F
JCef^ke
13e Jaargang.
VRIJDAG 27 MEI 1904.
No. 22.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE
rEREFORM EERDE
j^ELANGEN DER p]
in ^Zeeland, JMooRD-j3i^ABANT en J^imbuf^g.
N
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 33:22.
ONDER REDACTIE VAN
»r. L. H. WAGENAAR,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehooizamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 ceht, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enzgeliéVe men
tijdig,uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
DE GENADEBEDEELING DER N. T. KERK.
Ziet, de dagen komen, spreekt de
Heere, dat Ik met het huis van Israël
en met het huis van Juda een nieuw
verbond zal maken;
Niet naar het verbond, dat Ik met
hunne vaderen gemaakt heb, ten
dage als Ik hunne hand aangreep,
om hen uit Egypteland uit te voeren,
welk mijn verbond zij vernietigd
hebben, hoewel Ik hen getrouwd
had, spreekt de Heere;
Maar dit is het verbond, dat Ik
na die dagen met het huis van Israël
maken zal, ipreekt de Heere: Ik zal
mijne wet in hun binnenste geven,
en zal die in hun .hart schrijven;
en Ik zal hun tot eenen God zijn,
en zij zullen Mij tot een volk zijn.
En zy zullen niet meer, een iegelijk
zijnen naaste, en een iegelijk zijnen
broeder leeren, zeggendeKent den
Heerewant zy zullen Mij allen
kennen, van hunnen kleinste al tot
hunnen grootste toe, spreekt de
Heerewant lk zal hunne onge
rechtigheid vergeven, en hunner
zonden niet meer gedenken.
Jeremia 31 31-34.
Jehova's vrije genade verloste den sla ven-
drom der Hebreeën uit het hen wreed ver
drukkend land van Cham.
De HEERE hoorde hun gekerm Hij zag hen
aan en hoe onherkenbaar verbasterd en
ontadeld Hij kende hen als zijn verkoren volk;
als Abrahams zaad, Isaacs nakroost, Jacobs
geslachte; als het door Hem bestemde volk
zijns verbonds.
Onder hen waren er verkorenen ten eeuwigen
leven, 't Volk als volk was verkoren om onder
alle volken in nationalen zin het volk van
Jehova te zijn, de moeder der N. T. gemeente.
Dies voerde Jehova Israël uit. En toen Hij
't gebracht had aan des Sinai's voet. sprak zijn
stemme: Ik ben Jehova, uw God, die u uit
Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
Ten dage, d. i. ten tijde (hoofdst. 7 27)
toen H y hunne hand aangreep,
om hen uit Egypteland uit te
voeren, maakte de Heere een verbond met
Israël, en hij trouwde 't zich, zoodat in
nationaal-godsdienstigen zin Jehova werd
Israëls gemaal en Israël zijn wettige vrouwe.
Dan ach, Israël heeft dat verbond verbroken.
't Was ook een breekbaar verbond, 't Was
dit, omdat 't slechts nationaal was. Heel dat
volk was niet wedergeboren. Niet waarlijk tot
den Heere bekeerd. Zoo waren er slechts enke
len. De overgroote massa niet. 't Was in massa
een vleeschelijk Israël, 't Had een oogenblik
zich laten meesleepen door Mozes en diens uit
God geboren broederen, en gezongen den psalm
der verlossing, toen de geredde scharen oprezen
uit de Roode Zeedoch hun hart was in Egypte
gebleven en Egypte in hun hart!
Dies hebben ze in de oprichting van
't gouden kalf; in 'tongeloovig weigeren om
Kanaan in te trekken, te Kades Barnea; in al
hunne murmureeringen en rebelleeringen, straks
in hun afval van Jehova tot de Molochs en
Baals en Astaroth dic'nationaal-religieus ver
bond moedwillig en openlijk verbroken en de
straf op de verbondsvernietiging was de ver
woesting van stad en tempel en de wegvoering
van 't volk naar Babel
Doch Jehova is onbezwijkbaar in zijn genade
en trouw.
Dies hield hij nog vast aan den diepsten
wortel in zijn genadig verbond met Israël,
voerde straks het gekluisterd Juda uit den
kerker; een nationale opstanding geschiedde;
Juda herleefde; stad en tempel werden her
bouwd, en op Sion rookten weer de offeranden
en weerklonken de psalmen Gods.
Doch met de herteeling van Juda bedoelde
de Heere geen voortzetting van 't oude, maar
voorbereiding van een nieuw Verbond.
Een nieuw Verbond. estelijk oneindig rijker,
heerlyker en zaliger dan ooit het oude kon zijn.
Daarvan profeteerde Jeremia:
Ziet, de d a g e n k o m e ns p r e e k t
de HEÉRE, dat Ik met het huis
vau Israël en met het huis van
Juda de Heere erkent biet scheur noch
scheiding noch splitsing, al ztfn uitverkorenen
bedoelt Hy naar volle someen nieuw
Verbond zal maken.
En dit is het Verbond, dat ik
maken zal, spreekt de HEERE:
Ik zal myne wet in hun binnen
ste geven en z al d i e i n h u n h a r t
schrijven en Ik zal hun tot een
God zy'n en zij zullen Mij tot een
volk z ij n.
Het Pinksterwonder zou geschieden. De Wet
der liefde zou niet meer voor hun aan
gezicht gesteld worden (h. 10 13) maar ge
geven worden in hun binnenste; niet meer
op steenen tafelen worden ingegrift, maar ge
schreven werden in hun hart. Dientengevolge
zou de Heere niet slechts hun God zijn, maar
ook zij Gods volk. Aller hart zou 'tverstaan;
God als God des levens aanvaarden door ge-
loove. Lo Ammi zou Am mi worden en ant
woorden O, mijn God 1 En ingeschreven
in de tafelen der zielsgenegenheid zou staan
de wet des Heeren, om God lief te hebben
boven alles en lief te hebben met innige,
hartelijke liefde Gods volk in verheugelijke
gemeenschap der heiligen!
Want deze "nieuw-testamentische gemeente
moet niet zijn een vleeschelijk Israël, maar
het geestelijk Israëlniet een massa ty'd-
geloovigen met enkele oprechte geloovigen
niet een vermengde hoop met godzalige een
lingen neen een gemeenschap van heiligen
een gemeente van uit-God-geborenen en van-God
geleerden. Er zullen wel kleinen en zeer kleinen
zijn. Ook grooten en zeer grooten onder hen
wezen. Maar allen zullen 't wezen kinderen
Gods. Allen Christenen, d. i. profeten, priesters
en koningen.
Zoo toch vervult God zijn belofte:
En zij zullen niet meer, een
iegelijk zyn naaste en een iege-
lijk zijn broeder zeggen: kent den
HEERE. Want zij zullen Mij allen kennen
van hunnen kleinste af tot hunnen grootste
toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun
ongerechtigheden vergeven en hunne zonden
niet meer gedenken.
Geen angstvallig pogen om uit de werken
der wet of uit de offeranden des altaars ge
rechtigheid voor God te bekomen, maar een
geloovig rusten in de aangebrachte verzoening
van den Zoon aan het Vaderhart Gods!
Dat is 't gemeentelijk leven der Nieuw-
Testamentische bedeeling.
Dat zijn onze Kerken, indien ze Kerken zijn.
Er kunnen, helaas, hypocrieten schuilen on
der de oprechtener kunnen ook onvolgroeide
en mismaakte oprechten zijn, doch het Nieuw-
Testamentische gemeentelijk leven in een
samenleving der levendgeloovigen, der kinderen
Gods.
In de eeuwen der vervolgingen waren dus
de gemeenten zeer duidelijk en zelfbewust.
Sinds Constantijn zonk de Kerk schier tot
't Oud Testamentisch standpunt terug: onder
de vleeschelijke, wereldsche massa enkele een
lingen, die Gode leefden. De hervorming her
stelde 't karakter der Kerk, maar kon dit
slechts worstelende handhaven van wege de
massa der gedoopten, waai aan ze vasthield
In de dagen der Afscheiding werden weer
gemeentjes van geloovigen geziende doleantie
bracht 't-yvel tot bekeering van de groote on
gehoorzaamheid in 't kerkelijk leven, doch
omdat de druk niet zwaar genoeg was, bleef
voor veler besef het karakter der uitgeleide
gemeente dat van „een gemengden hoop".
Laat ons echter voortvaren tot de rechte
kennis naar het woord van God, en opwa
ken in prediking en tuchtoefening tot door
voering van het Nieuw-Testamentisch karakter
van ons gèmeentelyk leven.
Zegene de Heere daartoe ook dit artikel.
Wagen aar.
Zeeuwsche Partijdag.
Wat een opgewekte groepjes toch, de kern onzer
Zeeuwsch anti-revolutionaire partij.
We hadden j.l. Pinkster III het genoegen mee
te stoomen naar Ter Neuzen, immers de derde
zeehandelstad van Nederland
Zooals tegenwoordig in dit rijke voorjaar op
menigen akker de nieuwe aardappelen „den grond
in" hebben, zoo hadden de Calvinisten en hun
talrijke dames de boot in, die van Ylissingen
koers zette, eerst naar Borsselen, toen naar
„Neuzen".
Ook de heeren sprekers waren aan boord en
onder gezellig gekout werd de reis volbracht.
Wat was die bovenzaal in Pays-Bas heerlijk
vol. Hoe aardig sprak onze voorzitter, mr. De
Veer, en toen kregen we een echt professorale
rede van den hoogleeraar Biesterveld. Z.H.Ge.