13e Jaargang.
VRIJDAG 1 APRIL 1904.
No. 14.
Weekblad gewijd aan de -JBelangen der pEREFORMEERDE JCef^ken
IN pEELAND, JN| OORD-j3^AB ANT EN J^IMBUF^G.
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15:22
Abonnement per 3 maanden f0.35. Afzonderlijke nqs.
3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE C0I1NTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiön enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
PAASCH-MEDITATIE.
„De Heere is waarlijk opgestaan."
Luk. 24 34a.
„De Heere is waarlijk opgestaan," o Godver-
heerlijkende waarheid! Er leeft dan waarlijk
weer een mensch, even goed en volkomen
als de eerste, als Adam, die naar het beeld en
de gelijkenis Gods geschapen was, in ware
rechtvaardigheid en heiligheid. En die mensch
is dood geweest en weder levend geworden,
om nu voor God te leven en heerschappij te
hebben in alle eeuwigheid.
En waar de eerste mensch Adam viel en
onder een vervloeking kwam, waarvan hij
Qooit weer kon opstaan, en met al zijne
nakomelingen eeuwig onder den last des
toorns Gods had moeten verzinken, daar heeft
deze mensch Christus Jezus dien oneindigen
last des toorns Gods tegen de zonde der
nrensehen gedragen, de bezoldiging der zonde
overgenomen en Zijn leven als een schuldoffer
afgelegdmaar dan ook, om het, als de
waarachtige God en het eeuwige leven wederom
aan te nemen naar het gebod, dat Hij van
den vader had ontvangen.
Daarmede is dan nu wezentlijk aan al de
gerechtigheid en waarheid Gods voldaan.
Daarmede is God dan nu in al Zijne deugden
verheerlijkt. Daardoor ziet dan nu God de
Vader Zijn beeld en gelijkenis ongeschonden
terug en dat blijft nu ongeschonden voor Zijn
aangezicht in dien persoon, die tegelijk is het
afschijnsel van des Vaders heerlijkheid en het
uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid.
Dit feit is Godverheerlijkend in alle eeuwig
heid en de blijvende vreugd van allen die den
dood geweest zijnde en weder levend geworden
Heere in onverderflijkheid liefhebben.
„De Heere is waarlijk opgestaan", o alle
ongeloof beschamende waarheid! Waarlijk
opgestaan", kon dat dan wel anders? Hebt
gij dan, o Christus-liefhebbende harten, ooit
kunnen vreezen, dat Satan, en de poorten
der hel en het geweid des doods en des
giafs sterker zouden zijn, dan de eeuwige
Zone Gods? Kon dan de listigheid, waardoor
de zonde en de dood in de wereld ingekomen
waren, wel ooit den eeuwigen wil en raad
van onzen God te boven gaan en te niet
maken? Kon dan Gods eeuwig welbehagen
Hem ooit berouwen en konden dan de rijk
dommen lZijner genade ooit uitgeput worden,
en kon Zijne waarheid falen?
Neen, Satangij m o e s t beschaamd worden
en Gode zij dank en eere, de sleutelen der hel
en des doods zijn niet in uwe handen maar in
die van onzen Heere Jezus Christus.
Neen, gij alle dienaren van Satan gij Sanhe
drin, gij alle ongeloovige Joden en gij verblinde
Romeinen, gij hdbt te zamen niets anders
aan onzen Heiland kunnen doen, dan juist al
datgene wat Gods hand en raad te voren had
bepaald, dat geschieden zou.
Neen, gij dwaas en altijd ongewettigd onge
loof! gij hebt dus nooit reden van bestaan
gehad. De Heere moest weer opstaan uit
het graf. De Heere moest al de voorgaande
dingen lijden, en alzoo ingaan in Zijne heer
lijkheid.
Daarom, schaam u, o mijne ziel! over alle
ongeloof en over alles wat u niet onvoorwaar
delijk doet staat maken op Gods eeuwig
blijvend Woord. Heere! zoo zeker als Gij
kunt te niet maken dengene, die het geweld
des doods had, n 1. den duivel, zoo zeker
kunt Gij ook in mjjn arm hart te niet maken
al dat U onteerende en zielbedroevende onge
loof. - Ik geloof, Heere! Kom dan mtfn
ongeloovigheid te hulpe
„De Heere is waarlijk opgestaan", o vol-
komene troost! Waar mijne ziel nu waarlijk
gelooft, daar moet ik zalig worden. Of is
het dan niet' waar, ik nu -in Hem vol
maakt ben, zoo waarachtig als ik verdoemelijk
was in Adam? Kan het nu anders of die
verdoemenis is opgeheven voor die in Christus
Jezus zijn? Zeker, zoo ellendig, bedorven,
machteloos en afzichtelijk ik ben in mij zei ven,
zoo volmaakt ben ik nu in Hem. En zoo vol
maakt als Hij mij rechtvaardig stelt voor den
vader, zoo volmaakt zal Hij mij ook heiligen
en verlossen van alle ongerechtigheid en
eeuwig heerlijk makenLoof den Heere, mijne
ziel!
g
Jezus' Opstanding.
(te biên!
Feestgave Theol. School.
Paasch-Maandag naar Goes.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
ONDER REDACTIE VAN lust aan Brandofferenen Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
Ur. L. B. WAGEN AAR, Ten Zie, gehoorzamen is beter dan slacht-
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hjj zal ons
behouden.
Jesaja 3322.
Uit het donkere graf, waar de liefde Hem lei,
Kwam de Koning van Sion verrijzen;
Hij verbrak er de winds'leneen engel kwam bij,
Om zijn kracht aan den steen te bewijzen.
Als Verwinnaar trad Jezus uit 't sombere graf,
En de last onzer zonden was gansch van Hem af.
Hij verrees uit het graf, Hij stond op uit den dood,
Hij ontkwam uit zijn grimmige kaken;
En waar Hij aan de omarming der helle onvlood,
Zal het kwaad nooit Zijn ziel meer genaken.
Hij beheerscht nu den dood en de hel en het graf
De verneedring hield op, Hij verdroeg onze straf
Waar de Heiland verrees en den kluister verbrak,
Blijkt de volheid van 't werk Zijner ziele
Blijkt de waarheid van 't Woord, dat Hij stervende
(sprak
,,'t Is volbrachtwaar de wereld voor kniele
En verzoend is nu God door Zijn Zoon en Zijn
(knecht,
En voldaan is door Hem aan des Heiligen recht.
Uit het sombere graf straalt nu gunste van God
Gansch verlorene zondaren tegen;
Uit het sombere graf rijst hun vreugde en genot
En een volheid van leven en zegen.
Nu de Heiland verrees, is in Hem onze schat;
O wie zegt, welk een troost Zijn verrijzen bevat
Nu is Boven een Vader, genadig en goed,
Die in Christus Ontfermer wil wezen;
Nu kan 't harte, zoo droevig, weer leven vol moed,
Want Gods gunst rust op heD, die Hem vreezen.
Nu de zond' is vergeven, de schuld is voldaan,
Vangt het feest der Verlossing, het Jubelfeest aan
Dat toch ieder de kracht Zijner opstanding kenn'
En met Hem ook ver wij-ze ten leven
Dat elk lévensterrein aan dien inv]oed gewenn',
Om hun Christus de glorie te geven
Om de zonde te haten, te mijden, te vliên;
Om gesterkt door den Koning, haar weerstand
Loof den Koning der Kerk, die Zich krachtig
(bewees;
Looft Hem dankend met stem en met snaren
Dat Zijn volk uit Hem leev', dat het leev' in Zijn
(vrees,
Dat het kracht putte uit Hem in gevaren
Looft den Christus, Wiens glans is ver boven de zon
Looft den Koning, Die duivel en helle verwon!
Klundert25 Maart 1904. A. J. Mulder.
Tot onze teleurstelling merken we niets van
een tegemoetkomen aan onze onder ds. Meulink
zegt„warme aanbeveling" van de zaak zelve uit
gesproken bedenkingen tegen de eigenaardig uit
sluitende bestemming der in te zamelen feestgave
door de commissie.
We meenden grond te hebben voor de hoop
op medewerking in dezen uit den boezem der
commissie zelve.
Indien het echter der commissie, die optrad,
ondoenlijk blijkt een tweevoudige bestemming
aan te geven, is het dan onmogelijk dat een
andere commissie naast haar optrede?
Voor de V. U. wordt een feestgave verzameld
voor de Stichting zelve. Zoo geschiede ook voor
de Theol. School.
Dr. Honig sprak een goed woord te Ede. Zij
er van alle zijden een ernstig pogen om elkander
tegemoek te komen. W.
Wij herinneren nog eens aan de vergadering
van het „Zeeuwsch Jongelingsverbond" (afdeeling
van den N. J. Bond), die ditmaal op Paasch-
Maandag te Goes staat gehouden te worden.
Laat onze jonge Calvinisten uit alle oorden van
Zeeland dan samenkomen, 't Vereenigingsleven
heeft zulke onderlinge ontmoetingen noodig.
Vooral de kleine groepen op afgelegen plaatsen
hebben er behoefte aan, om eens iets te gevoelen
van de kracht van 't vereenigingsleven, die zich
elders openbaart. Dit jaar was er vooruitgang
in Zuid-Beveland. Dit leven groeit in Zeeland
langzaamdoch het groeit. En 't verdient zoo
zeer aller vromen steun. Zij ook deze samen
komst rijk gezegend.
Wagenaar.
De Dag der Belijdenis.
(Fragment.)
Zoo breekt hij aan, de schoonste van mijn dagen
Zijn eerste licht wordt blij door mij begroet,
'k Ben de Uwe, o Heer'k werd vroeg u opgedragen
O, blijf mijn rots, mijn deel en eeuwig goed!
'k Belijde U straks in Uwe tempelkoren.
Hoe zalig hij, die U mag toebehooren