De School met den Bijbel.
De Kerk en de pers.
verordend de Sacrementen om ons Zijne beloften
te verzegelen, en om panden te zijn der goed
willigheid en genade Gods te onswaart, en ook
om ons geloof te voeden en te onderhouden."
(Geloofsbel. art. 33.)
Zoo ook het Heilig Avondmaal. Een sacrament
door den Heere verordend, tot versterking van
ons geloof.
En hoe velen maken er gebruik van Zijn er
niet in bijna elke kerk een groot of klein aantal,
die regelmatig weg blijven? Onder de leuze:
„Men moet bekeerd zijn om aan 't H.A. te mogen
komen"!
De onkunde die uit deze redeneering spreekt,
is groot, maar we gaan er niet op in.
We wenschen hier alleen deze vraag te stellen
„Mag iemand, die niet verzekerd is, maar ernstig
naar verzekering staat, mag een bekommerde ten
Avondmaal gaan?"
We houden ons hier niet op met vele beschou
wingen omtrent de verplichting om Avondmaal
te vieren. Slechts even wenschen we twee zonden
te noemen
a. ons is bekend een kerkeraad, die nog onlangs
onderscheidene „leden aannam", op de uitdruk
kelijke voorwaarde, dat zij niet verplicht zouden
zijn ten Avondmaal te komen, maar daarin naar
eigen overtuiging konden handelen. Zij werden
lid, omdat dan hunne kinderen konden gedoopt
worden.
b. ons zijn kerkeraadsleden bekend, die staande
houden (let welouderlingen in de Gereformeerde
Kerkdat bij 't afnemen der belijdenis alleen
mag onderzocht worden naar kennis der waarheid,
naar historische kennisde belijdenis is niet meer
dan een belijdenis van een historisch geloof. En
zij verklaarden, dat in hunne gemeente althans
in vele jaren nooit bij 't doen van belijdenis over
't geestelijk leven of over 't Avondmaal werd ge
sproken dat kwam den mensch niet toe, dat van
elkander te onderzoeken
Gelukkig, dat in dit laatste geval door den tegen-
woordigen kerkeraad met deze zonden voor goed
is gebroken.
Mag een bekommerde gaan ten Avondmaal?
Ons antwoord daarop is
Mag een bekommerde wegblijven? Indien hij
waarlijk oprecht voor God begeert te gaan, dan
heeft men alleen deze vragen te beantwoorden
a. Belijdt ge waarlijk voor God, dat ge een
zondaar zijt
b. Durft ge u op. Gods beloften verlaten?
c. Is 't uw voornemen om, met behulp van
Gods genade, tegen de zonden te strijden Meer
niet. Kunt ge hierop voor den Heere „ja" zeggen,
ga dan.
Veel komt hier tegen op.
Onze consciëntie beschuldigt ons. Satan bestrijdt
ons. Moet ik dan niet zeker weten of ik bekeerd
ben Wees toch voorzichtig 't is zoo'n nauw
onderzoek En wat zal die broeder of die zuster
wel van mij zeggen? Maar moet ik nu zóó
maar gaan enz. enz.
Al deze redeneeringen zijn wederom menschen-
w erk, of woorden van den duivelen daarom is
het zonde er naar te luisteren.
„Wat Gods bevel ons zegt, vertoont ons 't
heiligst recht
't Is hier wederom deze vraag
Wien zal ik gelooven? God gelooven of de
menschen gelooven?
God roept ons daaralle bekommerden en
troosteloozen roept Hij. Op deze voorwaarde: de
beloften Gods, ons in den Doop en in 't Woord
geschonken, moeten wij aannemen.
God vraagt niet of ge bekeerd zijt, ook niet
of ge geloovig zijt, ook niet naar uw weg, God
vraagt en eischt, dat we Hem zullen gelooven op
Zijn Woord.
Dat moet onze ernstige begeerte worden. En
trouwens moeten we eerlijk erkennen als God in
den Doop zegt„Ge zijt Mijn kind", als God dat
telkens herhaalt in Zijn Woord en in de predi
king, en wij zeggen, zooal niet met woorden, dan
toch met daden,„Ik geloof dat niet, wat de
Heere daar zegtdan is er geen reden, waarom
wij God wel zouden gelooven bij 't Heilig Avond
maal.
Gij, die zoo ernstig om verzekering vraagt, wij
'wenschen U eens te wijzen op 1 Joh. 5 9a:
„Indien wij het getuigenis van menschen aan
nemen, het getuigenis van God is meerder".
Zouden we niet billijk toornen op iemand, wien
wij herhaaldelijk hadden verzekerd, op ons eere
woord beloofd, dat wij hem welgezind waren; die
in al onze handelingen geen enkel bewijs van
af keer, alleen van toegenegenheid kon vinden, en
hij nochtans, zonder geldige reden, toch maar
steeds volhield„Ik kan u niet geloovenTwijfel
aan ons woord, dat verdragen wij van elkander
niet. En toch zijn wij, menschen, leugenachtig.
Maar waarom mogen wij dan wel twijfelen aan
Gods Woord? Is God niet waarachtig en getrouw
We hebben ons diep te schamen over onzen
veelvuldigen twijfel; ook deze zonde voor den
Heere te belijden, en te bidden: „Ik geloof,
Heere! kom mijne ongeloovigheid te hulpe
(Wordt vervolgd.)
Axel. R. v. d. Kamp.
Een nieuw weekblad verscheen bij de Uitgevers
Oosterbaan en Le Cointre te Goes. Het heet „De
School met den Bijbel." Redacteur is A. Klooster
man te Dinteloord. Onder de medewerkers zijn
de uit „Standaard" en „Hollands Kerkblad", ook
door zijn Wilhelmus en Lente zoo goed bekenden
J. Postmus en onze bekwame Zeeuwsche onder
wijzer K. Wielemaker. Over den grondslag ver
nemen we alleen, dat het blad bouwen wil op
't zelfde fundament als de Vereeniging voor
Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in
Nederland en de Overzeesche bezittingen.
De inhoud van dit eerste nummer is rijk.
Zeer behaagt ons het artikel Litteratuur-studie.
En onzen lezers deelen we rets mee uit een opstel
getiteld: Wat „taal" bij Bijbeltaal. De schrijver
acht het ook in 't taalkundig belang van eiken
onderwijzer, dat hij studie maakt van de oude
Staten vertaling. En voorts geeft hij drie opmer
kingen.
1. Reirscliaren. Niemand spreke uit: hei-jer-
scharen't Moet zijn heer scharen. De i is het
teeken voor de verlenging van de e. Zoo schreef
men vroeger ook ail voor aal, bois voor boos,
huir voor huur en nog wel oir voor oor en air
voor aar. Tollens schreef eens
En als het jonge zaad ontspruit
En d' ai jer zwelt en wast
en deed toen, als de oude dominee, die zeide
haijeren uws hoofds zijn alle geteld.
Men leze dus heer, mv. heren.
2. Opgeblazen 1. Cor. 13. De klemtoon niet op
de eerste. Niet opgeblazen, maar wijl figuurlijk
met klemverspringing opgeWazen.
3. 2 Timotheüs 2 6.
Bijna iedereen leest dit vers met verkeerden
klemtoon. Er is geen sprake van een begeer-al,
die eerst de vrucht genieten wil, eer hij werkt
maar er staat, de landman, als hij arbeidt, moet
alzóo eerst de vruchten genieten. Recht leerzaam,
niet waar?
Wagenaar.
De 8e Conferentie der Nederlaudsche Christen-
Studenten-vereeniging te Laren (N. H.)
Het ligt allerminst in mijn bedoeling u een
gespecifieerd verslag dezer conferentie te geven.
Het is mij er meer om te doen u een weinig
van nabij kennis te laten nemen van deze zoo
schoone beweging.
De lezers van De Heraut zullen niet geheel
oubekend zijn met deze nog nieuwe strooming,
die in vele landen der wereld een rijken zegen
brengt.
Het kort bestek van dit schrijven veroorlooft
mij alleen er dit van te zeggen
Sedert 1896 bestaat in ons land de N. C. S. V.
en heeft af deelingen in alle Universiteitsteden,
alsmede te Kampen en aan de Vrije Universiteit,
De N. C. S. V. zelf is weer een onderdeel
van de wereldfederatie, waarvan de afdeelingen
der andere landen eveneens deel uitmaken.
Ieder, die meer wenscht te weten van deze
beweging leze vooral
De wording der Nederlandsche Christen-stu-
denten-vereeniging door Th. Scharten enLeis-
tüngen und Aüfgaben der Weltumfassenden Stu-
dentenbewegung.
Het doel dat beoogd wordt, vindt ge het kortst
en het best uitgedrukt op pag. 19 van het laatst
genoemde boekje nl.
Die Hauptaufgabe unserer Bewegung aber ist
zweifeUos die Manner dahin zü führen, dass Sie
verstandige und treue Jünger Jesu Christi werden
dus om ons, studenten, trouw te maken aan
onzen christennaara en ons te leeren getuigen
voor het licht in 't midden der duisternis.
We kwamen dan wederom op de Larensche
hei samen om met elkander Gods woord te lezen
en te bespreken maar bovenal om onze zonden te
belijden en voorlichting te vragen in de diepe
en moeilijke levensvragen, die zich aan ons op
dringen.
Een waarschuwend woord werd er gesproken
voor hen, die dit jaar voor 't eerst hun voet
zouden zetten op de glibberige academieloopbaan.
De verwoesting, die Satan aanricht, is het vree-
selijkst juist onder deze jonge mannen en daarom
zal het voor velen zoo bemoedigend zijn geweest,
talrijke ouderen te vinden, die den naam van
Christus durven hooghouden in het dikwijls zoo
goddelooze studentenleven.
Een conferentie als deze stemt tot nadenken.
We worden uit ons sleurleven gerukt en kunnen
eens stilstaan en ons pad overzien.
Een hartelijke en christelijke toon als er heerscht,
is wel in staat de harten voor elkaar te ont
sluiten en elkander te sterken in het allerheiligst
geloof.
Er was warmte der Christelijke liefde.
Al geef ik geen verslag, toch zou ik gaarne
enkele mededeelingen doen.
De Duitscher P. Hümbürg, student te Utrecht,
wees ons naar aanleiding van den profeet Jesaja
in schoone woorden met den gloed der overtui
ging op de noodzakelijkheid van een rein en
nauwgezet leven voor den Heere onzen God.
Student Geelkerken van de V. U. hield een
schoone en belangrijke Bijbelbespreking over
Marcus 6 30 - 34.
De heerlijkheid van Christus en de Schrift
liet hij duidelijk uitkomen ook in zijn verdere
besprekingen.
Zoo zou ik door kunnen gaan, maar ik zou
dan afwijken van mijn oorspronkelijk plan.
In een geestig, maar toch ook hoogst ernstig
referaat werd onze aandacht gericht op de sociale
kwestie of liever op de schrikkelijke nooden
onzer maatschappij door Ds. Slotemaker de
Bruine van Nijmegen.
Ds. H. Pierson van Zetten leidde de bespre
king over de Reinlevenbeweging tot een eindre
sultaat, waarmede zeker allen tevreden waren,
zoodat de beweging opkomend uit zulk een ver
derf elij ken wortel, haar groeikracht kan beproe
ven zonder onze hulp.
Dr. Bervoets uit Modjowarno maakte zich als
zendeling-arts de tolk der millioenen heidenen
in ons Indië. Ernstig en aangrijpend drong hij
er op aan, dat we toch in deze onze plicht moch
ten verstaan en dat we toch mochten bidden,
dat God arbeiders uit wil zenden, nu de akkers wit
zijn om te oogsten.
Dr. Bervoets' vriend Jhr. A. F. de Savornin
Lohman uit Soerabaja gaf ons een blik op Indië
en de toestanden daar, die het beeld van den
vorigen spreker nog verduidelijkte. Ons volk
weet niets van Indië. Zelfs onze gestudeerde
Christenen hebben doorgaans geen of een ver
keerde blik op het leven in onze schoone Indien.
Dit moet anders worden. Er moeten christenen
van allen rang en stand naar Indië gaan, niet
om er rijk te worden, maar om zich te geven
aan dit arme volk, waarover God ons de voogdij
heeft opgedragen.
Het was een treurige waarheid, die Jhr. de
Savornin Lohman uitspraak nl. Als we morgen
Indië verliezen zal ons volk als volk er niets
van voelen, terwijl toch ons gansche volksbestaan
er van afhangt.
Onder den indruk van deze ernstige roep
stemmen moesten wij onze samenkomst eindigen.
Het zachte maanlicht teekende de donkere
dennebosschen af tegen de heuvelachtige vlakte
en het was vrede rondom. De sterren fonkel
den aan den diep-blauwen hemel, toen in dit
schoone oogenblik ieder gelegenheid kreeg, te
zeggen wat op zijn hart lag.
Een spontaan applaus steeg op, toen student
Theron (van Edinburg in Schotland), een Vrij-
stater een eenvoudig hartelijk woord van dank
sprak in het geliefd Zuid Affikaansch.
Voor het laatst baden wij toen allen te zamen
en na het wegsterven van de laatste tonen van
ons psalmgezang over de eindelooze hei, gingen
wij een ieder naar zijn kwartier.
Wij, Gereformeerde studenten, hebben veel
mogen leeren van onze broederenmaar meer
dan ooit gevoelden wij, hoe heerlijk ons beginsel
is, hoe veel vastheid het ons geeft om den stor
men des levens het hoofd te bieden.
Voor ons droeg deze conferentie rijke vrucht.
Onze blik werd verruimd en ik geloof, dat ik de
waarheid spreek, met te zeggen, dat we meer
dan vroeger willen trachten Christenen te zijn
in den waren zin des woords, liefhebbend niet
met de woorden noch met de tong, maar met
de daad en de waarheid. X.
O Dit interessante stuk door een student ge
schreven, werd ons toegezonden door Ds. J. Visser
te Sprang.
Hebben we in Zuid-Holland een Weeshuis-
1 discussie op de provinciale Synode gehad, Zee
land heeft ook zijn eigenaardigheid. De broeders
I daar hebben hun Kerkbode discussie.