13e Jaargang
VRIJDAG 13 MEI 1904.
No. 20.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER ^REFORMEERDE J^EF^KEN
IN
EELAND, OORD-j3ï^AB ANT EN J-HMBUF^G.
ONDER REDACTIE VAN
Dr. L. fl. WAGENAAR,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
8 cent. Advertentiën van 1 ïjL,regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever;
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
HEMELVAART.
Gij zijt opgevaren in de hoogte
Gü hebt de gevangenis gevan
kelijk gevoerd; Gij hebt gaven
genomen om uit te deelen onder
e menschen; ja ook de weder-
hoorigen om bij U te wonen, o
Heere God. Ps. 68 19.
De Arke des Verbonds, die door Israels
zonde smadelijk in de handen der Filistijnen
gevallen was, triumfeerde over Dagon en zijne
aanbidders en keerde in glorievollen tocht
weder naar Jeruzalem om daar een blijvende
plaats in eere. te erlangen. Van Sion uit, waar
de God Israels woonde, daalden zegeningen
neer op land en volk. Dat bezong David in
den 68sten Psalm.
Maar de Geest van Christus, die in den
Koninklijken zanger was, beduidde en getuigde
tevoren het lijden dat op Christus komen zou
en de h e e r 1 ij k h e i d daarna volgende, zoo
dat de gemeente des Heeren, in wie diezelfde
Geest zich woning gemaakt heeft, dezen psalm
aanheft van haren verheerlijkten Middelaar.
Christus immers is, nadat Hij over dood en
hel getriumfeerd had, door lucht en wolken
heen opgevaren ten hemel, vanwaar Hij een
maal was neergedaald, om daar in het huis
Zijns Vaders in eeuwige glorie te zitten aan
de Rechterhand Gods.
Wanneer de Romeinsche triomfator na be
haalde overwinning zijn intocht deed in Rome,
dan voerde hij met zich mee verslagen vijanden,
gebonden aan zijn zegekar, en dan deelde hij
uit den buit geschenken onder het volk. Zoo
voerde ook Christus als overwinnaar van hel
en zonde met zich mee als kettinggangers satan
en dood, toen Hij ten hemel inging, en van
uit den hemel deelt Hij onder de zijnen heer
lijke gaven uit tot blijdschap en verkwikking.
Allen die tot Hem naderen met heilbegeerige
harten en ledige handen, schenkt Hij een mil-
den overvloed van zegeningen, ja een volle,
neergedrukte, overloopende mate.
Genade, vrede en barmhartigheid deelt Hij
uit onder de zijnen. En die genade is zoo krachtig,
dat ze zelfs allen tegenstand overwint, want
aan wederhoorigen, d. i. weerspannigen, wordt
ze geschonken. Maar het zijn immers gaven
des H. Geestes, die onwederstandelijk werkt,
die het verstand verlicht en den wil ombuigt,
zoodat we onze gedachten gevangen leggen
onder Christus en onze schreden richten op
den weg des viedes. Die Geest schenkt ons
ook kracht om satan en zonde te bestrijden
en te overwinnen, ons overtuigende van oor
deel, d. w. z. dat satan door Christus geoor
deeld is.
Die gaven, die krachten der toekomende
eeuw, hebben wij, wederhoorigen, zoo noodig,
en die zouden we nimmer ontvangen hebben
indien Christus niet ten hemel gevaren ware.
Die gedachte verzoent ons dan ook met Jezus'
hemelvaart. We belijden dat Christus voor de
oogen zijner jongeren van de aarde ten hemel is
opgeheven, opdat Hij ons ten goede daar
zou zijn. In den hemel zet Christus nu zijn
Middelaarsarbeid neg altoos voort, want al
sprak Hij na het gebrachte zoenoffer zijn „Het
is volbracht!" uit, daarmee was nog niet de
voleinding der eeuwen aangebroken.
Tot op dat tijdstip, waarop Hij die op den
troon zit, zal uitroepen: „Het is geschied!"
blijft Christus voortdurend uitdeelen van den
buit Zijner overwinning aan Zijne strijdende
kerk hier op aarde.
Zij, die zoo gaarne zingen:
verstaan dus niet welk een troost er voortvloeit
uit de Hemelvaart voor Gods volk. Insteê van
tot droefheid, moet zijn heengaan ons tot blijd
schap stemmen. Rer.l nu zijn we met Christus
gezet in den hemel. Ons vleesch is daar tot
een pand, dat we ook straks zullen opgenomen
worden in die triumfeerende Kerk. En den
Geest van Christus ontvingen wjj hier op aarde
als een tegenpand, dat ons heenwijst naar de
naderende hereeniging.
Ja, we zullen bij Hem wonenChristus is
heengegaan om ons plaats te bereiden. Op het
zelfde oogenblik waarop we Gods raad hier
op aarde zullen uitgediend hebben, is onze
plaats in den hemel door Christus ingeruimd
en bereid, en zullen we onze hemelsche taak
mogen aanvangen.
Daarom, wederhoorigen (en dat zijn we allen
maar willen we ook erkennen dat we het zijn?),
verblijdt u erover dat Christus u ten goede
opvoer in de hoogte. Dankt God omdat ge nu
van Christus ontvangt de gaven des Geestes,
vrede des harten en kracht in den strijd. En
dient den Heere met die gaven dag en nacht,
bedenkende de dingen die boven zijn, waar
uw leven is met Christus verborgen in God.
Kerkhof.
Verstandig?
Stichtsche Brieven.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hjj zal ons
behouden.
Jesaja 33:22.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferenen Slschtoffeien, als
aan het gehoorzamen van do stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22
Ach, waar' Jezus nog op aarde
Aanstonds vlood ik naar Hem heen,
„Wel, heb ik nu van m'n leven" riep
moeder, in opkomenden toorn, toen zij dat mooie
kopje en schoteltje in stukken over den grond
zag vliegen, dat Jan weer in de kast zou zetten,
maar ongelukkigerwijs uit zijn handen liet vallen.
Zij stond van haar stoel op en voer niet alleen
heftig tegen haar jongen uit, die zelf al verschrikt
genoeg was over cle gevolgen van zijne onhandig
heid, maar gaf hem daarbij ook nog zóó raak
om de ooren, dat hij niet wist in welk hoekje
hij zou kruipen.
Nu, 't was ook wel erg. Moeder was op dat
kopje en schoteltje bizonder gesteld. Was t iets
anders geweest, zij zou het, naar haar zeggen,
niet zoo hoog hebben opgenomen, maar juist dat.
't Was een erf stuk je, iets dat tegelijk zoo mooi
voor pronk kon dienen, waar zij haar hart wat
op gezet had, en dat lag daar nu in gruzelementen
op de vloer. Zou een mensch daar nu kalm onder
kunnen blijven, vroeg zij, als het beetje goed dat
hij heeft, zóó geruïneerd wordt?
Neen en toch was 't wel verstandig,
zoo boos te worden op haar jongen Een ongeluk
toch zit op een kleine plaats en Jan deed het
niet met opzet.
Een ander tooneeltje.
Dezelfde personen.
Moeder zat weer op hare plaats aan tafel. Zij
mokte nog gedurig over dat treurige breken van
't kopje en schoteltje, en Jan moest bij de minste
aanleiding telkens weer hooren, welk een verdriet
hij zijn moeder daar toch mee aangedaan had.
Maar op zekeren dag komt Grietje, het zusje
van Jan, alleen thuis van school.
„Waar is Jan?" vraagt moeder.
„Jan moet schoolblijven moeder, want hij heeft
gelogen."
Het gezicht van moeder klaarde op. Zij vreesde
al dat het heel wat ergers zou geweest zijn. De
jongen was zoo wild, hij had wel op straat ergens
een spiegelruit kunnen ingegooid hebben en dat
zou weer zooveel gekost hebben. Maav eeV. leugentje
kost geen geld. En moeder werd nu niet boos.
Integendeel, zij kreeg met haar jongen te doen.
Moet hij dan nu ook al schoolblijven omdat hij
eventjes gejokt heeft? Dat mag hij natuurlijk
wel niet doen, maar als de meester zoo streng
met de kinderen handelen wil, dan mag hij ze
allemaal wel laten nablijven, want daar zal wel
niet één geheel zuiver van zijn. Maar de meester
heeft een pik op Jan, dat kan ik wel merken
en als 't niet wat beter wordt, dan neem ik hem
van school af zóó praatte moeder in zichzelf.
Jan kwain daarna thuis. Hij zette een zeer
onschuldig gezicht en moeder zag hem zelfs niet
eens zuur aan. Jan ging weer lustig aan t spelen
en had begrepen dat liegen met opzet niet zoo erg
is als een kopje en schoteltje breken zonder opzet.
En wat dunkt U, moeder, die dit leest?
Kreeg Jan een goede opvoeding?
Wat is schuldiger, een ongeluk of een besliste
Hoor, wat daar staat in den Koningspsalm
„Die leugenen spreekt, zal voor mijne oogen niet
bevestigd worden." Ps. 101 7.
En wat Jezus zegt tot de Joden: „Gij zijt uit
den vader den duivel, en wilt de begeerte uws
vaders doen; die was een menschenmoorder van
den beginne, en is in de waarheid niet staande
gebleven, want geene waarheid is in hem. Wanneer
hij de leugen spreekt, zoo spreekt hij uit zijn
eigen; want hij is een leugenaar, en de vader
derzelve leugen." Joh. 8 44.
Leugen en menschenmoord in één adem, tusschen
deze twee is een innig verband.
En let ook op hetgeen geschreven staat in
Openb. 22 15: „Maar buiten zullen zijn de
honden, en de toovenaars, en de hoereerders, en
de doodslagers, en de afgodendienaars, en een
iegelijk die de leugen liefheeft en doet.
Ligt hier niet een ernstige wenk voor alle
ouders, om in de bestraffing der kinderen onder
scheid te maken tusschen zwakheid en opzettelijke
zonde
Waarde Vriend.
Ge vraagt me, wat ik denk van den oorlog.
En ge bedoelt natuurlijk den oorlog tusschen Rus-