I 12e Jaargang. VRIJDAG 11 DECEMBER 1903. No. 50. )VeEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ER,KEN Zeeland, J\IooRD-j3RABANT en J^imbuf^g. IN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; H\j zal ons behouden. Jesaja 33:22. ONDER REDACTIE YAN Dr. L. B. WAGENAAR, met medewerking van onderscheidene Predikanten. Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22 Abonnement per 3 maand J.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CÖINTRE MIDDELBURG. Berichten, AdvertentiëD enzgelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. Zij, die zich met 1 Januari a s. mochten willen abonneeren op de Zuider-Kerkbode ontvangen de nog deze maand verschijnende nos. gratis. UIT DE DIEPTEN TOT JEHOVA. Een lied Hammaalöth. Uit de diepten roep ik tot U, o Heere! Heere! hoor naar mijne stemme; laat uwe ooren opmerkende zijn op de stemme mijner smeekingen. Zoo-Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij ge vreesd wordt. Ik verwacht den Heere, mijne ziele ver wacht, en ik hoop op zijn woord. Mijne ziele wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen. Israël hope op den Heere, want bij den Heere is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing. En Hij zal Israël verlossen van alle zijne ongerechtigheden. Psalm 130. XV. Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Zoolang wij in de zonde leven, kunnen wij geen oprecht geloof oefenen in onze schuld vergiffenis. De oude practicus heeft het recht en ronduit gezeid: de menschen leven in de zonden en daarom g e - looven ze de vergeving der zonden niet. Dit is volgens het Woord. Immers, het geloove reinigt het harte; onze zielen worden gereinigd in de gehoorzaamheid des geloofs; Jacobus drukt 't wat vreemd uit, maar wat hij bedoelt, voelt uwe consciëntie heel best, als hij schrijft.: het geloove werkt mede met de werken en wordt uit de werken volmaakt. En Paulus psalmzegtde zaligmakende genade onderwijst ons, dat wij de goddeloosheid en Eene ware geschiedenis, door Isabella Sanndbrs. Uit het Engèlsch vertaald. V. „In dat geval stel ik me tevreden met één pond (ongeveer f 12) in het kwartaal. U zou me dat van uw aanstaand pensioen van het Morden College dat u zeker krijgt, kunnen teruggeven. Maar heb geen vrees, hoor. Zal ik u maar een een kassiersbriefje geven?" Een hartelijk „dank u", was Carey's antwoord. „Natuurlijk houdt dat uw bereidwilligheid om inij de ring voor 50 pond te verkoopen als ie niet opgevraagd wordt. Wat zegt u er van, juffrouw Martha?" Beiden spraken hunne volle instemming en dank uit. „De Heere zegene u, Angers", zei Carey, ter wijl hij hem hartelijk de hand drukte; u bent altijd een trouw vriend voor me geweest," wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig en Godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld. Ziet ge dus wel, waarde lezer, dat het practisch onmogelijk is om in de schuldver giffenis te gelooven en daarbij in de zonden te leven? Doch als ge van ganscher harte gelooft in Gods vergevende liefde, dan zult ge dit in u bevinden, dat ge even sterk als de vergeving de verlossing van de zonde begeert, en dat gij diep- innerlijk de genade ontvangt, om de zonde te hatente haten ook de van nature meest ge liefkoosde zondetot uw zeer verfoeilijken hoog moed toe! Helaas, daar zijn er velen, die zeggen: neen, maar ik geloof vast, dat mij mijne zonden vergeven zijn, doch sommigen zijn dronkaards, sommigen leugenaars, sommigen vloekers ja ook dat komt voor! som migen echte wereldlingen, hetzij' dat ze hun levensgenot zoeken in zingenot en grootheid des levens, hetzij dat ze opgaan in 'tjagen naar wereldsch goed Ach, derzulken ge loof is ijdel. Doch evenmin bezitten 't geloof in de schuld vergiffenis al onze nette menschen, die wel godsdiensr. hebben, maar geen God des levens kennendie zóo voortroeien op 's levens stroom, dat ze fatsoenlijk midden in dien stroom blijven en geenszins vastraken op de zand banken van ergerlijke zonden. Doch dit is hun ongeluk, dat ze met den stroom afroeien. Ik bedoel daarmee, dat ze leven, hoe ingetogen en onopsprakelijk, hoe uitwendig godsdienstig en kerkelijk ook, het leven der natuur, het leven der zelfzucht, het leven buiten God. Die zoo spelevaren, vermeten zich lichtelijk, dat de „lieve Heer" hunne „tekortkomingen" wel aanvult en hun hunne „Goeden morgen, juffrouw Martha", zei de advokaat. „U behoeft u niet meer zoo druk te maken om wat werk te zoeken met les geven. U hebt werk genoeg in het helpen van je papa." Met groote dankbare oogen zag Martha in zijn vriendelijk gelaat. Er werd onder het naar-huis gaan weinig ge sproken. Maar zoodra hadden zij niet hun kleine woning bereikt of zij stortten met gebroken maar hartelijke woorden üun dank uit voor Hem wiens is het zilver en het goud en die altijd zijn be loften gedachtig is. „Zeker", zei mijnheer Carey, „dat Petrus de stater vond in den bek van den visch was haast geen grooter wonder dan wat God over ons be schikt heeft om ons in de gelegenheid te stellen tot de betaling onzer huur. We zullen nu maar gauw onze schuld afbetalen. Wanneer wil je het doen, Martha?" „Liefst dadelijk, VaderO wat zijn Gods wegen toch wonderlijk! Het is me alsof ik nu nooit zal durven twijfelen." „Neem dan, met Maria plaats aan des Heilands voeten, mijn kindGa nu maarik moet een beetje rust bebben. Gods goedheid en mijn eigen „zwakheden" vergeeft, als een hemelsche vader; doch ze bedriegen zich zeiven en gaan met een ingebeelde genade ter verdoemenis! Doch als ge innerlijk omgekeerd zijt, tot God bekeerd zijt, en nu oproeit tegen den levensstroom in, wat een zware taak is, o, ook al slingert uw boot, ook al vordert ge schier niets, vertwijfel niet aan Gods genade, en geloof de vergiffenis uwer zonden en van uwen zondigen aard, die u altijd aanhangt en aldoor verloochend, onderworpen, gekruisigd worden moet! Dr. Owen zegt, dat er een zeer boos slag geveinsde menschen is, wier gerechtigheid is uit de wet en wier zonden goeddeels zijn uit het Evangelie. Verstaat ge dit, mijn lezer? Dat is wel 't gruwelijkst en noodlottigst misbruik van 't evangelie van onzen tekst. Laat ieder hierop letten: God geeft zijn wel daden met een bepaald doel. En dat doel wordt bij een ieder, die dë weldaad waarlik ontvangt, bereikt. Nu is volgens onzen psalm Gods doel met de schuldvergiffenis aan te kweken in 't begenadigde hart de kinderlijke vreeze. Daar is bij U vergeving, opdat gij gevreesd wordt. Welnu beproeven wij ons dan, of ook wij behooren tot 't geslacht, waarover de pro feet en de apostel reeds klaagden: „daar is geen vreeze Gods voor hunne oogen", dan wel of ons gemoed „vereenigd is met de vreeze Zijns Naams". Veracht ge die vreeze Gods als beginsel, d. i. 't begin van alle uwe levenswijsheid, reken dan hierop: een man die dikwijls be straft zijnde den nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zoodat er geen genezen aan zijhoeveel te meer |dan zal een verachter van de lokstemmen der genade door Gods lang ingehouden toornschok eindelijk verplet terd worden, als het vonnis zal weerklinken: onvaardigheid overweldigen mij. Ik gevoel behoefte om alleen te zijn met mijn God. Een veertien dagen, een drie weken gingen voorbij. Niemand meldde zich aan voor den ring. Het werd intusschen met mijnheer Careys ge zondheid beter. Misschien werkte de arbeid dien hij van den heer Hoare geregeld te verrichten kreeg en die hem een klein wekelijksch inkomen bezorgde, daartoe wel mee. 't Kan ook zijn, dat het gezelschap van Arthur Hoare zelf op den w el- stand van den ouden heer een goeden invloed uitoefende; maar hoe het ook zij, het werd al beter met hem. En als Martha avond aan avond bij hun onderlinge gesprekken tegenwoordig was, zag zij tot haar vreugde dat vader eiken dag in beterschap toenam. Zoodra de arbeid afgeloopen was nam zij den Bijbel en dolf daaruit schatten op waarvan Martha zich vroeger nooit had voorgesteld dat die in Gods Woord verborgen lagen. Als vader voorlas en zij luisterde werd haar ziel gevoed, haar geloof versterkt en haar geestelijke eetlust voor de spijze van 's Heeren getuigenis al meer opgewekt. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 1