C\
f1
JCer,ken
13e Jaargang.
VRIJDAG 29 JANUARI 1904.
No. 5.
y/EEKBLAD
^Zeeland
en Limburg.
I) r. L. H. WAGEN AAR,
met medewerking van onderscheidene Predikanten.
K. LË cêlNTRË
AAN
ELANGEN
GEWIJD
Want, de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hjj zal ons
behouden.
Jesaja 3322.
PnABANT
ONDER REDACTIE VAN
JcrEREFORMEERDE
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferenen Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der ramm en
1 Sam. 15:22
Abo7inement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
DE VERVULLING VAN CHRISTUS' VER
DRUKKINGEN IN HET LIJDEN DER
GELOOVIGEN.
Die mij nu verblijde in mijn lijden voor
u, en vervulle in mijn vleesch de over
blijfselen van de verdrukkingen van
Christus, voor zijn lichaam, hetwelk is de
gemeente.
CoIoes. I 24.
Het Evangelie is een ergernis en dwaas
heid. De predikers des Evangelies zijn gewoon
ergerlijke dingen t3 zeggen; beweringen waar
aan men zich stoot. Dit is 't karakter van
't Evangelie in 't gemeen. En zoo gaat het
ook met de onderdeelen en bijzonderheden!
De diepste ergernis wekt het kruis, 't Is
ook zulk een raadsel: de dood barende het
leven. Doch die 't verstaat, juicht: het dwaze
Gods is wijzer dan de menschen. Ook heden
wil ik beginnen met u in deze meditatie een
woord te behandelen, dat u ergerlijk dunken
zal. Waaraan gij u zult stooten. Doch uw
geestelijk verstand zal het blijde goedkeuren,
als 't maar recht opengaat. O, mocht ook ons
hart het leeren kennen als een liefdegedachte
des Alwijzen, Trouwen Gods!
Slaan we eerst een blik in het tekstverband.
Een bladzijde uit den heldenstrijd van
Prins Maurits en Graaf Willem Lodewijk in
Brabant's en Vlaanderen's waterland.
II.
Den 19den van Grasmaand waren 2000 schepen
uit Willemstad naar het Arnemuidensche Gat
gestevend en (de Nassau's waren heel niet van
boord geweest) den 28sten, na tot Blankenberg
gevaren te zijn, werden ze met den vloed terug
gedreven naar 't Zwarte Gat tusschen Welpen en
Cadzant. De landing werd zonder stoornis vol
bracht nog denzelfden dag vielen de schansen
Sint Pieter, Sint Johan en ter Hofstede in
handen van den Prins, en binnen weinige dagen
tijds werden ook alle zuidelijker gelegen sterkten
ingenomen.
't Kleine Coxie, 't geduchte St. Catrijn, 't fort
Hendrik, Philippine, IJzendijke, 't welversterkte
Aardenburg, Middelburg, alles bezweek. Alle
doorgangen openden zich en zij kwamen voor
Sluis. Het was wonderlijk in hun eigen oogen.
Willem Lodewijk schrijft zijn Vader:
„Gott der Almachtige hat uns gegen alle ver-
muthen, ja in der wahrheit so miraculose für die
Stadt Sluis gebracht, dass augenscheinlich des
Hernn Zebaoths hant allein solcher zugeschrieben
werden musz'1)
Doch Junius, 's Graven secretaris, verhaalt in
zijn journaal, dat, zij 't als middelen in Gods hand,
vooral op den 16 van Mei, Graaf Willems be
kwaamheid en persoonlijke moed de overwinning
behaalden. Toen toch was Don Louis de Velasco
met de keur van ,zijne krijgsmacht toegesneld,
1) De Almachtige God heeft ons tegen alle
vermoeden, ja in waarheid zoo wonderdadig voor
de stad Sluis gebracht, dat dit kennelijk alleen
moei toegeschreven worden aan de hand van den
Heere der Heirscharen.
In vers 23 heeft Paulus zich genoemd een
bedienaar des evangelies. Dit is zijn levens
doel en zijn levenslust. Alles wat dien dienst
bevordert, acht hij winst en groote vreugde.
Zelfs als hij door de verkondiging van dat
Evangelie in lijden komt, roemt hij in die
verdrukkingen, zoo ze slechts den loop van
't Evangelie bevorderen. En dit nu is het geval
Paulus toch zit gevangen, 't Zij te Caesarea
of reeds in Rome. Op zichzelven een groot
leed. Doch dit leed opent hem de kostelijkste
gelegenheid om het Evangelie te prediken voor
overheden en rechters, voor stadhouder en
keizer, voor Joden en heidenen, voor Grieken
en Barbaren.
En ook vindt hij als martelaar voor zijne
overtuiging te beter ingang voor zijn woord
bij vriend en vijand. Dies schrijft hij in ons
vers: Ik verblijde mij over mijn lijden voor
u, d. i. ten ustifc b.en. vervul in mijn
vleesch de overblijfselen van de verdrukkingen
van Christus, voor zijn lichaam, d. i. de ge
meente de kerk in 't gemeen welker die
naar ik als apostel van Christus geworden ben.
Heden 't 2e gedeelteDe verdrukkingen der
vromen zijn de wederzijdsche aanvulling van die
van Christus, ten bate der gemeente.
om Maurit's leger, dat op Sluis aandrong, onder
weg te verslaan. Op de hooge dijken, die de
drassige landen doorsnijden, werd bloedig ge
worsteld. Dapper joegen de Spaansche ruiters
op ons paardenvolk in. Ritmeester Bax, in 't been
geschoten, zonk van zijn paard. Heet werd de
strijd en bang. Toen plaatste, met goedvinden
van Maurits, Willem Lodewijk zich aan het hoofd
der cavallerie en met den degen in de vuist
stort hij zich, allen vooruit, mei zulk een onstuimig
geweld op den vijand, dat deze, overhoop geworpen,
vliedt, 's Graven paard kreeg een kogel in de
borst. Hij zelf bleef ongekwetst. Junius schrijft,
wel wat heel ongevoelig„c'etait une belle bou-
cherie2) 500 dooden en wel 2000 gewonden
bedekten de dijkenen vulden de sluizen. Vervow
liet „veel fraaye mannen" begraven.
Toen Graaf Ernst Casimir den volgenden dag
de „Zoete en Zoute" zocht te passeeren bij 't sluisje
van Moerkerken, voelde hij op eens eene hagelbui
van kogels kletsen om zijne ooren, doch, hoewel
zijne sporen weggenomen, zijn paard gewond,
zijn oorlel bijna weggescheurd en hem het haar
uit den nek geschroeid werd, drong hij door,
totdat de door den vijand bezette sluis genomen
was, die het leger moest overtrekken, om de stad
te genaken. Doch, over de sluis komen, kon
Ernestus niet. Toen wees iemand Maurits een
doortocht, veel dichter bij de staddes nachts
sloeg Graaf Willem hier eene schipbrug, 't leger
trok er over, en zoo kwam men door Gods gunst
in de stilte van den nacht voor Sluis.
Tien dagen later (20 Mei) werd door onze
dapperen bij het sluisje van Moerkerken de dans
heropend. Met 3000 man en 19 compagnieën
ruiterij zocht de Spanjaard proviand te brengen
in de belegerde veste. Doch, toen ze Graaf Willem
met zijne ruiters weer zagen opdagen, „la tête
2) eene prachtige slachting.
Welk wonderlijk zeggen is het beweren van
den Apostel in onzen tekst.
Ik vervul in mijn vleesch. d. i. terwijl ik
nog in het lichaam ben hier op aarde, wat
er van Christus' verdrukkingen overgeble
ven is. Dat is niet zeer duidelijk vertaald
en uitgedrukt, 't Wil zeggenwat er van
Christus verdrukkingen nog te lijden overbleef,
of nog duidelijker gezegd: Ik vul wederzijds
aan, wat er aan ontbreektZoo staat er in
't Grieksch heel duidelijk en ook de kant-
teekenaars verstaan het zooOf hetgene ont
breekt. Precies vertaald staat er dus geschre
ven Hetgene ontbreekt aan de verdrukkingen
van Christus, dat vervul ikdat vul ik weder
zijds aan in mijn vleesch voor Zijn, voor
Christus' lichaam, d. i. de gemeente.
Mocht ik niet zeggen, een ergerlijke
tekst? Een uitspraak die aanstoot geeft?
Aanstoot? ja! Immers het schijnt, dat Pau
lus, dat deze mensch, deze zondaar ook hij,
een plaats en rang wil innemen naast Christus
Jezus, in diens eenig lijden. Een aanstoot,
nog sterker daardoor, dat Paulus durft schrij-
\en, dat er nog iets te lijden overbleef; dat
er aan Christus' verdrukking wat ontbreekt,
'twelk wederzijdsche aanvulling behoeft, en
baissée contre eux," 3) sloegen ze op de vlucht
en, terwijl Maurits onder 't voetvolk ruimte maakte,
vervolgde Willem Lodewijk de vluchtenden en
nam al de wagens met meel en ammunitie voor zich.
Hoe sterk het gevoeld werd, dat Gods wonderlijke
gunste de Nassau's voor Sluis gebracht had. bleek,
toen op 21 Mei een vast- en bededag gehouden
werd in het anders zoo ruwe leger. Was het tot
ergernis van mannen als Vervow, dat de soldaten
doorgaans den ledigen tijd doorbrachten met
dobbelen, dronken drinken en hoereeren, thans
mocht geene zoetelaar iets verkoopen. Heel den
dag onthielden zich allen van eenige spijs, hoorden
de predikanten nan en stonden op ten gebede als
voor het aangezichte Gods. 't Was zegt Junius,
„eene zeldzame zaak in een leger."
Spoedig leed Sluis hongersnood en opnieuw
daagde Spinola op tot ontzet. Den 6den Juli doet
hij een geduchten aanval op Willem Lodewijbs
kwartier. Schrikkelijk dondert het grof geschut.
Bloedig maaien de kogels. Doch Graaf Willem
houdt het veld.
Maar Spinola was er de man niet naar, om
voor één stoot te staan. Straks maakte hij een
grooten omweg en beproefde den aanval op een
ander punt. St. Cathrijne en San Filippe nam
hij in, en, tot het punt, waar de onzen drie
dijken gemaakt hadden om 't eiland Cadzant met
onze legerplaats te verbinden, drong hij door en
wierp zich (17 Aug.) onverwachts met zijn over
macht op de zwakke compagnie, aan welke de
bewaking dier dijken was opgedragen. Doch Wil
lem Lodewijk was er op uit getrokken met enkele
zijner dappere vendels, om te gaan kijken, wat
toch Spinola in zijn schild voerde.
Net, alsade Graaf bij het schansje Coxie kwam,
viel de vijand aan.
3) Als stieren den kop tegen hen gebogen.
Wordt vervolgd.)