Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. !2e Jaargang. YRIJDAG 8 MEI 1903. No. 19. EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER jaEREFORMEERDE ^ERKEN IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN j^IMBURG. Want de EEEEE is onze Rechter, de HEERE ie onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Bs. J. HULSEBOS. Ds. A. LITT00IJ, Dr. L. H. WAGENAAK. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE luBt aan Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van de,stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der ramden. 1 Sam. 15 22 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. (GOD IS LIEFDE.) En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft. God is lief de; en die in de liefde blijft, die blijft in God, en God in hem. I Joh. IV 16. Weet ge, wat den gevallen mensch ontbreekt en wat hem onuitsprekelijk ongelukkig maakt Hem ontbreekt de gerechtigheid en ook de liefde. En dit gemis, het gemis nu bepaalde lijk van de liefde, maakt hem ongelukkig. Geen geld of eer, geen gezondheid of kracht kunnen dit gemis vergoed%p. Zonder liefde is de mensch rampzalig. Hier zijn er echter nog verademingen voor den ongelukkige; de hel is de plaats, waar geenerlei liefde, zd worden genoten of gekend (dan alleen in de wroegende herinneringen des gewetens). Ook daarom is die plaatse der vérgelding eene plaats van volkomen rampzalig heid. In de gemeene genade heeft de Heere hier nog iets gelaten: in de natuurlijke liefde, in mededoogen, in welwillendheid. Maar ach! hoe wordt dit alles overstemd en onderdrukt en uitgebluscht door zonde en zelfzucht, door liefdeloosheid, wreedheid en onderdruk king. God zelve heeft nu in dit heden zijne liefde op stoffelijk en zedelijk gebied niet gansch van den zondigen mensch willen trek ken en onthouden. Hij zegent en doet wel uit den hoogen hemel. Hij vervult ook nog bij de blinde heidenen de harten met spijze en vrolijkheid. Maar ohoe wordt die rijkdom zijner goedertierenheid en lankmoedigheid ver acht en de boosheid des harten tegen God geopenbaard, door dat de mensch Hem verlaat en veracht, geenen lust heeft aan zijne wegen, Hem niet in gedachtenis houdt en de eere, die Hem toekomt, aan het schepsel geeft. Dit alles, wat door Gods lankmoedigheid in dit tijdelijke nog tot verzachting der ellende wordt geschonken, kan den mensch niet tot behou denis strekken. En geniet hij hier nog veel verschooning, te vreeselijker zal de ontnuchte ring zijn, als na dit leven zijne oogen zullen opengaan, zijnde in de pjjn. Alleen de bijzon dere liefde Gods, de liefde in Christus Jezus, de liefde der genade, die liefde uitgestort in onze harten door den Heiligen Geest, kan ons helpen, kan ons redden. Gewis moeten de goedertierenheden in het tijdelijke ons tot bekeering leiden, en dat geschiedt ook wel, en het zal de schuld des zondaars verzwaren, als het niet geschiedtmaar door die goeder tierenheden alleen geschiedt dit niet, die zijn daartoe onmachtig wegens de boosheid van ons hart. Daar moet bijzondere genade bijko men, die het hart vernieuwt en bekeert. Ja, wel weerklinkt voor de oore van zoo vele be voorrechten het Evangelie der zaligheid. Wel hooren wij met het lichamelijk oor dé roep stemmen der liefde van den Heere Jezus Chris tus, maar de bijzondere genade alleen zal de roepstemmen doen verstaan. Bij de wederge boorte uit den Heiligen Geest, bij de krachtige doorwerking daarvan, krijgt de verloren zondaar door het Woord Gods zijnen verlorenen staat te zien, zijne schuld, zijn boosheid, zijne diepe verdorvenheid, zijn haten van God en den naaste, maar ook zijne diepe ellende en ver latenheid door het gemis der liefde Gods. Ja, dit alles wordt nu meer dan eenige aardsche nood zijn honger en zijn kommer, zijn droefheid en zijn smart. Mocht zijne schuld nog eens worden weggenomen en zijne ziel de vertroostingen des Heeren smakenMaar hierop volgt dan ook het smaken van 's Hee ren ontferming in de vergeving der zonden door toerekening van den Borg en het ge koesterd worden door de Liefde van Hem, die meer dan eene moeder troost. Die Liefde wordt gekend door het geloof in Christus door den Heiligen Geest. Maar dan is ook de- liefde het levensele ment gewordenhet element van het nieuwe leven is de bijzondere liefde Gods tot zijne uitverkorenen in Christus. De liefde is bet leven uit God. Lief'd; het levenselement Liefde te ontvangen en liefde te betoonen aan den Heere, aan de broederen, aan allen. Liefde te ontvangen en te oefenen in strijd met de wereld, in strijd met oude natuur, in strijd met satan, in strijd nu en in volkomen over winning eenmaal door Hem, die ons heeft liefgehad en ons Gode heeft gekocht met zijn bloed Het voornemen en oogmerk van den apostel in dezen brief is, eensdeels de geloovigen te sterken in de waarheid der Evangelieleer, eens deels hen te vermanen tot een godzalig leven en inzonderheid tot betrachting der liefde. Het eene wisselt in den brief het andere af. Nu eens de waarschuwing voor de dwaalleer, dan weer de ernstige vermaning tot een wandel in de liefde. Den geheelen brief vinden wij als 't ware samengevat in Hoofdstuk III23 En dit is zijn geboddat wij gelooven in den naam zijns Zoons Jezus Christus, en elkander liefhébbengelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. Hulsebos. Zooals ik de verledene week zeide, worden thans opgenomen de aanteekeningen van De Heraut op het stuk van Ds. G. v. d. Munnik. Deze aanteekeningen luiden als volgt: „Als model van welwillende polemiek zij dit schrijven aanbevolen aan degenen, die terstond op ketterjacht togen en orakelden, (lat Dr. A. Kuyper Jr. de oude dwaling van Zwingli had opgerakeld, dat ook braaf levende Heidenen als Seneca e. a. wel in den hemel zouden komen. Bij Zwingli was dit een humanistische stelling, waardoor juist de scherpe grenslijn tusschen de wedergeborene en niet-wederge- borene menschheid werd uitgewischt. Wat de zaak zelf aangaat, zoo gelooven wij met Ds. v. d. Munnik, dat Dr. A. Kuyper Jr. beter had gedaan met deze quaestie buiten spel te laten. Een mogelijkheidsargument maakt nooit een sterken indruk. En de vraag of de Roomsehen, die, zij het ook in bedekten vorm, het Evangelie bezitten en binnen den kring van het genadeverbond geboren worden, zalig kunnen worden, kan niet gecombineerd worden met de vraag of ook uit de heidenen, die buiten het verbond staan en het Evangelie niet hebben, enkelen uitverkoren zijn. De geheele vraag behoort tot die „verbor- borgene dingen", waarin ons door God geen blik is gegund en die wij daarom aan den Heere moeten overlaten. De geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen om die te doen. Voor den kring van de kerk geldt, dat wie gelooft, zalig zal worden en wie niet gelooft, verdoemd zal worden. Maar of deze zelfde regel ook in absoluten zin doorgaat voor die vele volkeren, die het Evangelie nooit gehoord hebben en bij wie daarom van onge loof in den gewonen zin des Woords geen sprake kon zijn, openbaart de Schrift ons niet. Verschillende Gereformeerde godgeleerden heb ben daarom de mogelijkheid niet buiten ge sloten, dat vooral onder de jong-wegstervende kinderen der Heidenen God'toch zijn uitver koren heeft. Hodge, de bekende Gereformeerde theoloog uit Amerika, gaat zelfs zoover van te meenen, dat alle jonggeborenen kinderen, zoo wel de gedoopte kinderen uit Christenouders geboren, als de ongedoopten uit heidenouders zeker zalig zullen worden, niet omdat ze on schuldig zyn, maar omdat Christus voor hen voldaan heeft en de Heilige Geest hen heeft wedergebaard. Nu moge Hodge in deze stel lige verzekering te ver gaan, toch blijkt hieruit voldoende, dat over dit punt onder de Gere formeerde theologen geen gering geschil van gevoelen bestaat, en de stelling van Ds. van der Munnink geen wedergeboorte is denkbaar buiten den kring van het verbond der genade, evenmin als een axioma vaststaat. Voor de practijk van ons eigen leven baat echter het twisten over dergelijke vragen niet. Ze zijn uiterst geschikt om spitsvondig te wor den beredeneerd; ze kunnen als twistappels dienst doen in kringen waar men aan theolo gische haarkloverijen lust heeftmaar ze wer pen voor de gódzaligheid geen de minste vrucht af. Daarom gelooven wij dat het beter is, dergelijke quaesties te laten rusten". Tot zoover De Heraut. Omreden- ook Ds. Scholten hierover in de Groninger Kerkbode geschreven heeft, komt Dr. A. Kuyper .Jr. in de Friesche Kerkbode op zijn vroeger schrijven terug, vooral met het oog hierop, dat Ds. Scholten zijn schrijven als gevaarlijk voor de Zending heeft gequali- liseerd. Dr. Kuyper Jr. schrijft nu, onder meer, het geen ik hier volgen laat. „Wij hadden in ons artikel geschreven „Immers welke Zendeling kan ooit het Woord met vrucht prediken aan de Heidenen, tenzy het werk Gods ook daar in de harten is voor afgegaan. Anders is het een spreken tot dooden, een ploegen op rotsen, een kampen als de lucht slaande. Daar waar de Zendingspredi- king kennelijk gezegend wordt, wordt door de vruchten openbaar, dat de wortel der genade te voren aanwezig was." Deze. woorden doen Ds. Scholten uitroepen „Met ronde woorden wordt hier uitgesproken, dat de uitverkorene Heidenen wedergeboren zijn vóór hun het woord Gods verkondigd wordt: dat de wedergeboorte vóór de roeping --g= BW"

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 1