het drijvende scheepje.
Neen, ik moet vader hebbensnikte de kleine
terwijl hij het speelgoed van zich afwierp.
Eenige uren later werd het lichaam opgehaald
en bij tante thuis gebracht. Vader zal komen, had
Lodewijk gezegd.
En hij kwam niet blijde en sprekend
tot hem
Koud en roerloos, slapend voor altijd!
Vader is dood Lodewijk! zeide tante.
Waarom! waarom deed God dat? schreide hij.
Ik hield veel van hem en hij van mij. Nu kan
hij me niet meer zien en moeder is ook al van
me weggegaan
Wie houdt, er nu nog van me?
Ik mijn kind en je blijft mijn Lodewijk hoor
zeide tante terwijl ze hem met moederlijke teeder-
heid naar zich toetrok.
Ach tante, gaat u maar nooit weg van me.
Zoo God het wil, blijf ik steeds bij u.
Vader werd begraven en Lodewijk hoorde de
aardkluiten dof bonzend op de kist vallen.
Keen dat vergat hij nooit.
drinken? En wat hebt gij te doen met den
weg van Assur, om de wateren der rivier te
drinken? Uw boosheid zal u kastijden, en uw
afkeeringen zullen u straffenweet dan en ziet,
dat het kwaad en bitter is, dat gij den Heere
uwen God verlaat, en Mijne vreeze niet bij u
is, spreekt de Heere, de Heere der heirscharen."
Gij zijt de eerste geweest, in duisternis
wandelende geloovige, die God verlaten hebt,
evenals Adam de eerste was, die zich in zijn
zonde voor God verborg, en toen gestraft werd
met de verdrijving uit het Paradijs. Maar,
dank zij Gods liefde! ofschoon de zondaar al
tijd de eerste is, om God te verlaten, God is
de eerste om tot hem weder te keeren. En
hierin is vooral het blijk, dat Hij zijn werk
in het leven houdt, als Hij zijn afgedwaalde
kinderen niet overgeeft aan volkomen verhar
ding en eindelyk het gevoel van verlatenheid,
onvruchtbaarheid, en zielesmart in hen wekt,
en daarbij niet zelden zware kastijdingen voegt,
om het metaal door de hitte van den smelt
kroes te doen smelten. Nog wyzen we op een
ander punt, dat bij de verberging van Gods
aangezicht ais middel van herstelling niet mag
worden voorbijgezien. Het is het aanhouden
in het gebed en het gehoorzaam gebruik der
genademiddelen. De worstelingen Jacobs had-
Lang nog, meende hij ze te hooren vallen, de
koele aarde in het grafdat het lichaam bevatte
van een hartelijk liefhebbenden vader, die wreed
aan zijn hart ontscheurd was.
Lodewijk werd stil, hij gevoelde het gemis van
ouderliefde.
Tante was wel lief en goed voor hem, maan
toch kon ze hem niet wêergeven, wat hem ont
nomen was. Het was leeg in zijn binnenste en
zijn vragen waarom dat zoo zijn moest bleef voor
hem onbeantwoord.
Hoofdstuk II.
Lodewijk was de kinderschoenen ontwassen.
En we vinden hem weder in een sigarenfabriek.
Het weekgeld dat hij daar verdiende, gaf hij
iederen Zaterdagavond trouw aan zijn tante af.
Daar deze zelf niet al te ruim met aardsche
goederen bedeeld was, waardeerde ze ook den gel-
delijken steun, üie ze van Lodewijk mocht ont
vangen.
Zijn stelregel wasTante heeft toen ik klein
was voor mij zich zooveel; moeite en opofferingen
moeten getroosten; dat het niet meer dan een
zedelijken plicht van mij is, haar met al
mijn krachten bij te staan en te helpen vooral
nu ze een daag je ouder wordt. Een voorbeeld
voor vele jonge mannen, die denken en tevens
in practijk brengenkostgeld zal ik afgeven en
de rest is voor mijzelf. Ook een worm die
knaagt aan de hedendaagsche maatschappij, die
als ze niet gefundeerd wordt op de beginselen
in Gods woord gelegd, ten onder zal gaan.
Als Zijn Woord niet wordt gehoorzaamd, dat
den plaats in een donkeren nacht en in het
gezicht van een sterken vijandmaar toen de
morgen daagde, zeide de patriarch tot den
Heere: „Ik zal u niet laten gaan, tenzij Gy
my zegent."
Het is waar, tijden lang kan het bidden
geesteloos, het' onderzoek van Gods Woord on
vruchtbaar, de prediking van het Evangelie
zonder zalving, en het gebruik van het heilig
Nachtmaal nutteloos schijnen, dit neemt niet
weg, dat God in den weg Zijner ordonnantiën
Zijn volk weer wil ontmoeten, en dat de Heere
Jezus te vinden is „op de voetstappen der
schapen en bij de woningen der herderen."
Als uw hart maar vervuld mag zijn met
treurigheid om uw gemis en met verlangen
het dierbaar aangezicht weer te zien, vrees
dan niet, kind Gods dat uw donkere dag niet
helder eiDdigen zal. „Hij is getrouw, Die het
ook doen zal."
Hieraan knoopen we onmiddelijk de opwek
king vast, om uw vertrouwen niet weg te
werpen. De vrouw van Thekoa vroeg aan David
of hy zijn gevangene i.iet wilde halen. En de
koning werd getroffen door die vraag, en be
loofde met eedzwering, haar wensch te ver
vullen. En nochtans kan het schijnen, dat God
zijn verbannenen niet wil wederhalenmaar
zegt: Allen die over ons gesteld zijn, alle eer
liefde en trouw te bewijzen.
In dit opzicht toonde Lodewijk het hart op
de rechte plaats te hebben.
Hij gevoelde den eisch van Gods gebod.
Gelukkig als onze oogen daarvoor geopend
mogen zijn.
Kracht om hierin staande te blijven, had Lode
wijk ook noodig.
Onder de arbeiders waren enkele socialisten,
die het vooral op de jongelingen gemunt hadden
en hun uiterste best deden om hen over te halen
en zich bij de S. D. A. P. aan te sluiten.
Iedereen gelijk, vrijheid, laat je niet als een
slaaf behandelen, had men hem meermalen gezegd.
Zulk eene jonge, flinke borst als gij zijt, kunt
het veel verder brengen dan uw leven hier te
verslijten. Uw krachten te geven aan onze zaak
is heerlijker, een grootscher ideaal, dan u te
laten uitzuigen door die geldwolven.
Waarom moet gij arm blijven, terwijl anderen
schatten op stapelen?
O! dat „waarom", het doortrilde zijn nimmer
vragen smoede borst.
Hoe kookte en bruischte dat jonge bloed in
zijn aderen.
Had tante niet voor en met hem gebeden en
gestreden, dat vergif zou ook zijn leden doorstroomt
hebben. Waar zou het einde geweest zijn? Niet
het gelooven in God, maar het eigen ik zou zijn
meester geworden zijn.
Het menschengeluk door menschenrechten en
machten zou overmacht hebben over „het ware
geluk" dat bestaat en alleen te vinden is in God de
Schepper des Hemels en der aarde, Wiens hand
alle dingen regeert en bestuurt.
Wordt vervólgd.)
a