y -P 12e Jaargang. VRIJDAG 27 NOVEMBER 1903. No. 48. N P OORD Dr. L. H. W A G K NAAR, K. LE COINTRE y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE jBELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeI^KE IN ^ZeELAND, F> ABANT EN "Want, de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hy zal ons behouden. Jesaja 33:22. J-NMBUEG. Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. met medewerking van onderscheidene Predikanten. ONDER REDACTIE VAN 1 aam. 1522 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enzgelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. UIT DE DIEPTEN TOT JEHOVA. Een lied Hammaalöth. Uit de diepten roep ik tot U, o Heere! Heere! hoor naar mijne stemme; laat uwe ooren opmerkende zijn op de stemme mijner smeekingen. Zoo Gij, Heere de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij ge vreesd wordt. Ik verwacht den Heere, mijne ziele ver wacht, en ik hoop op zijn woord. Mijne ziele wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen. Israël hope op den Heere, want bij den Heere is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing. En Hij zal Israël verlossen van alle zijne ongerechtigheden. Psalm 130. XIII. Bij U is vergeving, opdat Gij ge vreesd wordt. In de vergeving der zonden verheugt zich de Heere. Zijn vergiffenis is goddelijk, zoo echt-goddelijk. Er is niets nauws, benepens, bekrompens in. Ze is volkomen, vrij, onbe paald, grondeloos, eeuwig, 't Is een vergevinge, die bij God is. Dies gaat ze alle onze ge dachten oneindig ver te boven. Zoo zegt de Heere en zoekt Hij in dit zeggen, mijn lezer, ook niet uw kleingeloovig hart? de goddelQoze verlate zijnen weg en de ongerech- tige man zijne gedachten, en hij bekeere zich tot den Heere, zoo zal Hij zich zijner ontfer men, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk. Want Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten en Mpe wegen zijn niet ulieder wegen, spreekt de,Heere. Want gelijk de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo zijn Mijne wegen hooger Eene ware geschiedenis, door Isabella Sanndbrs. Uit het Engelsch vertaald. III. Maar slechts voor een kort oogenblik. Martha zag, dat een kind van een kindermeisje wegliep naar het midden van de drukke straat en daar zou het door een paard worden dood getrapt Het jonge meisje trad met schrik een paar stappen vooruit en hield onwille keurig haar handen voor de oogen om niet te zien wat? Dezelfde flinkgebouwde man die haar twee pence geleend had, had het wicht gegrepen en naar het meisje teruggebracht om dan zoo kalm en gewoon verder te wandelen alsof er niets gebeurd was. Hoofdstuk II. Terneergeslagen kwam Martha tehuis en ont deed zich van haar reismantel. Zich tot opgeruimdheid dwingend,zocht ze dan uwe wegen, en Mijne gedachten dan ulieder gedachten. Beide, de mensch en Gcd, vormen zich gedachten omtrent vergiffenis. Maar die van den mensch zijn beperkt. Met name ziet de diep ontdekte zijn eigen zonde tegen een Hei ligen God als onvergeeflijk aan. Zoo zijn wij. Hoe sidderden Jozefs broederen voor Egypte's onderkoning in vreeze, dat hij na den dood huns vaders nog op hen zijn bittere mishan delingen wreken zou. Ook als we andere slechte karakters, gedegenereerde menschen zien, misdadigerstypen, dan twijfelen wij aan de mogelijkheid hunner bekeering en schuld vergiffenis. Dat achten wij wanhopige gevallen en ons gebed sterft er bij; :h Jlods Woord beschaamt hier 't kleingeloove. Het roept de grootheid van Gods genade, de goddelijkheid Zijner vergeving en zaliging uit. Hij ver geeft menigvuldiglijk. Zoo zeer, dat wij 't niet kunnen verstaandat 't ons duizelt; dat 't vleesch zich ergert! Gods wegen z'jn hooger dan de onze. Gelijk de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo zijn Gods pardon-gedachten hooger dan de onze. Treffende beeldspraak. Is er iets verheve- ners, iets meer overweldigend-verhevens te denken dan het hooge, diep-blauwe, smetteloos- blinkende hemelgewelf? Hoe verzinkt en ver dwijnt daaronder de aarde Welnu, zoo over weldigend is de vergevende liefde Gods! Ach, wij vergeven zoo moeilijk; en omdat wij er niet toe kunnen komen om de penning kwijt te schelden, oordeelen we 't onmogelijk, dat God ons de talenten kwijtschelden zal. Onze wegen en gedachten zijn on verge vens gezindheid, zijn hoogstens halve en voorwaar delijke vergiffenis. Vergiffenis met getemperde, wraak. Gods wegen en gedachten zijn zoo haar vader, die bezig was met adressen op enve- loppes te schrijven waarvan er eenige honderden netjes opgestapeld voor hem op tafel stonden. „Zoo is mijn duifje teruggekeerd? Vroeg hij vriendelijk. „Naar haar schuilplaats, de arkmaar ze brengt niets mee vadertje." „Kom, drink eerst maar eens een kopje thee. Het staat klaar." „Ik ben niet klaar gekomen, vader." „Heeft de duif geen rustplaats gevonden voor het holle vaD haar voet?" zei vader op zacht- vriendelijken toon. „Maar mijn kind, God weet een uitweg te 'vinden en wanneer de nood op het hoogste is, zal de redding Gpds nabij zijn; vergeet dat niet." „Ja, vader, u beziet het leven toch maar altijd van de lichtzijde". „Kind. ik heb vandaag mijn God heerlijkheid gegeven voor de weldaad dat ik jou bezitten mag om zoo teeder voor mij te zorgen, om mij eiken dag licht te maken." „Och, vader, dat doe ik veel te weinig." „Kijk dan eens", zoo ging hij voort, „hoe gemakkelijk en aangenaam je mij ons kleine huis maakt. Ik zou niets meer kunnen verlangen. Zouden deze bloemen hier wel zijn, en zou ons niet. Zijn vergiffenis is goddelijk heerlijk! O, als we wat we tegen God misdreven hebben, tegen een mensch hadden gepleegd, ja, dan was er geen vergiffenis mogelijk. Doch do Heere zegt bij Hosea (XI:.9) Ik zal de hittigheid mijns toorns niet uitvoeren, want Ik ben God en geen mensch! Goddelijk absoluut is de vergeving des Ont- fermers. Hoort den Heere betuigen„Waarom zegt gij dan, o Jacob en spreekt ge, o Israël! mijn weg is voor den Heere verborgen en mijn recht gaat voor mijn God voorbij? Weet gij het niet. Hebt gij 't niet gehoord, dat de HEERE, de Schepper'van de einden der aarde moede noch mat wordt. Daar is geen door gronden van zijn verstand. Hij geeft den moe- den kracht en. Hij vermenigvuldigt de sterkte dien die geen kracht heeft. De jongen zullen moede en mat worden en de jongelingen zullen gewisselijk vallen. Maar die den Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen. Zij zullen opvaren met vleugelen als de arenden, zij zullen loopen en niet moede worden, wandelen en niet mat worden". De aanneming is op de vergeving gegrond. Jacob mag dus niet moedeloos zijn; mag niet twijfelen. Ziet, dan wordt ge Van uw twijfelzucht genezen en gevoelt ge de volle kracht yan Gods getuigenis, wanneer ge inziet, hoe dit tegenspreken en bedillen en beperken van de vergevende liefde Gcds, gruwelijke zonde, eereroovend ongeloof is. O, oefent geloove. Laat, als de vader, die met zijn bezeten kind tevergeefs tot Jezus' discipelen gekomen was, ook uw ongeloot door Jezus overwinnen. Die vader had eerst gezegd: „Indien Gij iets kunt, wees met ontferming over ons tuintje wel zoo netjes in orde wezen als mijn Martha den geheelen dag van huis was om les te geven?" Liefkoozend legde hij zijn hand op het hoofd zijner dochter die naast hem zat. „Maar de toekomst, vader en de huishuur! O ik ben zoo bang „Ach, die menschelijke vreeze! Geloof het, kind, - aan des Heilands voeten zullen wij genade ontvangen om te betuigen: de Heere heeft alle angst en vrees gebannen." „Ik zou willen dat ik zoo vol vertrouwen was als u, vader." „Wees dan veel in het gebed tot uwen Heere en onderzoek Zijn Woord. Naarmate de liefde toeneemt, mindert de vreeze." Martha was voor een oogenblik stil. Even daarna sprak ze: Ik heb u nog niet verteld, vader, dat ik mijn portemonnaie verloren heb." „Neen, hoe kon dat?" Martha vertelde vader haar omnibus-ervaringen en van den ring met den diamant, van het ver lies van haar beurs en van de twee pence van den vreemdeling. Ze kijkt naar de enveloppe en leest daar zijn naamArthur Hoare, Twickenham. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 1