O
BERICHT.
13e Jaargang.
VRIJDAG 3 JUNI 1904.
No. 23.
Weekblad
GEWIJD AAN DE
iEREFORMEERDE
IN
^ELANGEN DER pi
^Zeeland, JNIooRD-jBiyiBANT en J_imbuf^g.
JCef^ken
Want de HEERE is onze Rech
de HEERE is onze Wetgever,
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 3322.
ONDER REDACTIE VAN
IIr. L. H. WAGENAAR,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Bran do fleren en Slachtoffeien, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15:22
Abonnement per 8 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos.
3 cent. Adv er ten tien van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE C0INTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
Het volgend nummer zal een GEDENKBLAD zijn
van het vijftigjarig bestaan onzer Theologische School.
Het zal artikelen bevatten van onderscheidene schrij
vers en versierd zijn met de portretten van den
vader der afscheiding, Ds. Hendrik de Cock en van
de vier eerste professoren der School.
Dit Gedenkno. wordt afzonderlijk verkrijgbaar
gesteld a 7Vs cent.
GEMEENTELIJK LEVEN.
En zij waren volhardende in de leer
der apostelen, en in de gemeenschap,
en in de breking des broods, en in de
gebeden.
En eene vreeze kwam over alle ziel;
en vele wonderen en teekenen geschied
den door de apostelen.
En allen, die geloofden, waren bijeen,
en hadden alle dingen gemeen.
En zjj verkochten hunne goederen en
have, en verdeelden dezelve aan allen,
naar dat elk van noode had.
En dagelyks eendrachtelijk in den
tempel volhardende, en van huis tot
huis brood brekende, aten zij te zamen
met verheuging en eenvoudigheid des
harten.
En prezen God, en hadden genade bü
het gansche volk. En de Heere deed
dagelijks tot de gemeente, die zalig
werden.
Hand. 2 42-47.
Toen David Jerusalem tot hoofdstad van
zijn Rijk had gemaakt en de ark des Heeren
opgebracht had naarSion, zag hij al de stammen
Israels opgaan en aangegrepen door dit
heerlik schouwspel zong hij luidAi ziet,
hoe goed, hoe lieflijk is het, dat broeders ook
samenwonen. Daar is de zalving des Geestes.
Daar woont in liefde God!
Dit lied hééft zijn rijke vervulling gehad, toen
de Heilige Geest was uitgestort, en het samen
wonen der broederen genoten werd in de pink
stergemeente.
Dit gemeentelijk leven wordt ons geteekend
is den tekst, die boven deze meditatie staat
afgedrukt.
Welk een heerlijke aanvang. Welk een
lieflijke lentetijd. Alles frisch, krachtig,
geurend leven. Nog geen verlepping en ver
flensing door zomerschroei. Nog geen ontred
dering en havening door stormgeruk. Alles
in eersten en vollen bloei.
Ze waren volhardende in vierderlei oefening.
a. In deleer apostelen. Ze wer
den nooit moede, de apostelen te hooren ver
tellen van Jezus. Ze eigenden zich het apo
stolisch evangelie al rijker en inniger toe.
Door het geloof.
b. In de gemeenschap. D.i. dé
gemeenschap der heiligen. Het eigenlijk ka
rakter van het gemeentelijk leven. Geen
nationale gemeenschapmaar gemeenschap
aan 't verheerlijkt Hoofd en aan Zijn lichaam.
Zijnde éen hart en éen ziel. Elkanders leden.
Dies overrijk en overgelukkig in de oefening
der broederlijke liefde. Een liefde, die alle
tegenstelling van heer en slaaf, van wetge
leerde en Gallileeër, van Farizeeër en Tollenaar
overwon en alle armoe lenigde.
c. In de breking des broods.
Eiken avond kwamen ze saamzochten ze
elkander op; alle huizen en hoven der aan
zienlijke medegeloovigen stonden voor allen
open. Daar vierde ze de liefdemaaltijden. Daar
genoten ze de breking des broods waarvan het
heilig toppunt was het sacrament van brood
en beker.
d. En in de pebeden. 't Was een
biddend leven. Bidden, dankzeggend, psalm
zingend. Ze stichtten ook malkander met
psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, prij
zende den Heere met aangenaamheid in hunne
harten.
In deze oefening van 't oorspronkelijk
gemeentelijk leven komt 't karakter van dit
leven uit.
Daar en daar alleen is nog de ware
kerk, waar men «volhardt by de leer der apos
telen waar de gemeenschap is aan 't ver
heerlijkt Hoofd; waar de zuivere bediening
van 't sacrament wordt genoten, en de dienst
geoefend der psalmen en gebeden.
Groot was de indruk, die dit nieuwe ver
schijnsel maakte op het volk. En God ge
bruikte die vreeze ter beveiliging. In zyn
eerste ontwikkeling mocht dit gemeentelijk
leven niet worden gestoord.
Ook gaf God geloofsbrieven in wonderen en
teekenen. Teekenen van macht en ontferming.
Een proeve er van is de genezing van den
lamme aan des tempels schoone poort.
Allen, die geloofden, hingen elkander aan.
Die Christenen ze waren altoos bij elkander.
Ieder, die maar even uitsnappen kon, zocht
en vond de broederen.
Eenig sterk werkte de broederlijke liefde.
Niemand zeide, dat iets het zijne was. Alle
dingen stonden allen ten dienste. Huizen,
tuinen, zalen. Spijs en drank. Die iets over
had, deelde met groote vreugde mede aan den
broeder of de zuster, die iets gebruiken kon.
De Gallileeërs, die zich nu in Jeruzalem
vestigden, verkochten huis en hof en deelden
met koninklijke mildheid uitstraks door
anderen gevolgd.
Er werd niet ingevoerd een wettelijke regeling
van goederen-bezit. Maria, Marcus' moeder,
behield haar huis en haar slavin Rhode!
Tot Ananias en Saffira klonk Petrus' verwijtend
vragen: was 't niet het uwe; ja, verkocht
zijnde, bleef 'tniet in uwe macht?
Doch, evenals bij pasbekeerden, die een sterke
overgang maken uit de duisternis tot het
licht, de broederlijke liefde bovenmate drijft
tot mededeelzaamheid, zoo ook was hier een
gloed van broederlijke liefde, die den armen
broeder deed deelen in allen eigen overvloed, en
in 't bijzonder de blijkbaar zeer talrijke wedu
wen met hare kinderen rijk verzorgde.
Hoe dubbel zalig maakte dat geven de opge
togen discipelen en deed heel hun ziel opgaan
in dankzegging tot God.
Ze voelden zich Gods volk. 'tWare Israël.
Dies bleven ze in den tempel. Ze verzamelden
zich dagelijks in de voorhoven. Ze getuigden.
Ze roemden. Ze verheerlijkten God.
En avorjd aan avond kwamen ze bijeen
in de huizen en tuinen der aanzienlyke mede
leden; ze aten er samen met verheuging en
eenvoudigheid, in onbevangenheid des harten.
Er waren geen bijeinden, 't Was geen slan-
gengebroedsel. 't Waren duiven-vluchten. Kin
deren waren 't. Lieve kinderen Gods.
Was 't wonder, dat dit gemeentelijk leven
bekoorde en trok? De Heere Jezus werkte
ook tot wasdom mede en dagelijks deed Hij
tot de gemeente toe dergenen, die zalig werden.
Ziet ge 't weer, mijn lezer? Hier is geen
„gemengde hoop". Hier is de gemeenschap
der geheiligden in Christus Jezus der oprecht
geloovigen, al schuilen er eerlang onder een
Ananias en Saffira
Hoe dikwerf sprak een lid van een onzer Gere
formeerde Kerken tot mijdominee, gij moet
niets van mij denken hoor, want ik ben maar
een wereldsch mensch.
Wèl lidmaat der Gereformeerde Kerk, maar
een wereldsch mensch. Ongeloovig. Onbe
keerd. Ai mij, wat al kwaad zaad ook op dezen
akker. Doch 't behoort er niet. Dat heeft
de Booze gedaan. En wat distel blykt in plaats
van koren 't moet uitgeroeid. Gehand
haafd moet 't karakter der gemeente door de
kerkelijke tucht. En door allen gezocht het
kerkelijk samenleven aller geloovigen
Daarbij leve op de geloofstoeëigening van
't eeuwig Evangelie; het bewustzijn der saam-
hoorigheid in Christus; de getrouwheid in de
\iering van 't Heilig Avondmaal; de vurigheid
in den dienst der gebeden, 't Gemeentelijk
leven en 't persoonlijk zieleleven hangen zoo
innig saam.
Wake ook onder ons de broederlijke liefde
op! Herovere haar eere de Christelijke
mededeelzaamheid. Dan zal er ook onder on3
genot zijn in den Hoere. Dan zal de gemeente
wassen. Dan zal God worden geprezen.
Wagenaar.
DE UITGEVER.