Bij dit no behoort een bijblad Verzekerdheid. 12e Jaargang. VRIJDAG 2 OCTOBER 1903. No. 40. Dr. L. R. WAGENAAR, K. LË COINTRE y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE j^EF^KEN ^EEL AND, jMoORD-jBl^ABANT EN J^IMBURG. IN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hy zal ons behouden. Jesaja 83 22. ONDER REDACTIE YAN met medewerking van onderscheidene Predikanten. Doch Satnuel zeide: Heefr. de HEERE lust aan Br.indofferen en Slachtofferen, ais aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dah het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: MIDDELBURG. Berichten, Advertentiön enzgelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. UIT DE DIEPTEN TOT JEHOVA. Een lied Hammaalötb. Uit de diepten roep ik tot U, o Heere! Heere! noor naar myne stemme; laat uwe ooren opmerkende zyn op de stemme myner smeekingen. Zoo Gy, Heere de ongerechtigheden gadeslaatHeere wie zal bestaan Maar by U is vergeving, opdat Gy ge vreesd wordt. Ik verwacht den Heere, myne ziele ver wacht, en ik hoop op zyn woord. Myne ziele wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den moigen. Israël hope op den Heere, want by den Heere is yoedertierenheid, en bij Hem is V66l verlossing. En Hij zal Israël verlossen van alle zijne ongerechtigheden. Psalm 130. V. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE De mogelijkheid staat open ook voor Gods teerste kind, om in de schrikkelykste diepten van ellende te geraken. Die mogelijkheid vloeit voort uit de bedee ling van het verbond der genade. Onder het werkverbond was dit onmogelijk. Daar was bij overtreding slechts de volstrekte diepte der helsche verdoemenis. Doch in 't genadeverbond zijn wel betrek kelijke diepten, doch Gods genade daalt u na, houdt u vast en voert er uit op de ziele, die uit die diepten tot Jehova roept! In 't genadeverbond is er we zullen het zien veel vergeving. Ook bij grootezonde overvloedige vertroosting. Waar de zonde meerder is geworden, daar is de genade nog veel meer overvloedig geweest. Wel is er in 't genadeverbond bewaring om niet af te vallen. Doch geen zekerheid van in 't geheel niet te vallen. Ja, het gevaar om in de diepten te geraken is zeer groot. Het is groot en wel: 1. Vanwege de kracht der aan klevende zonden. Ach, het vleesch begeert zoo sterk legen den geest, zoodat ik niet doe wat ik wil. Ik wil heilig leven. Het willen is bij mij, maar vanwege de wederstand des vleesches vind ik 't volbrengen nietAch, ik weet, dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woont. De vleeschelijke begeerlijkheden voeren krijg tegen de ziel. 't Zijn al Kanaanieten, die onvervaard ovei- vallen en van alle zijden benauwen. En, ai mij, er zijn er onder die ijzeren strijdwagens hebben 2. Vanwege de macht des ver zoekers. O, satan is zoo vreeselijk sterk. Wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden en machten, de geestelijke boosheden, die in de lucht zitten en heel de wereld beheerschen. 3. Vanwege de leidingen Gods. Dit is een teer punt. Doch we moeten 't weten, dat het Godsbestuur over Zijn volk u soms in diepten werpt! God doet dit heiliglijk. In verband met en als straf op den hoogmoed, de eigengerechtigheid, de dartelheid van uw hart. En met 't heilig liefdeaoel om u nader te ontdekken, verder te ontblooten en dieper te verootmoedigen. Doch reken er op, dat gij voor diepten niet bewaard blijft, als ge het waagt te spelen met de zonde, als ge in hoogmoedig zelfbezit u wilt staande houden op een hellend vlak; als ge twee heeren, God en den Mammon, wilt dienenals gij het kruis van Christen niet wilt dragen; als gij een vriend der wereld wilt wezenals gij niet ernstig genoeg strijdt den goeden strijd des geloofs, altoos waakt en zonder ophouden bidt. En zekerlijk zal G(.d u in diepten neerstoo ten, als ge toegeeft aan consciëntie-verwoes tende zonden. Dwaalt niet! Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards; geen lasteraars, geen roovers '.uilen het koninkrijk Gods beërven, en als een begenadigde ziel in deze zonden valt. dan stort God haar in toorne in uitersten van geestelijke ellende. Ook als ge zondigt na het ontvangen van kennelijke en overvloedige liefdeblijken Gods. De Heere zaL zijn volk van vrede spreken, doch dat zij niet wederom tot dwaasheid keerenDan kost het hun Gods vriendelijk aangezicht. Want versmade liefde toornt! Nog geraakt ge in deze diepten, als ge zon digt na groote kastijding. Ik sloeg ze zegt de Heere evenwel gingen ze afkeerig henen in den weg huns harten! Dit doet des Heeren gramschap dragen. Roekeloos is 't ook, als men de gelegenheden om den Heere te dienen verwaarloost tegen beter weten in. Ook daarover komt Gods groot ongenoegen. Doch die gezet in 't gebruik der middelen, in besef van hun zwakheid, met een goede consciëntie, ootmoediglijk en voorzichtiglijk wandelen, aanklevende den Heere en bevende voor Zijn Woord, die zullen van de ijselijke diepten der ellende, waaruit in dezen psalm de herlevende roept, genadiglijk blijven bewaard. Wagenaar. IX. Evenmin als wij het recht hebben, om tegen God te zeggen: „Ik geloof en vertrouw U niet op Uw woord!", evenmin hebben wij recht om van 't Heilig Avondmaal ons te onthouden. En niet alleen worden er tal van verkeerde redenen opgegeven cm weg te blijven, eveneens zoekt men de versterking van het geloof op ver keerde wijze. Stel eens een onderzoek in, hoe men daarover soms spreektDan zoekt men soms de versterking daarin, dat men zeer ontroerd is geweest, ja wel eens een traan heeft gelaten. Dan weer heeft men er niet aan gehadmen bleef er zoo koud bij En hoewel wij zeker toestemmen, dat het Avond maal een zaak is om ontroerd te zijn en niet koud onder te blijven, toch heeft men de ver sterking niet te zoeken in onzen gemoedstoestand, maar wederom alleen in Oocl, in Zijn werk. Dit hebben wij vooral op te merken God is het, die daar spreekt. Hij verzekert ons daar van Zijne eeuwige liefde. Hij vermaant ons goedsmoeds te zijn, daar Hij ons leidt aan Zijne hand. Wij komen niet aan 't H. Av. om daarmede te betuigen, wat wij voor den Heere zijn, maar wij komen daar om uit 's Heeren mond te hooren en te zien, wat Hij voor ons wil zijn. En in Doop, en in Avondmaal hebben wij dan ook wel te letten op het teeken. Zoo zekerlijk als ik met water gewasschen word in den Doop, even zeker (zoo luidt Gods belofte) heeft Hij mijne ziel door Zijnen Heiligen Geest met het bloed van Christus gewasschen. Zoo zeker als ik zie, dat het brood wordt ge broken, zoo zeker als ik zie, dat de wijn wordt vergoten, zoo zeker als ik eet en drink, even zeker is (zegt God ons) dat Christus' lichaam voor ons gebroken, Zijn bloed voor ons vergoten is, en wij daarmede ten eeuwigen leven gevoed worden. De volle nadruk dus valt op Gods verzekering Ja, Hij neemt in Zijne nederbuigende goeder tierenheid, als het ware alle gasten tot getuigen, en laat ons openbaar door Zijn dienstknecht ver zekeren „Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt de Heer Zich over degenen, die Hem vreezen. Zoo verre het oosten is van het westen, zoo verre doet Hij onze overtredingen van ons. Hij vergeeft Uwe ongerechtigheidHij geneest Uwe krankheid; Hij verlost Uw leven van het verderfHij kroont U met goedertieren heid en barmhartigheden." Wat zullen wij tot deze dingen zeggen Als God ons zoo zeker en vast laat aanzeggen, dat Hij ons in genade aanneemt, hebben wij dan niet alle reden om dit te gelooven? Ook in dit opzicht zouden we mogen vragenw&t moet de Heere nu nog meer doen? Zóó vele bewijzen en beloften l-en toch zijn wij nog zoo dikwijls tot twijfel geneigd. Hoe moesten wij niet ontroerd zijn over dit feit, dat God in Zijne ontferming, nadat Hij Christus Zijnen Zoon voor ons overgegeven heeft, ons nog zoo vele malen verzekert van Zijn trouw en liefde, en dat wij dan nog twijfelen! Voor waar de kracht der zonde in ons moet wel groot zijn! Maar tevens willen wij elkander ernstig ver manen om toch toe te zien op onszelven. Niet gering te schatten de heiligheden des HeerenZijn Woord en Zijne Sacramenten. Laat het onze bede zijn, dat wij meer mogen vervuld worden met heilig en diep ontzag voor des Heeren geboden en woord. Inderdaad is het treurig, dat vele bekommer den zich onthouden van 't Heilig Avondmaal. En nog treuriger, dat men in sommige kringen meent, waarlijk Gode een dienst te doen, met die allen van het H. Av. terug te houden. Men dringt er dan op aan, dat in de voorbereiding s

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 1