F 12e Jaargang. VRIJDAG 21 AUGUSTUS 1903. No. 34. EEKBLAD GEWIJD AAN DE [EREFORMEERDE j^ELANGEN DER pi in ^Zeeland, ooRD-j3pnabant en J_hmbuf^g. JC EF^KEN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hy zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Dr. L. B. WAG EN AAR, met medewerking van onderscheidene Predikanten. Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der r?,mmen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LÉ COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz,, gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. DE STRAF GETEMPERD DOOR GENA. Voorts noemde Adam den naam zijner vrouwe Eva, omdat zij eene moeder aller levenden is. En de HEERE God maakte voor Adam en voor zijne vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan. Toen zeide de HEERE GodZie, de mensch is geworden als onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat bii zijne hand niet uitsteke, en neme ook van den Boom des Levens, en ete, en leve in eeuwigheid. Zoo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. En Hij dreef den mensch uit; en stelde Cherubim tegen het oosten des hofs Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den Boom des Levens. Genesis 111:20—24. IV. Drie groote weldaden schonk de HEERE God, toen de gevallen mensch verdreven werd uit het paradijs, tot tempering van de straf op de zonde in het leven op deze aarde. In onze vorige drie meditaties toonden we aan: lo. hoe lieflijk die straf getemperd werd doordat de Heere, eer Hij den mensch de wreede wereld indreef, eerst de huwelijksliefde herstelde; 2o. wat rijke weldaad God den mensch bood in het kleed, en 3o. dat ook het ontzeggen van den toegang tot den Boom des Levens een weldaad inhield, omdat het den zondaar bewaarde voor een caricatuur van eeuwig leven. FEUILLETON. Een aandoenlijke brief van een ter dood veroordeelde, Ouze lezers zullen zich van de laatste woorden van Commandant Scheepers, die te Graaff-Reinet ter dood veroordeeld en daarna ter dood gebracht werd, wel herinneren. Onderstaande brief nu, is ook uit de pen van een burger gevloeid, een Vrijstaatschen burger ditmaal, op den laatsten dag zijn levens. Treffend is het vooral, om zijn volkomene gelatenheid en onderworpenheid aan zijn akelig lot op te merken. Hij spreekt geen woord van toorn of vijanschap. Hij is slechts met geestelijke zaken higzig, kan men zeggen. Scheepers stierf fier en dapper, vol van patriotisme en nationaal gevoel en trotsch. De jonge Izak Liebenberg ging zacht en teeder heen. Hij was omtrent 18 jaar oud, èn werd in verband met het dooden van Neumeyer ter dood s veroordeeld door een krijgsraad te Norval's Pont. Zijne moeder was in het kamp, toen dit alles gebeurde en de schok was natuurlijk voor haar een onvergetelijke. Haar man en twee zoons waren nog op commando en zij had slechts een zoontje van 5 jaar bij zich. Een van haar zoons is thans in Duitschland op studie en de andere, Izak, schreef haar op den dag (10 Januari 1902), Vers 23 willen wij héden overpeinzen. Ook dit vers verraadt ons de ontferming van God. Het wijst ons,op een :;eer groote tempering der strafin den arbeid, Zoo toch lezen we: „Zoo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was." God verzond den z'jndaar uit Eden's hof. Het in 't oorspronkelijke gebruikte woord doet denken aan het verstooten van een vrouw uit haar positie als echtgenoot, uit haar tehuis. De mensch op aarde is een verzondene, een' verstootene uit zijn eigenlijke positie, uit zijn- thuis; de mensch op ar-vde is balling. Van ellende spre.^ onze Catechismus terecht! Ellende schijnt samen te hangen met ballingschap. Welnu, nooit kan onze toestand juister worden geteekend. De mensch is een balling uit Eden. 't Moge de natuur wezen van een zwijn om zich te wentelen in het slijk, voor een mensch is het leven, vervreemd van God, eene ver nedering, een pijn. Dit komt door den hooge- ren oorsprong zijner'natuurdoor zijn gescha pen zijn naar Gods beeld, met het heerlijk vermogen en den zaligen aanleg om God steeds meer te kennen, te bewonderen, te beminnen, te dienen, te verheerlijken eeuwiglijk. Dies is een menschenhart nergens thuis, vindt 't nergens rust, dan in de d'oor genade herstelde gemeënschap met den vergevenden Vader in Christus, en vindt het zijn beste waarop hij zijn doodvonnis ontving, als volgt: Aiiwal Noord, 10/l/'02. Mijn Moeder en Broertje, Hoe bitter de kelk voor u is, om de treurige tijding van mij te krijgen dat weet ik goed. Maar mijn geliefde moeder, gij moet tevrede wees, om het doodsbericht van uw zoon te krijgengij moet zoo rekenen, de wil des Heeren moet geschiedhoe bitter het ook voor u is, wees tevrede met u lot. Christus is onschuldig gekruizigd, en ik die niets anders dan de dood verdiend had wat is ik beter dan Hij Moeder, de Heere heeft al mijne overtreding vergeven, en ik behoort mijn Heere toe, Hij heeft mij alles vergeven, en wat Hij doet is wel gedaan. Zoo mijn Moeder, ik neem mijn toevlucht tot den Heere, Hij is onze toevlucht en troost, en zal ons redden en troosten. Jezus neem de zondaars aan. Lieve Moeder, zoo wensch ik u Gods beste zegen toe, en broertje en vrienden hetzelfde. Geloof en vertrouw op den Heer, dan zal het u goed gaan. Ik ga scheiden en zal u hiernamaals in de eeuwige zaligheid weer ontmoeten. Ach, hoe zalig zal het wezen om daar al Gods engelen te zien. Vaart wel, lieve Moeder, nu moet ons scheiMaar dierbare Moeder en vrienden, treurt niet over mij. Ik ben veilig bij den Heer, en wat de Heere doet is wel gedaan, Zijn wil moet geschieden. Zooik gaan u allen verlaten. Jezus is mijn Redder, ik behoort Hem toe. Jezus neem de thuis, 't zij dan in de eenzaamheid der binnenkamer, 't zij in de gemeenschap dei- heiligen in de voorhoven Gods. Daar kan dé yernieuwde mensch weer wonen. Daar wil hij blijven. Totdat hem heropend wordt, in dé ongestoorde en volle gemeenschap Gods, het opgetrokken Paradijs. De HEERE God verzond den mensch weer man en vrouw, wei-gekleed en voor zich zeiven beveiligd uit Eden, en dit niet om in vadsigheid te wachten op den dood, maar om den aardbodem te bouwen, waaruit hij gén omen was. Dit laatste voegt de Schrift er bij om ons te doen gevoelen, dat er krachtens 's mensch en schepping een innig verband is tusschen den mensch en den bodem. Die behooren bijeen. Niet de lucht, ook niet 't water, maar de aardbodem is zijn levensbodem. Zijn élement. Zoo is dies de bearbeiding van den bodem innig natuurlijk. In den arbeid als zoodanig is een groote tempering der straf. Wat is de pijn van den cellulair-gevangene Immers de verveling in werkeloosheid. Men heeft die pijn moeten verzachten, omdat schier niemand haar verdragen kan. Wat is een genot in het leven Dat ge arbeiden moogt. Dat ge aanslag yindt. In den arbeid is de weldaad van de afleiding. Door den arbeid, met lust verricht, vergeet ge 's levens ellende. En als ge een levensdoel, dat u bekoort, moogt naja'gen met ingespannen arbeid, dan gevoelt ge u gelukkig. zondaars aan, mij ook heeft Hij aangenomen, mij den Hemel opgedaan, ik mag vertrouwend tot Hem komen! Jezus neem de Zondaars aan. Mama, ik heb Ds. du Plessis gevraagd om al mijn goed aan u te stuur, en portretten, dan kunt gij ermee doen wat gij denkt dat goed is. Ik gevoel mij zoo tevreden onder mijn kruis want het is de wil des Heeren. Zoo moet gij ook tevrede wees en zeggen „Heer, Uw wil geschiede." Lieve Moeder, daar is niets, wat mij hinder om te sterven. Ik heb alles aan den Heere overgegeven, zoo ben ik volkomen tevrede. Ik heb Ds. du Plessis bij mij, en hij zal bij mij blijven tot het einde toe. Nu op het oogenblik is hij niet hier, maar zal haast komen. O! welk een verlossing uit een gevangenis in het eeuwig koninkrijk der hemelen. Waart gij en mijn broertje maar bij mij. Ach, Vader en twee broeders weten niet eens in welk een toestand ik isals gij hen eens ontmoet zeg hen zij moet hun toevlucht tot den Heer nemen, en als zij het met oprechtheid des harten doen, Hij zal hen redden. Moeder, al mijn hoop heb ik op den Heer gevestigd, zoo zal ik nu maar met een verblijde en verloste hart sluiten. Wees gegroet voor het laatst. Hoe aangenaam is het toch om het koninkrijk der Hemelen te beërven. Wees voor het laatst gegroet van Uw zoon, Izak Bartholomeus Liebenberg O O

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 1