Satans, in alle kracht en teekenen en wonderen der leugen". Meer nog dan Farao's toovenaars, die zich eenigen tijd konden voordoen als de geiyken van Mozes in macht, zal de mensch der zonde, door het doen van teekenen en won deren, zich als God openbaren. Het zal ten slotte zóó zijn, dat, verhoedt de Heere het niet, zelfs de uitverkorenen zullen verleid worden. (De duizenden vielen eenmaal af en de Rotssteen wankelde Doch de uitverkorenen heeft Jezus door Zijn bloed gekocht, voor hen leeft en bidt Hij in den hemel; daarom zullen zy niet afvallen en verloren gaan niemand, dus ook de zoon des verderfs zal ze niet uit Zijn hand rukken. Van degenen die Hem gegeven zijn, zal Hy er niet één verliezen. Immers Hij 'heeft alle macht in den hemel en op de aarde, de heerschappy is op Zijnen schouder, Hij moet en zal als Koning heer- schen, totdat Hij alle vijanden zal gesteld hebben tot een voetbank Zijner voeten. Hij heeft door Zyn kruis getriomfeerd, hij heeft de wereld en haar overste overwonnen. Nooit kon Satan doen wat hij wilde. Yóor de Christocratie hadden wij de Theocratie, waarin de Christocratie, als ze haar werk verricht en haar doel bereikt heeft, ook weer zal overgaan. De duivelen nu verloren bjj hun eerste zonde wel Gods beeld, maar niet hunne macht. Hunne macht is groot in den hemel boven ons en op de aarde. Maar God lof! zonder 'sHeeren wil kunnen zij zich roeren noch bewegen. Alles wat Gods hand en raad te voren bepaald heeft dat ge schieden zal, zullen en moeten zy mee ten uitvoer brengen. Niet in zijn eigen ure, maar in Gods ure heeft de mensch der zonde dan ook zijn „toekomst". Hij wordt wederhouden, tot dat, naar Gods bestel, zijn tyd gekomen is. Johannes, die hem den anti-christ noemt, zeide dat hij, toen Johannes arbeidde voor den Heere, al in de wereld der menschenkinderen werkzaam was. Paulus schrijftEn nu, wat hun wederhoudt, weet gy want de verborgenheid der ongerech tigheid wordt aireede gewrochtalleenlijk, die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden. Wat en wie hem wederhoudt, weet gij, zegt de apostel aan de Thessalonicensen. Littoou. Wordt vervolgd.) YEI4ERLEL De Saltzburger Ballingen. In een handschrift vond ik dezer dagen de volgende roerend schoone liederen, gedicht in 1686 door den Salzburger balling Jozeph Sehait- berger, en later dikwerf gezongen, toen vele dezer arme christenen, op nieuw door Rome vervolgd, uit hun bergland werden verdreven, (1782) om straks om te komen in ons drassig land van Cadzant, waar toen de moeraskoortsen heerschten en de ballingen in bakkeeten en hokken ondergebracht, schier omgekomen zijn van ellende. Dit Exulantenlied luidt in het liefelyk Salz burger dialect; I bin ein armer Exulant A'so thu i mi schreiba. Ma thuet mi aus dem Yatterland Um Gottes Wort vertreiba. Ik ben een arme exulant i), Alzoo moet ik me schrijven. Men wou mij uit mijn vaderland Om Godes Woord verdrijven. Das wasz i wol, Herr Jesu mein Ez ist dir ah so ganga. Itst will i dein Nachfolger seyn. Herr, mach's nach dein Verlanga. Bit weet ik welHeer Jesu mijn Ook Gij hebt dit gedragen Thans wil ik Uw navolger zijn. Heer, doe Uw welbehagen! Ein Pelgrim bin i halt nunmehr Musz rasa fremde Strosa, Das bitt i di, mein Gott und Herr Du wirst mi nit verlosa. Een pelgrim ben 'k nu immermeer 'k Moet slijpen vreemde straten. Dit bid ik u, mijn God en Heer Wil Gij mij niet verlaten. Den Glauba hab i frei bekennt; Das darf i mi nit schama Wen mo mi gleich ein Ketser nennt, Und thuet mirs Leba nehma. 't Geloof heb ik vrijuit betoond Daarvoor duri k mij niet schamen Hoewel men mij een ketter hoont, En laat mijn dood beramen. Ketta und Banda was mir Ehr; Um Jesu willa t' du Ida Den diese macht die Glaubens-lehr, Und nit mein bösz verschulda. Ketens en banden 'twas mij eer Om Jesu wil te dragen. Want 'twas om waarheids rechte leer Niet om mijn boos misdragen. Musz i glei in das El end fort, Wil i mi do nit wehra, So hoff i do, Gott wird mir dort, Och gute Fründ beschera. Moet ik thans in ellende voort 'k Wil mij des niet verweeren, Ik hoop. God zal in 't verre oord Mij vriendentroost bescheren. Musz i glei fort, in Gottes Nam Und wird mir alls genomma, So wasz i wol, die Himmelcron Werd i einmal bekomma. Moet ik thans voort In Godes Naam Wordt alles 'mij ontnomen Zoo weet ik toch de gloriekroon Zal 'k boven eens bekomen So musz i fort von meinen Haus; Die kinder musz i losa. Mein Gott, es treibt mir Zahrel aus, Zu wandren fremde strasa. Moet ik op heden weg van huis, Mijn kindren achterlaten O, God, dit drijft mijn tranen uit Dit gaan langs vreemde straten. Mein Gottführ mi in ane Stadt, Wo i dein Wort kan hoba; Darin will i mi, früh und spat, In meinen Herzei loba. Mijn Godvoer mij naar een stad, Waar ik uw Woord mag hooren. Dat zal 0 Heere, vroeg en laat Mijn juichend hart bekoren. Sal i in dies^m Jammerthal Noch langen Armuth leba So hoff i do, Gott wird mir wohl Ein bessre Wohmung geba. En moet ik in dit jammerdal Nog lang in armoe leven Ik hoop dat eens mijn God mij zal Een betre woning geven De Staten van Zeeland hadden 'tgoed be doeld. Zij hadden deernis met de vervolgden. En hier waren arbeiders noodig om dijken en dammen te dichten en het op de zee veroverd land in cultuur te brengen. Dies zonden ze den Lutherschen predikant van Middelburg, Ds. Treytel met nog iemand naar Ulm, en deze haalden een 60 stevige mannen over om zich van hunne lotgenooten, die in Pruisen een nieuw vaderland zochten, af te scheiden en mee naar Zeeland af te zakken. Op 7 October 1732 kwamen ze hier aan en werden door een groote menigte begroet en begeleid naar 't gasthuis, waar ze logeerden. Velen begroetten hen en vulden hunne handen. Des Woensdagsavonds gingen de Salzburgers naar de Luthersche kerk. Ds. de Hartogh preekte in 't Hoogduitsch over Ezech. 20:5—7 en des Zondags hoorden ze Treytel over Titus 3:8. De collecten waren toen groot en werden onder de landverhuizers verdeeld. De stedelijke Besturen van Midelburg, Vlissingen en Yeere namen hen nu een jaar lang voor hunne reke ning en de vreemdelingen vonden hier en daar woning en arbeid, opdat ze „inburgeren" moch ten. Des Zondags kwamen ze van alle kanten samen in de consistorie op de Bree, nadat ze 's morgens een hoogduit schen dienst hadden bijgewoond. 't Volgend jaar zakten na een moeilijke win terreis nog een kleine duizend Salzburgers den Ryn af en werden te Dordt en te Rotterdam met gulheid ontvangen en rijk begiftigd. Den 9den Maart 1733 liepen 18 schepen met bal lingen Breskens binnen. Burgemeester Bogaert stond aan den oever en verwelkomde hen met een lange rede, waarvan ze geen woord ver stonden Hier vonden ze vele rijke ballingen uit Frankrijk, die hunne handen mild voor hen openden. Des Zondags hield Ds. Fischer, dien ze uit Regensburg hadden meegebracht, voor hen een predikatie over Genesis 32 10 Den 12den Maart werden de zwervers verdeeld in de verscheidene moerassige polders van Zeeuwsch Vlaanderen. Was 't wonder dat ze weenden En nu moesten de bergwerkers aan 't slatten en graven in de weeke klei. Ze kregen 't heimwee en de moeraskoorts Alleen in Groede liggen 144 Salzburgers op 't kerkhof. Arme, arme ballingen W. Onze Regeering. De roekelooze overmoed der stakers vindt in minister Kuyper een man, die pal staat voor het gezag der wettige Overheid en toch een open oog heeft voor het ongelijk, door velen, die hard werken, geleden. Met een prachtig woord heeft hij zich uitgesproken en met krachtige vaste hand heeft hij de anarchistische revolutie aangegrepen. Allereerst eischt hij onderzoek naar de grieven van het spoorwegpersoneel en stelt hij dit onder de hoede van het rijk. Ten tweede tracht hij den internationalen spoordienst te verzekeren door een spoorbrigade. En ten derde eischt hij herziening van de strafwet ter meerdere beveiliging dengenen, die by een staking doorwerken of inspringen. Deze laatste artikelen wekken bij sommige liberalen, die eerst Kuyper zoo hard vielen dat hij niets deed tegen de stakers, een al aanwakkerende oppositie. Nu behoort zeker de mogelijkheid voor een sociale worsteling open te blijven. Want onze arbeiders krygen alleen loonsverbetering, als ze die weten af te dwingen. Dit is wel treurig, maar enkele uitzonderingen daarge laten de droeve waarheid, 't Misbruik van de zwakheid van den werkman is veelvuldig. En de kerk onzer dagen ziet meer den mach tige naar de oogen dan dat ze 't opneemt voor den gedrukte. Soms verdrukte. En daarom mag het recht van den arbeider niet ingedeukt worden. Doch spoorwerkers mogen nooit staken. Evenmin als een brandspuitcorps. En daarom is de regeering in haar recht als ze dezen aan slag op ons levensverkeer strafbaar stelt. Lezen wij gedurig Rom. 12 1. W. Transvaalavond. Wy herinneren ann de Transvaalmeeting op heden Vrijdagavond te houden in 't Schuttershof. Aanvang 8 uur. Plaatsbewijzen te bekomen aan den ingang a 10 cent. Gereser veerde plaatsen a 25 cent. Sprekers de H. H. Heesterman uit Amsterdam en Ignatius van der Walt uit Kaapstad. Men kome W. Men bra Completa. Volgens de opgave op de jongste Classis be draagt het aantal der tot 't H. A. toegelatenen in de kerken op Walcheren Domburg 45, Veere 196, Vrouwepolder 120, Arnemuiden 151, Gapinge 75, Sint Laurens 90, Oostkapelle 141, Meliskerke 158, Koudekerke 189, Serooskerke 400, Souburg 244, Vlissingen A 228, Vlissingen B 280, Grijpskerke 220, Middelburg A 375, Middelburg B 288,Middelburg C 816, Westkapelle pr. m. Te zamen 4016. Hiervan wonen in Middelburg 1479. W. Eere wien eere toekomt. Wij lezen in „de Kinder Zendingsbode" onder staand vriendelijk en niet onbelangrijk artikel De eerste Zendingschool te Amterdam. In onze goede stad zyn we iets nieuws te wachten. We hebben hier onze Zendingvereenigingen, onze Kinder-Zendingvereenigingen, de vereeni- ging „Dr. Scheurers Hospitaal" en eindelyk onze Jongedochtersvereenigingen. Nu kragen we echter eene ZendingsscftooZ. Of dit dé eerste in ons land is Dat niet. In Middelburg bestaat reeds een dergeiyke inrichting onder leiding van den bekenden Zendingsman Dr. L. H. Wagenaar, en naar wij meenen ook eene in Utrecht. En ze voldoen uitstekend. Door wie ze wordt opgericht en in stand gehouden Ze gaat uit van de Kinder-Zendingvereeni- ging, buurten T, U, V, W, en ZZ. Voor wie ze bestemd is? Voor de kinddren die van deze vereeniging 1) balling.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1903 | | pagina 2