JCef^ken
13e Jaargai>£.
VRIJDAG 12 FF8RUARI 1904.
No. 7
^Zeeland, JNoord-^r^abant én J^imbuf^g.
Dr. L. B. YVAG FN A A R,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
K. LF COINTRË
EEKBLAD
GEWIJD
^ELANGEN DER JcrEREFORMEERDE
AAN
Want, de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hjj zal ons
behouden.
Jesaja 33:22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
Instaan Brandcfferen en Slachtoffe en, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentië?i van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
DE VERVULLING VAN.CHRISTUS' VER
DRUKKINGEN IN HET LIJDEN dhr
GELOOVIGEN.
Die mjj nu verblijde in mijn lijden voor
u, en vervulle in mijn vleesch de over
blijfselen van de verdrukkingen van
Christus, voor zijn lichaam, hetwelk is de
gemeente.
Coloss. I 24.
III.
De verdrukkingen, die Christus voortlijdt in
Z ij n e kerk zijn niet onze aardsche rampen
en verdrietelijkheden onze krankheden, doods-
nooden en zielesmarten, die de vloek op de
zonde bracht over het arm raenschelijk geslacht.
Neen, der kerk eigentlijk lijden is het lijden
van 't nieuwe leven onder den haat en
ook onder de bezoedeling van 't oude; hier
is iets van hetgeen Jezus geleden heeft onder
den haat der wereld en ook in 't gemis der
eere en in den afschuw over de zonde, in het
bijzonder van Zijn volk en kerk, waarmee Hij
zich op het innigst had vereend.
"Welnu, deze verdrukkingen van Jezus lijdt
Zijn kerk Hem na, zetten in Zfin gemeente
zich voort, worden door Zijn volk vervuld.
Wederzijdsch vervuld. Vervuld wordt hierdoor,
ten volle gerealiseerd de Godsgedachte van een
lijdensharmonie als in voorgang en navolging,
in hei.ige symmetrie tusschen Koning en volk,
bruidegom en bruid, hoofd, en lichaam.
Ik vervul, zegt Paulus, wat naar Gods bestel
overbleef voor Zjjn lichaam van deze verdruk
kingen van ons nu verheerlijkt Hoofd.
In het eigenaardig Grieksche woord, dat
Paulus gebruikte, zit het denkbeeld der vol
tooiing, maar ook iets van het wederzijdsche
in. Dit lijden van Jezus in Zijn volk is zóó,
dat men zou kunnen zeggenChristus leed
om Zijn kerk en zij het in ander opzicht
Zijne kerk lijdt om Christus. En volbrengen
zal ze tot den jongsten dag, wat Christus haar
overliet ter vervulling, opdat ze betoonen mag
Zijn lichaam te wezen, Hem gelijkvormig,
opdat zij gehoorzaamheid leere uit hetgeen zij
ljjdt en door Zijn lijden geheiligd worde; ook
opdat zij daarin biede hare dankbare trouw
en hare stralende wederliefde jegens Hem.
"Wat nu van de kerk geldt als geheel genomen,
geldt eenigermate ook van elk harer ware leden.
Stel, dat er nog slechts éen geloovige op aarde
overbleef, dan zou het wezenlijke van het
leven der kerk toch blijven in dien eenen
persoon. Eveneens wanneer er maar éen
onbekeerde overbleef, in dien eenen heel de
wereld leven zou. Ja, we zouden kunnen
zeggen, indien er éen christen overbleef, dan
zou in dien eenen persoon wezenlijk de kerk
leven in zijn nieuwen mensch en de
w e r e 1 d in zijn o u d e n mensch. Dan zou
ook die éene overgeblevene nog de fijnste en
diepste overblijfselen van de verdrukkingen
van Christus in Zfin vleesch, in zijn leven
hier, in deze aardsche bedeeling vervullen.
Ik vervul, zegt Paulus, de overblijfselen van
de verdrukkingen van Christus als een taais,
die zeer schoone vrucht draagt.
Jezus' vrijgekochten behoeven niet meer te
lijden en te sterven om aan Gods recht te
voldoen. En toch blfiven ze deelen in 'tleed
der aarde en zijn ze vanwege de vijandschap
der wereld, ,1e aanvechting en benauwing des
Satans en de innige smart van de zonde „de
ellendigsten aller menschen".
Nu legt God hun dat dragen der verdruk
kingen op, opdat ze zouden leeren lijden en
leeren sterven op de rechte wijze, tot hun nut.
Christus heeft het schadelijke nuttig gemaakt.
Nuttig ja kostbaar. Denk u weg alle
leed en smart der aarde; hoe zou 'tgeloove
wassen, zich verdiepen, triomfeeren? Christus
geeft ook in deze de „spijze uit den eter" en
„uit den verslinder [de zoetigheid"! 't Geloof
maakt kastijdingen X'Sut. TerandenHet ver-
eenigt u met Christus ook in Zijnen dood.
En wie met Cnristus in het vleesch lijdt,
houdt op van zondigen.
Een kalme zee doet insluimeren. Stormen
wekken op en doen voortsnellen. De kerk en
de ziel. Doch hebben we het lijden noodig
voor Christus, we hebben ook Christus noodig
voor het lfiden, zal er voordeel zijn en de
roemtaal weerklinken: „Ik vervul in mijn
vleesch het overblijfsel der verdrukkingen van
Christus.
Nu moet ge nog goed letten op het slot:
„Voor zijn lichaam, d. de gemeente."
Ik vervul de verdrukkingen van Christus en
ik doe dit voor de gemeente, wier dienaar
ik ben.
Het welvaren der ledm bouwt de kerk. De
voortgang en heiligmaking der geloovigen
voltooit de gemeente. In het bijzonder hun
blijmoedig kruisdragen. Dat vuurt de liefde
aan. Het bloed der ma-telaren was te allen
dage het zaad der kerk.
Zoo wordt immers vokomen duidelijk deze
bevreemdende tekst. Van voldoening en zoen-
verdienste is hier geen jprake. Het bloed
van Christus wordt dai ook niet genoemd.
Maar de v e r d r u k k in g e n, die Christus
persoonlijk verdroeg tot Sijn dood, laat Hij ter
voortzetting en daarin as T.er beantwoording
met verdrukkingen na a;n Zijne Kerk, opdat
deze in gelijkvormigheid aan haren lijdenden
Heiland zich de Zijne toone; Hem diene,
danke en verheerlijke en door lijden volmaakt
strak3 met Hem triomfeire. Immers zoo wij
met Hem geleden hebber, zullen wij ook met
Hem verheerlijkt worden
O, liefelijke levenseenhed. Aanbiddelijke ver
vulling der Godsgedachte van een alle eeuwen
omvattende wederzydscht harmonie van ver
drukkingen, ja, maar waauit opspuiten stralen
van zaligheid, fonteinen *an eeuwige vreugde
en eere; verdrukkingen, naar barend weelden,
in kroning met glorie, worierlijk verheerlijkend
de wijsheid en gerechtgheid en majesteit
Gods! Wagena ar.
Verzekerdheid.
VII.
We komen nu tot onze bekende Zeeu.vsche
uitdrukking: „Ik kan niet!" of juister nog:
„De mensch kan niet!"
Voor we verder gaan een kleine opmerking.
We gaan hier niet verder in op 't Sacrament des
H. Avondmaals. 't Is ons voornemen, D. V.} later
in een andere reeks artikelen het Formulier van
het H. Av. breedvoerig te bespreken. We volstaan
dus hier met de herinnering, dat ook in 't Sacra
ment van 't H. Av. hoofdzaak is, de verzekering
van Gods trouw en Christus' liefde, „opdat wij
vastelijk zouden gelooven, dat wij tot dit genade-
verbond behooren."
„De mensch kan nietis een gezegde, dat
dikwijls wordt gehoord. Om dit recht te beoor-
deelen stellen we ons duidelijk voor, waarover
de zaak loopt.
Krachtens G«»}s Verbond en belofte, gelooven
we aan de mogelijkheid der wedergeboorte.
Maar vast staat nu tweeerlei
Is iemand werkelijk wedergeboren door den
H. Geest, dan zal dit daarin uitkomen, dat hij
zondaar voor God wordt." Zoolang deze ver
brijzeling des harten ontbreekt, mist de weder
geboorte haar kenmerk. Zonde is het ook, en
zelfmisleiding als we zonder dit, alleen rekenende
met de beloften, onszelven voorspiegelen, dat we
wel wedergeboren zullen zijn. Zooals we in onze
vorige artikelen uitdrukkelijk heoben verzekerd
(de Redactie van de „Heraut" had dit waarschijn
lijk over 't hoofd gezien), zoo herhalen wij ook
hier in de prediking dient daarop gewezen,
vermaand en opgewekt tot zelfonderzoek, de we"
der genade dient voorgesteld.
Er is wel degelijk te rekenen met het feit,
dat, al zeggen de leden allen, dat ze geloovigen
zijn, er nochtans onbekeerde menschen zullen
zijn; ook wel on wedergeborenen.
Aan de andere zijde staat ook vast, dat de
verbrijzeling des harten een kenmerk is der we
dergeboortedat, al meent zulk een persoon, dat
hij Gode niet aangenaam is, God „een gebroken
en verslagen hart" niet zal verachten.
„De offeranden Gods zijn een gebroken geest."
Aan zulk een persoon moet nu, zeiden wij,
Gods genade worden aangeboden. En met teeder-
heid en vriendelijkheid geloof geëischt worden.
Hem moet duidelijk worden gemaakt (een groote
zegen is het, als hij dit vroeger heeft geleerd
dat God Zelf rechtstreeks tot hem zegt, door
Sacrament en Woord, dat God hem in genade
heeft aangenomen.
M. i. helpt hier niets anders, dan iemand, met
ernst en teederheid, te plaatsen voor deze onver
mijdelijke keuze:
Gods getuigenis aannemen of verwerpen. Niets
minder en niets meerhier moet worden gekozen.
„De mensch kan dat niet aannemen ziedaar
het antwoord, dat bijna algemeen wordt gegeven.
Laat ons zien. Vooreerst hebben we opgemerkt,
dat de H. Geest ons verstand heeft verlicht en
zoo zijn we gekomen tot erkentenis van onze
zonden en schulden.
Maar als we nu de vraag stellen zou zulk een
mensch willen gelooven dan zal het antwoord zijn
ja, gewisselijk ja. Willen wel, er schijnt voor
hem, in al zijne nooden, niets begeerlijker dan
Christus' eigendom te mogen zijn. Gaarne zou