^Zeeland, JN oorb-j3i^AB ant en J^imbuf^g.
13e Jaargang.
VRIJDAG 6 MEI 1904.
No. 19.
Weekblad gewijd aan de 'Belangen der Gereformeerde Kelken
IN
"Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hjj zal ons
behouden.
Jesaja 33:22.
ONDER REDACTIE VAN
DïT~L. H. WAGENAAR,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brando fleren en Slachtoffe.i en, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men
tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
OPSTANDING.
Maar God, die rijk is in
barmhartigheid door zijne
groote liefde, waarmede Hij
ons liefgehad heeft,
Ook toen wij dood waren,
door de misdaden, heeft
ons levend gemaakt met
Christus.
Ef. 2 4, 5a.
IV.
God, de Heilige, Wien te ontmoeten in
Zijnen toorn onze dood is God, die rijk is
in barmhartigheid niet slechts in die alge-
meene barmhartigheid Zijner goedheid, waar
door Hij alleen Zijner schepselen behoeften
vervult, maar in Zijne innerlijke ontferming
heeft ons levend gemaakt-.
Onze levendmaking, ja, hoezeer verheerlijke
ze de barmhartigheid Gods: Wat is de barm
hartigheid groot en wijd en rijkOnuitputtelijk
in onvermoede weldadenen dat over kinderen
des toorns, over kinderen des doods.
God heeft ons levend gemaakt in barmhar
tigheid door Zijne groote liefde.
Wonderbaar
Gij waart dood en nochtans had God u lief!
Liefde is toewijding van ons geheele persoon.
De goedheid geeft iets van het hare. De
liefde geeft zich zelve.
Ja, dat mag wel gezegd worden door Zijne
groote liefde. Die liefde toch is eeuwig. Eenig
en allesoverklimmend. Alzóo lief, alzoo
wonderlijk, ongelooflijk, overweldigend lief
heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn een-
geborene gaf.
Waarde lezer, mochten wij eens recht be
seffen, welke de breedte en de lengte en de
diepte en de hoogte zij dezer liefdedoch wij
gevoelen, dat ze de kennisse te boven gaat
Deze liefde is de bron onzer zaligheid. Staat
er niet eigenlijk om, wegens deze groote
liefde Omdat deze liefde van eeuwigheid Gods
vaderhart vervulde, heeft Hij ons levend ge
maakt uit den dood.
Deze liefde was alle misdaden vergevende.
Allereerst stelde ze ons in den staat des ge
rechtvaardigden.
Immers slechts de gerechtvaardigden beërven
het eeuwige leven
Voorts gaf ze den Heiligen Geest.
Van den slaperigen jongeling, die neergestort
"was, sprak Paulus: „Zijne ziel is in hem."
Dies leefde hij.
Zoo ook komt de Heilige Geest in den dooden
zondaardan is ook zijne ziel in hemzijn
levensgeest. Dan is hij niet meer dood, maar
leeft hij. Dan is hij levend gemaakt.
Die levendmaking des Geestes wordt uit
gewerkt in de wedergeboorte.
Daarin vernieuwt de Heilige Geest alle ver
mogens.
't Oog, dat dood was voor 't rechte licht,-
wordt hersteld. De Heere geeft verlichte oogen
des verstands. De genegenheden worden opge
wekt. De consciëntie wordt gereinigd. Ik
meende, zegt Paulus, vele tegenstrijdige dingen
te moeten doen. Doch levend gemaakt reageert
't zedelyk bewustzijn weer zuiver.
Tot dat wedergeboren hart komt de zalig
makende roeping des evangelies. Dan hooren
de dooden de stemme des levenden" Gods en
die ze gehoord hebben zullen leven.
Dan worden ze als nieuwgeboren kinderkens,
die zeer begeerig zijn naar de redelijk onver-
valschte melk om daarbij te mogen opwassen.
Die .levendmaking geschiedt met Christus.
Christus is niet slechts haar verdienende
oorzaak, maar het levendgemaakte hoofd des
lichaams, 't levensbeginsel Zijner kerk.
.Paulus schijnt titer wel eigenlijk te doelen
op de heerlijkmate-ig ten eeuwigen leven,
maar ingesloten is de weg, waarlangs ge er
toe komt. Christus blijkt ook hiér de weg,
de waarheid en het leven-zelf te zijn.
De mensch, die eenigszins den godsdienst
ter harte neemt, is door zijn aangeboren blind
heid aan deze misvatting onderworpen, dat,
zoo hij de zonden nu maar kan nalaten en
zijne godsdienstige plichten betrachten, hij dan
wel Gode behagelijk is en zeker zalig worden
zal. Ach, ook onder ons begint een ieder, die
begrijpt, dat hij in zijn zondigen weg niet
behouden worden kan, zichzelven tot plichten
te schikken, en als hij hierin nu maar eenig
toenemen bespeurt, dan is hij heimelijk gerust
en zeker, dat God zijn God is en hij Gode
leeft. Ach, men verstaat Jezus Wcord niet,
dat een kwade boom geen goede
vruchten voortbrengen kan, en dat
de rank alleen vrucht dragen kan,
indien ze in den wynstok is en blijft!
En die boom wordt alleen goed met de enting,
d. i. als hij eene plant wordt met Christus,
en die rank leeft uit den wijnstok alleen door
't geloof. Die in den Zoon gelooft,
die heeft het eeuwige leven, maar die den
Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet
zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
Welk een genade in den weg des geloofs.
Gemeenschap tusschen Christus en
een doodelijk bedorven vloekwaar
dig zondaar. Welk een afstand! Hij
Immanuel God met God en gij een gru
welijke. O, dat we ons verfoeien altoos dieper
in stof en asch!
En toch dit des Heeren weg. Ik zal
ze mij ondertrouwen. Ik zal eigen geest op
hen geven. Dan leeft de ziel. Daar is geen
tusschentoestand. Als de Geest in 't binnenste
van u gegeven wordt, dan is er geloofsgenade.
En in de roeping maakt de Heere u zoo werk
zaam, dat ge de zonde verfoeit, de gerechtig
heid mint; dat ge haat alle valsche
pad en de weg des levens kiest.
Schrijnen kan dan nog wel een tijd lang
in uw gemoed 't gemis. Drukken kan de
schuld. Daardoor dringt een ontdekte
ziel weg van treurigheid en klagen.
Ach," donker en verward kan zij zyn,
doch haar oog gaat open voor de gepastheid
van Christus, als borg, als voorbidder, als
koning, als profeet.
Alle eigen gerechtigheid is weg. Maar Zijne
gerechtigheid, o, die wordt proefhoudend be
vonden.
Zoo ontstaan er werkzaamheden des toe-
vluchtnemenden geloofs.
En nu verlicht de H. S. 't Verbond en leidt
in in 't Woord, in 't Evangelie, in het Verbond
der Kerk, dat de Kerk heeft haren God.
Comrie zegt, onmisbaar dat den een
bijzonder passende belofte met groote kracht
moet indalen in 't gemoed. Ik ontken niet,
dat zulks wel gebeurt en vertroost. Doch ik
ontkan dat zulks noodig is. Dat zulks zelfs
de gewone werkwijze is des H. Geestes. Al
leert de Bijbel, dat de H. Geest inleidt in 't
rechte verstand van den weg der verlossing,
zooals die in Christus is, voor heel de Kerk,
dat hij verzekert van de waarachtigheid van
Gods verbond en leert dien weg te verkiezen,
dat verbond in te willigen, tot dat Volk u te
voegen, u op dien God te verlaten, Christus
te omhelzen.
Zeker 't is niet u w werk, maar Gods werk.
't Is u gegeven om zoo te gelooven. Doch
de H. Geest geeft 't zóo, dat gij beaamt heel
't Evangelie, omhelst heel de verbondsbetrek-
king en den in 't Evangelie aangeboden Jezus
mint van ganscher harte.
Want en hierop wijzen onze ouden
terecht: 't. zaligmakend geloof is geloof in
Jezus. De tijdgeloovigen volgen hem om
de brooden, den oprechte is 't om Jezus
zeiven te doen.
Wellicht hier, die vragen: ben ik waarlijk
tot 't geloof in Jezus gekomen.
Een tijd gehad van onrust, van werkzaam
heid des gemoeds, toen 't Evangelie aange
nomen, doch bloot met zijn natuurlijk verstand,
of waarlijk met zijn hart.
Dit leeren weten, zijt ge verder gekomen.
In de kennis der tegenstelling, in de hoog
achting zijner liefde, in de besliste levens
richting.
O, niet in waarheid, dan al uw pogen
ij del. Telkens poogt ge om uzelven te heiligen.
Bij 't geloofswerk te slagen. Uw lusten te
betoomen.
En toch waarlijk krachteloos, dan, de
dood. Dat nu komt daar van daan dat gij niet
in Christus zijt en Christus niet in u is door
't geloof. Ach hier een verwoest hart en eeuwig
de verwoesting der hel!
Wagenaar.
Klein
Ds. de Visser weigert amend honorable te doen.
En toch heeft deze broeder zijn Gereformeerde
collega's gelasterd.