De feestgave voor de Th. sch. „Geen gemengde schare", maar de gemeente Gods. Tolinning op Zondag. Over getrouw opgaan. Fijn gevoeld en schoon gezegd. Och, laat Uw Geest ook op mij nederdalen! Bestraal mij, Heer, met Uw verkwikkend licht! Ik weet, in wien 'k geloof, ik kan niet falen, Schoon vaak 't verstand voor diepe raadsels zwicht. Uw woord blijft waarheid Daarop wil ik bouwen, Tot eens 't geloof verwisselt in aanschouwen. Bij vreugd en smart zal Uw gebod mij leiden. O, blijf mijn kracht bij 't wanklen van den voet Help Gij mij steeds den goeden strijd te strijden, Dan, hoe 't ook ga, ontzinkt mij nooit de moed. Dan vrees ik niet, al roept Gij me ook tot «terven. 'k Ben éen met U! 'k Zal dan Uw hemel erven Mijn Jezus, zoo oneindig in erbarmen! Ik steun op U, op Uw genade en macht. Och, neem mij op in Uwe machtige armen, En val ik, Heer, schraag dan mijn zwakke kracht Leer, leer mij steeds Uw liefde recht gevoelenj Dan zal mijn hart Uw eer alleen bedoelen. B. J. Adriani. Wat de feestgave voor de Th. school betreft, zoo spijt het ons, dat daarna die bestemming is gegeven. Jaarlijks wordt in zoo goed als alle kerken gecollecteerd voor de hulpbehoevende studenten. Is er op het oogenblik behoefte om die bron van inkomsten ruimer te laten vloeien? Wij bet wij. felen het zeer. Reeds nu zitten proponenten ledig aan de markthet getal studeerenden is niet klein, het getal vacatures is niet groot. Welke prikkel zit er nu in om te bewegen tot milde bijdragen, waar het geld een fonds, dat op het oogenblik volstrekt niet noodlijdend is. Wij kunnen den practischen blik niet roemen dergenen, die deze bestemming geven willen aan de feestgave. Het doet ons leed, dit te moeten zeggen maar wij zeggen dit in antwoord op wat Incognitus van ons vraagtin Gelderland door den Gelder- schen Kerkbode met alle kracht medewerken om de lieden een beetje warm te maken opdat het studiefonds goed worde. Tot ons leedwezen is dit ons niet goed moge- lijk, op grond van hetgeen wij hebben geschreven. Ons standpunt ten opzichte van de School van Kampen blijft onveranderd zoolang de kerkelijke Opleiding er is, zullen wij als eerlijke menschen ons houden aan de afspraken en de bedingen. Zoo de broeders wier sympathieën in sterker mate elders henen gaan dan de onze, nu ook zoo handelen ten opzichte van de Theologische Faculteit te Amsterdam, dan kunnen wij elkander dulden en dragen, en zonder hittigjieid des toorns of verdachtmakende bewoordingen den goeden weg tot eenheid zoeken. Zoo die te vinden is. Anders moet het maar zoo blijven! Geldersche KerkbodeJ. C. v. Schelven. „Het huis Gods" is de gemeente. „Tot welken (Christus) komende, als tot eenen levenden steen, van de menschen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar, zoo wordt gij ook zeiven, als levende steenen, gebouwd tot een geestelijk huistot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus" (1 Petr. 2). „Zoo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods; gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen; op welken het geheele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, op wast tot een heiligen tempel in den Heere; op welken ook gij mede gebouwd wordt tot 'eene woonstede Gods in den Geest." (Eph. 2). oelt ge, tot welk eene vergadering wij saam- komen, als wij ter kerke gaan Het is de heilige vergadering van degenen, die in Christus zijn, door de gave des Geestes, die in hen wonende en werkende is. Niet, dat ze allen zich daarvan bewust zijn. Immers, ook de kinderen behooren daartoe; en zelfs ook van de volwassenen kan wel eens het meerendeel niet zoo klaar en levendig in die bewustheid staan. Maar de zaak is toch zoo. En daarvan behooren wij doordrongen te zijn, als wij ter kerke opgaan. Er kunnen in zulk eene vergadering ook wel vijanden van God en onheiligen gevonden worden. Zoolang de kerk in deze bedeeling op aarde vergadert, kunnen ook geveinsden in haar midden zijn. Maar dat is bijkomstigdat is accidenteel, gelijk de ouden zich plachten uit te drukken. Dat behoort niet tot het wezen van de kerk, die samenkomt. De vergadering is in haar wezen eene vergadering van Gods volk. Wel zijn het in zichzelven aan gemerkt zondige, onheilige menschen, met veel gebrek, nietige stervelingen. Maar uitverkorenen Gods, gekochten door het bloed van Christus en levendgemaakten door den Geest. G- K- H. Hoekstra. Toen ik verleden Zondag naar West-Kapelle reed, heen over Koudekerke, viel het me op, dat de eerste drie tolbeambten niet indendie op den Koudekerkschen weg had zooals we nader vernemen reeds eer de polder Walcheren de Zondagsheffing ophief, van zijne directie toestem- ming verworven om den dag des Heeren te hei ligen. Terug reden we over Domburg. Hier was heel de weg vrij. Wie kan nu nog maken, dat ook c.e belasting-inning ten Z. van Westkapelle vervalle? Goed voorgaan doet goed voloen. W. Alle eigenwilligheid in 't opgaan der kerk is misplaatst en onheilig. Men komt daar maar niet om eens wat te hooren of om eens wat te zien. Men gaat maar niet tot zulk eene heilige vergadering, omdat het humeur nu eens goed staat, om ter kerk te gaan. De eigenwilligheid, die bij een deel menschen ook in ons Gerefor meerd kerkelijk leven heerscht, waardoor zij naar hun goedvinden en naar hun lust en al naardat hun humeur staat, opgaan of niet opgaan ter kerk, is een Christen diep onwaardig, is schan delijk voor God en menschen, en toont, dat men weinig met God rekent en weinig besef heeft van de heiligheid der samenkomst, waartoe Gods bevel ons roept. Dit euvel doet zich vooreerst voor bij een zeker aantal beginsellooze menschen, die in het aardsche leven opgaan. Het kan zich ook voordoen bij eenzijdig onderwerpelijke chris tenen, die in zelfgenoegzaamheid soms weinia b»hoefte gevoelen aan den kerkedienst en voor Gods ordinantiëh niet veel gevoelen. Maar naar mate de vreeze Gods in hen woont en het gees telijk leven bij hen iets te beteekenen heeft, zal men toch bij de meesten van hen zien, dat ze zich niet ontrouw betoonen in het kerkelijk leven, wanneer ze daarin voeding des geestelijken levens kunnen vinden met den ^Voorde Gods. Ongunstiger staat het over 't geheel in ons vaderland met de liefde tot den kerkedienst bij een deel van de genen, wier werkzaamheid op politiek en sociaal en verwant terrein overigens waardeering en aan moediging verdient. Onder hen worden er ge vonden, wier behoefte aan de woorden Gods en aan het geestelijk medeleven met de gemeente Gods niet sterk schijnt te zijn Het kan zijn nut hebben, eens op deze dingen te wijzen. Maar een van de beste middelen om trouw bij de menschen in het kerkelijk leven te bevorderen en hen te doen gevoelen, dat 't hier de zake des Heeren Heeren geldt, is dit: dat de dienaren des Woords zich benaarstigen in de vreeze des Heeren, om veel werk te maken van den dienst des Woordszoodat het daaruit op den duur steeds klaarder gevoeld wordt, dat God de Heere spreekt en dat Hij zijn volk om Zich vergadert, om Hem te dienen met blijdschap en voor Zijn aanschijn te komen met vroolijk gezant, wetende dat de Heere God is, die ons heeft ge maakt (en niet wij) Zijn volk en de schapen Zijner weide (Ps. 100). Dan zal van zelf wel op den duur al wat leven heeft toevloeien, en de ongeestelijke ontrouw zich bestraft en beschaamd gevoelen. H. Hoekstra. De heer Postmus schrijft weer een reeks mooie artikelen in H. Kerkblad. Ditmaal over Vondel en zijn tijd. Hierin vonden we onder staande beschouwing, even fijn gevoeld als juist gezegd. Als een Bilderdijk, een Da Costa en wie P°h zich stelt tegen den geest der eeuwdan is dat niet enkel haat tegen die „eeuw" die hen bezielt. Elke strijd, die zelfstandig, met heel de ziel gestreden wordt is een van zich afwerpen ook, een „ik wil niet", omdat er iets in de ziel is dat zich ondanks alles toch krachtig voelt aange trokken. Het best strijden we als we tegen ons zelf strijden ookals het door onze eigen ziel is gegaan. Nog even Bilderdijk; waarom toornt hij levens lang tegen het dorre en doodsche conservatisme. Omdat hij, zegt ge, het heeft leeren kennen als de dood. Dat is ook zoo. Maar er is meer toch. In het diepst zijns harten hijgt diezelfde Bilderdijk naar rust, naar kalmte, naar eenheid. Maar hij kent de rust van het conservatisme als anticipatie. Ook hem bekoort die zachte rimpeling der baren, die „Meeresstille" maar hij mag niet: van onder die stilte, die rust, loert het monster, dat straks in een syrenenlied den slaapzang wil doen hooren, die bedwelmt voor altijd. Wat gaat ons een strijd aan, dien we zelf niet doorstreden hebben Daar kunnen we misschien prachtig over meepraten, maar het laat anderen koud, omdat ze huiveren bij onze kilte. Zoo vermag dan hij slechts iets in den strijd der geesten, die in dien strijd zichzelven bekampt. Ge zegt het socialisme te haten en wilt dat ik u geloof. Ik kan het niet, indien ik niet bemerk, dat ook uw hart wel waarlijk klopt voor de vrijheid. Ge wilt het anarchisme niet. 't Is mogelijk. Maar ik vind het meer dan vreemd dat ge, gelijk ge verzekert „er u nu totaal niet door voelt aange trokken." Maar wat ter wereld hebt ge er dan toch mee van doen? De taal zegt zeer juist, „dan staat ge er buiten." Het is zeer wel mogelijk, dat ge met ijver, met talent socialisme en anarchisme bestrijdt om bij-oorzaken. Ge vindt b.v. die richtingen „gevaar lijk „verderfelijk", enz., enz. Maar als ge er niet man-tegen-man mede strijdt, zijt ge enkel een verdienstelijk huurling. Een soldaat geeft vuur, omdat hij gecomman deerd wordt. En hij legt aan om te dooden. Maar zoo is het niet in den strijd der geesten, die ook geestelijk gestreden wordt. Daarin zoudt ge, ik zeg niet willen overreden, overtuigen dat is niet het ware woord maar verwinnen toch d. i. voor u winnenwant ge legt aan niet maar op den vijand, maar op u zelf ook. Wordt het zoo niet duidelijk, waarom b.v. het conservatisme geheel onmachtig is tegen socialisme en anarchisme. Niet het antipapisme, om nog een voorbeeld te nemen, heeft Rome verslagen, maar het Calvi nisme. Het antipapisme is zelf Roomsch in den kleinen zin. Het Calvinisme leeft daarentegen ook bij zijn kerk, maar niet bij een schijn- of valsche kerk en juicht met heel de ziel als het met Rome samen nog de Drieëenheid Gods kan eeren. W. Tweetal: te Zierikzee ds. G. Elshoven te Breukelen en ds. J. D. Heersink te Baanbrugge. Beroepen: te Schildwolde ds. H. J. Heida te de Leekte Nieuwe Pekela ds. N. Y. van Goor te Halfweg; te Reeuwijk-Sluipwijk de heer H. Mulder, cand. te Haarlem. Aangenomen: naar Krabbendijke door ds. J. Sybrandy te Medemblik. Bedankt: voor Bunschoten B door ds. J. E. Goudappel te Heteren c.a.voor Nijmegen döor dr J. Hania te Steenwijk; voor Schoone- beek door ds. R. K. M. Hummelen te Langeslag. Intrede te Ooster Nijkerk door ds. J. G. Ubbink sprekende over 1 Joh. 4 17b. De bevestiger, ds. C. Vermaat, had tot tekst gekozen Lukas 8 22—26. Zondag jl. trad voor de Geref. Kerk te Krab bendijke, in de namiddaggodsdienstoefening Ds. J. de Koning voor de laatste maal op. Wegens hoogen leeftijd, na meer dan 50-jarigen dienst, heeft hij emeritaat verkregen. Naar aanleiding van Jeremia 17 vers 16 sprak Ds. de Koning een treffende afscheidsrede uit. Aan het einde der godsdienstoefening sprak ouderling Van Harn een hartelijk woord van waardeering, voor al den arbeid, dien Ds. de Koning in de 30 jaren, die Z.Eerw. de Kerk te Krabbendijke diende, had mogen verrichten. Daarna sprak ds. Van der Kooy van Bergen- op-Zoom nog eenige woorden van toegenegenheid en zong de gemeente den grijzen leeraar Psalm 121 4 toe. Ede. Dondërdag 24 Maart ging prof. Honig alhier voor in eene ure des gebeds voor de Theo logische School. Nadat de Spreker gewezen had, ten le op het groote gewicht der wetenschap en ten 2e op de roeping om zich voor de ongeloovige wetenschap te hoeden en om de beoefening van de Christelijke wetenschap met gebed en gaven te steunen, stond hij vervolgens meer in bijzon derheden stil bij de wetenschap der Heilige Godge leerdheid. Daarna ontwikkelde hij ten laatste nog de volgende gedachten: 1. In de Theologische School schonk God aan zijn Kerk in Nederland een kostelijke gave. 2. Zoolang een belangrijk deel der Kerken instandhouding van de Theolo gische Schqol begeert, is het de zedelijke ver-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1904 | | pagina 2