De Prediker en de onfeilbaarheid des Woords. Vergadering van Ouderlingen uit de Noord- hollandsche Kerken. Dr. Scheurer's Hospitaal. Belangrijke gegevens. De Sacramentsbediening te Jogja. Zondagsrust voor Indische christenen. Solo. predikatie niet zal gehoord worden de liefelijke bazuin des Evangelies, maar dat daar, om toch vooral de bekommerden af te schrikken, eens goed zal gezegd worden ,,wat er moet gekend worden." Ja is het niet zoo, dat er in Zeeland nog Gereformeerde kerken zijn, waar men het een slecht teeken vindt, als er zoo velen ten Avondmaal gaan? Wil men, op sommige plaatsen althans, niet liever, dat er maar enkelen komen? Dian is bij sommige menschen de preek goed, als er maar duidelijk in uitkomt, dat niet alle belijdende leden kinderen Gods zijn, maar de ge meente bestaat uit bekeerden en onbekeerden. En dan liefst weinig Schriftverklaring, maar een lange toepassing met een stuk voor onbekeerde leden, ook een stuk voor de bekommerden, en ten slotte ook wat voor de kinderen Gods. De verzekerdheid bereikt men zoo niet. In den weg des verbonds, door godvruchtig waarnemen en overdenken van den dienst des Woords en der Sacramenten wil God ze schenken. Elke zonde en verwaarloozing van de middelen der genade wreekt zich en wordt gestraft. Loutre goedheid, liefdekoorden, Waarheid zijn des Heeren paan Hun, die Zijn verbond en woorden Als hun schatten gadeslaan. Axel. R. v. d. Kamp. Het voorrecht, dat God in Zijne genade aan onze Kerken gaf is dit, dat de predikers zonder onderscheid zich binden aan Gods onfeilbaar Woord. Hun belijdenis is, dat Gods Woord is een lamp voor den voet en een licht op het pad, en dat al wat tevoren geschreven is, tot onze leering is geschreven. Wij gelooven ook, dat de prediker een ambt, eene roeping, een taak heeft te vervullen, en dat hij dat heeft te doen in strenge gebondenheid aan geheel Gods Woord. Hij is een mensch, ge lijk anderen, maar wien de ernstige eisch is ge steld, dat hij verkondige, wat waar is; dat hij zelf ten diepste ervan overtuigd zij, dat datgene, wat hij predikt, vaststaat als een rotsdat hij vastelijk geloove, dat de last, dien hij te ontvou wen heeft, in zijn zuiverheid niet eerst door hem moet geconstateerd en naar zijn juisten inhoud moet worden vastgesteld, maar dat de last, door hem te verkondigen, de volkomen raad van God is, voor zoover Hij dien heeft willen openbaren. Vele predikers zijn in onze dagen niet door drongen van deze waarheid, dat zij niet boven het Woord moeten staan, maar dat zij dienaren des Woords moeten zijn, die gelooven alles wat Mozes en de Profeten, de Evangelisten en de Apostelen hebben gezegd. Vandaar dan ook, dat de gemeente Gods in zoo menige plaats in ons vaderland verwoest, van haar kracht en geloof beroofd is, omdat de predi ker, die daar optrad of nog optreedt, niet dienaar des Woords, maar heer des Woords is, die naar zijn menschelijke rede gaat uitmaken, wat Gods Woord is en wat niet, en alzoo de onfeilbaarheid des Woords niet op ernstige, overtuigende wijze bepleit. De prediker heeft zijn kracht verloren op de harten zijner hoorders, omdat hij het Woord, dat hij verkondigen moet, van kracht en gezag berooft. O die ontrouwe predikers, die de spijze moeten uitreiken, zooals God ze gaf, maar die zoovele bestanddeelen er uit weg nemen, die geen zondaar tot het eeuwige leven kan missen. Hun rede staat zoo hoog en is zoo vermetel Terwijl God in Zijne rijke en ontfermende genade bepaalde, wat aan zondaren zou verkondigd worden en onder de leiding des Heiligen Geestes iets vast en zekers tot stand bracht, bracht zoo menig prediker eigen twijfel aan Gods Woord in anderer zielen over, en zoo heeft het ongeloof der predikers aan de onfeilbaarheid van Gods Woord zijne duizenden verslagen. Wie brengt ze terug; wie redt, wat nog te redden valt Alleen die prediker, die niets anders doet dan in den naam des Heeren een last over te brengen, en die met den ernst der overtuiging, welke niet na kan laten indruk te maken, met nadruk zegt: „Zoo zegt deHeere!" De gemeente moet doordrongen worden van het besef, dat hij niet zijn woord, zijn meening, zijn bevinding pre dikt, maar het onfeilbaar Woord van God, dat in der eeuwigheid blijft. De schuld, welke de prediker heeft, die bet Woord niet onfeilbaar acht, tegenover den Heer, in Wiens Naam hij zegt op te treden, is niet gering. Als iemand zijn zoon uitzendt tot een of ander doel, dan bindt hij hem aan een bepaalden last. Een gezant heeft naar vaste instructiën in vele gevallen te handelen. En een architect, die een paleis zal bouwen, bindt allen, die onder hem staan om het werk uit te voeren, aan het plan en het bestek, door hem gereedgemaakt. En wanneer nu, in elk dier gevallen, eigen machtig er iets af of toegedaan wordt, zoo heeft men met geen betrouwbaar persoon meer te doen, die voor of namens of onder een ander kan op treden. Het moet dan ook steeds meer vaststaan, dat die predikers, die van het Woord van God zóóveel aannemen, als zij met hun rede rijmen kunnen, en niet uitgaan van het standpunt des geloofs, onbetrouwbaar moeten geacht worden. Zij dienen den Heere niet getrouw. Zij zoeken het eeuwig heil van hen, tot wie zij komen, niet op de van God gewilde wijze, wijl zij, den last des Heeren ontvouwende, daarvan af- of toedoen naar hun wijsheid, en in hun wijsheid boven God gaan staan. De Heere zal hen niet onschuldig houden noch tegenover Zijn Woord noch tegenover hen, wien zij prediken. Zoo de prediker gelooft, dat de last, dien hij te brengen heeft, Gods onfeilbaar Woord is, het Woord van Gods genade, zoo zal hij ook in den rijken zin van dat Woord willen afdalen. Zoo doet ook een goudzoeker. Hoe meer hij overtuigd is: hier is een goudader, hoe ijveriger hij arbeidt, om dat goud uit den grond te halen. En de gemeente Gods zal het best varen en het meest voor allerlei wind van leer en dwaze gevoelens bewaard worden, wanneer de prediker in waarheid een dienaar des Woords is, die den zin van het onfeilbare Woord Gods in den Naam des Heeren aan de gemeente blootlegtwanneer hij de hoorders des Woords van de onfeilbaarheid van Gods Woord met overtuiging zoekt te door dringen, omdat het het Woord van God is, dat zoowel in bedreiging als in belofte vastelijk te vertrouwen is. Ook buiten onze Kerken worde dat meer en meer gevoeld. En het zij aller bede, dat de Heere overal predikers verwekke, wier lijfspreuk is: „Ik geloof, daarom spreek ik." Het zal het Vaderland ten zegen, Gods Kerk tot kracht, des Heeren Naam tot eere zijn. Klundert. A. J. Mulder. Na een openingswoord door ds. B. van Schelven van Amsterdam worden de volgende onderwer pen behandeld a. Kan de kerkelijke bevestiging van een huwelijk door den kerkeraad worden toegestaan, wanneer de toestemming van de ouders (of voogden) werd geweigerd en van den kantonrechter is ver kregen b. Is het goed, om bij de kerkelijke tucht te spreken van trappen van censuur? of verdient het aanbeveling, om te onderscheiden censuur (afhouding van het H. Avondmaal) en afsnijding (na voorafgaanne eerste, tweede en derde ver maning) c. Moet van eene uitgesproken censuur onmid dellijk kondschap aan de gemeente worden gedaan (le vermaning)of is het beter, dat de kerkeraad daartoe eerst overga, als censuur (afhouden van het H. Avondmaal) en vermaan niet baten? Deze drie punten zijn ingezonden door de broederen van Alkmaar. Behoort het tot de roeping van ouderlingen, bij hun huisbezoek in de gezinnen, aangaande het sociale vraagstuk met voorlichting bij te staanof behooren zij zich te bepalen tot het geestelijk en kerkelijk leven? In te leiden door ds. J. C. Sikkel van Amsterdam. Wat kunnen de opzieners der kerk doen tegen den toenemenden afkeer, dien het opkomend ge slacht in onze kerken toont te bezitten van het wandelen in de wegen des Heeren In te leiden door ds. W. F. A. Winckel van Sloterdijk. Wordt het wenschelijk geacht, dat in de zoo genaamde „kermisweek" het Woord bediend worde in het bijzonder als protest tegen de kermis In te leiden door ds. W. Goedhuijs van Weesp. a. Mag een kerkeraad kerkelijke bevestiging van een huwelijk toestaan van een lid eener Gereformeerde Kerk met eenen ongeloovige (onge- loovig te verstaan in den zin vanhet W oord Gods als regel van geloof en wandel openlijk verwerpen) b. Moet een lid eener Gereformeerde Kerk, die zich met eenen ongeloovige in den echt begeeft, kerkelijk behandeld worden? Zoo ja, hoe moet deze kerkelijke behandeling zijn? In te leiden door ds. W. H. Oosten te Enkhuizen. Belangrijke vragen. Zulk een conferentie konden wij ook wel eens hebben in Zeeland. W. 't Zevende jaarverslag. En reeds 7438 contri buanten. En een totaal-opbrengst van meer dan elfduizend gulden. Onze dames weten goede zaken te doen. Ook dit verslag van de hand van Mej. H. S. S. ICuyper is weer een model. Het pakt u dadelijk en houdt vast tot het eind toe. En dat voor een verslag Alleraardigste kijkjes geeft ons Mej. Rutgers in haar verpleegstersleven en in 't hospitaalleven in t gemeen. We gaan met Mina naar de markt, zien Joeroep werken met zijn lijst voor't Avond- maalstel, zitten in Scheurer's waranda aan met 29 Javaansche helpers, fietsen met Dr. Esser en Mej. R. naar de malarialijders te Logedé en Temon, toeven aan 't sterf bed van Gaboel, hooren het heel zacht zingen van Ps. 68 10 op de zieken zaal bij den doop van een geloovigen jongen en bezoeken het nette kerkhof. Zeer vele goede en aangename dingen verhaalt dit verslag. Dat minister Kuyper een orgel ten geschenke zond, dat steeds meer Javanen van adel ter ver pleging komen, dat sommigen blijraoedig-geloovig ontslapen, dat Dr. Scheurer verfrischt en ver nieuwd in zijn kracht met Dr. Esser, de verpleeg sters en het personeel den arbeid blijmoedig voortzet In Middelburg trad Mevr. Bouma op als hoofd der hoofden en f84.50 mocht ze verzamelen. Mej. Bos zond uit Vlissingen f 70.Mej. Suurmond uit O. en W. Souburg f 30.Mej. v. d. Berge uit Den Bosch f 29.50, Mej. ten Cate uit Goes f 28.eDz. enz. Het plaatje geeft Dr. Scheurer met familie we hadden er gaarne Dr. en Mevr. Esser en de dames R. en K. bij op gezien. Wagenaar. In „De Waehter" wijdt ds. W. Diemer eenige woorden aan de nagedachtenis van ds. J. H. Donner. Hierin komen voor enkele belangrijke historische gegevens. Na er aan herinnerd te hebben, dat zij samen „De Wekstem" een tweede serie van „De Stem" schreven, deelt ds. D. mede, dat Donner, hoewel leerling van Brummelkamp, in 1848 als predikant van Ommeren bij Tiel met de Moen, van Raalte en ten Bokkel de kerkelijke gemeen schap zocht en genoot van ds. S. vanYelzenuit Amsterdam. In de troebelen, die besloten werden met de Synode van 1853 te Zwolle, bleek Donner een man uit één stuk te zijn en in de wordings historie van het seminarie der Vrije Schotsche Kerk te Amsterdam was Donner weer de man, die er voor zorgde, dat de fractie-Brummelkamp niet verzeild raakte in de kerk-looze wateren van wijlen ds. Schwartz. Zou niet ds. Diemer deze aanduidingen willen uitwerken tot eene historische schets? Wellicht komt dan mede van ds. Brummelkamp uit Den Haag, die de levensbeschrijving van zijn vader bewerkt, historisch licht over een belangrijk tijd perk in de levens worsteling van het Calvinisme in Nederland. Wagenaar. „Het H. Avondmaal is door mij bediend" zoo schrijft ds. Zwaan „te Jogja en te Penten. Te Jogja zaten een tachtig broeders en zusters aan, en wel aan ééne tafel met een zij tafel in het midden, 't Nieuwe stel en kleed zijn toen voor 't eerst gebruikt." Welk een verkwikkelijke ureDe eerstgeborene van dr. Esser is op zijn dringend verzoek in 't Javaansch gedoopt. De opgezetenen op een landgoed moeten ook des Zondags vaak werken. Die een beroep of bedrijf uitoefenen krijgen op Zondag geen vrijaf. Ds. Zwaan hield koempoellan (kerk) ten huize van eene Mevrouw K. Doch haar werkvolk, zelfs de christelijke batiksters (weefsters) enz., die tot de gemeente behoorden, moesten den geheelen dag werken en kregen zelfs geen permissie om de dienst bij te wonenEen christen-timmerman heeft haar hierom den dienst opgezegd doch deze kon nu nergens terecht. Dr. Scheurer gebruikt hem nu in 't hospitaal. Naar we vernemen heeft tegen veler verwach ting in, de Soesoehoenan van Soerakarta bezwaar gemaakt om toestemming te geven voor de pre diking des Evangelies in zijn vorstendom. Hier-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 2