Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
4
1
12e Jaargang.
VKIJDAG 6 MAART 1903.
Ne. 10.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE JBeLANGEN DER jjEREFORMEERDE KeRKEN
IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN J_.IMBURG.
Bs. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ,
Dr. t. H. WAGENAAR.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nös.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
U itgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
Ofenb. XHI 8.
I.
Van strijd zijn de Eeuwen vervuld, ja, alle
tijden, alle landen. Welke landstreek der aarde,
waar menschen wonen of woonden, is wel niet,
vaak meermalen, gedrenkt met menschenbloed,
in den krijg vergoten? Strijd en oorlog om
allerlei oorzaak, van heerschzucht en hebzucht
en haat en hartstocht en wrevelEn waar
ter wereld worden de vingeren niet ten oorloge
geleerd? Dit alles komt voort of is een ge
volg, een noodwendig gevolg, van het streven
en drijven van het zondaarshart. En naast
het eerste gebodCr ij zult geen andere goden
voor mijn aangezicht hébben, is men wel met
het zesde het meest in overtredingGij zult
niet doodslaan.
Maar op den bodem van alle bitterheden en
vijandschappen tegen den naaste ligt de vij
andschap tegen God en tegen zijnen Gezalfde,
tegen Christus, den Koning, en het Koninkrijk,
dat de Vader Hem heeft gegeven. En nu
blijkt het gebied van strijd en worsteling nog
oneindig wijder, dan men zich vaak voorstelt.
Geesten, die niet van God, maar van den
duivel zijn, en dies uit den afgrond opkomen,
maken beroering tegen God en zijn Woord en
zijne waarheid, komen met verleidende leerin
gen, die zeer aanlokkelijk zijn voor ons zondig
bestaan van nature, maar waaraan inderdaad
godslastering en versmading van den Christus
ten grondslag ligt. Zoo wordt het menschdom
onophoudelijk beroerd, het eene deel tegen het
andere opgezet en zoo wordt ook de spot ge
dreven met Gods ordeningen voor het maat
schappelijk leven.
Soms is er een deel waarheid, wat als lokaas
door de verleidende geesten wordt vooropgezet,
soms inderdaad wettige grieven, maar achter
dit alles komt altijd weer de geest van gods
lastering en vijaüdschap tegen Gods ordinan
tiën, zijnen Gezalfde, zijn koninkrijk. Deze
strijd openbaart zich ook in ons vaderland
reeds vele tientallen van jaren in de leeringen
des ongeloofs in woord en schrift en verhaal
en is ook aanwezig in de woelingen in het
volksleven elders, over de wereld en ook in de
laatste tijden en dagen hier. Het is een deel van
den grooten strijd der Eeuwen. En groot is in
deze dagen de afval. Verleidend zijn de redenen,
zoodat zelfs geloovigen nog wel een eind weegs
worden medegevoerd, ja, zoo de Heere niet de
getrouwe ware, zoo zouden zelfs zijne uitver
korenen worden verleid.
Maar tegenover de macht der duisternis, die
zich verzet tegen al wat heilig is en God las
tert, strydt de Heere, strijd de Held van God
gezalfd en uitverkoren. Hy strijd aan het
hoofd zijner kerk, en opgevaren boven alle
overheid en macht, bestuurt Hij uit den hoo-
gen hemel door Geest en Woord zyn volk,
bewaart hen en doet hen zijn Naam belijden.
Hij gedenkt zijn kerk, wanneer zij wordt ge
drukt en vervolgd, Hij redt haar uit en zal
eenmaal tot volkomen overwinning en heer
lijkheid haar voeren.
Het boek der Openbaring leert ons dit, toont
ons dit, teekent ons dien strijd, die worste
ling. Dat Bijbelboek wo: dt van dag tot dag
in hetgeen er voorvalt, vervuld. Het onder
wijs is geheel en al in zinnebeelden gegeven
en geteekend, en de werkelijkheid wordt in den
loop der gebeurtenissen op aarde gezien. Het
boek der Openbaring leert ons ook, hoe de
hemel deelt in dien strijd, die hier om de eere
van Gods Naam wordt gestreden. Meer dan
eens worden er ook in onze dagen teekenen
van goddeloosheid en diepten van zonde en
Satan gezien, die den godvruchtigen Bijbel
lezer doen vragenzijn we niet in 't laatst
der dagen?
Er is dan strijd van den beginne tot aan het
eind. Op een der eerste bladzijden van de
Schrift lezen wij reeds het. zoo beteekenisvolle
woord: Ik zal rjandscha$,<lcUeh tusschm u en
tusschen deze vrouw en tusschen uw zaad en haar
zaaddatzelve zal u den kop vermorzelen en gij
zult het de verzenen vermorzelen. Op de laatste
bladzijden der Schrift lezen wij van de laatste
groote openbaringen van dien strijd, maar ook
van de volkomene en eindelijke overwinning,
door het zaad der vrouw, door het Lam, dat ge
slacht is, behaald. Als Israël krijgt met de
Filistijnen, wordt de strijd beslist door den
kamp tusschen David en Goliath. Zoo is het
ook hier. Jezus strijdt met Satan, het zaad
der vrouw met de slang. In zijn sterven
overwint het Lam. Tot dien strijd maakt Jezus
zich op, als Hij tot zijne jongeren zegtZiet
wij gaan op naar Jeruzalem.
En de Zoon des menschen zal overgeleverd
worden in de handen der menschen. En zij zul
len Hem dooden en ten derden dage zal Hij op-
gewékt worden.
En als Petrus Hem wil weerhouden, is het
Wat zal een mensch geven tot lossing zijner ziel
III.
Teekenen der tijden.
De Heilige Geest heeft ons door Paulus brief
aan de Thessalonicensen niet alleen voorzegd,
dat, vóór „de dag van Christus komt", de „af
val" komen zal, maar ook, dat aan die komst
vooraf zal gaan de openbaring „van den mensch
der zonde, de zoon des verderfsdie zich tegen-
stelt en verheft boven al wat God genaamd,
of als God geëerd wordt, aïzoo dat hij in den
tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven
vertoonende, dat hij God is."
Dat de kennis van Christus in steeds toe
nemende mate over de aarde komt, dat daarmee
gepaard gaat, de afval in de landen waar het
Evangelie sinds eeuwen zijne triumfen vierde
en dat deze afvalligen hoe langer hoe meer
leven als de menschen in de dagen van Noach,
daarop wezen wij, als op de teekenen der tijden,
de verledene week reeds, thans zy daarom de
aandacht gevestigd, op „den mensch der zonde".
„De mensch der zondeis de verpersoonlijkte
ongerechtigheiddaarom óók de onwettelijke
geheeten. Want het is naar zijn geest en aard
zich niet te storen aan macht en recht en orde,
immers hij stelt zich tégen en verheft zich
bóven alles wat God genaamd, of als God ge
ëerd wordt, alzoo, dat hij in den tempel Gods
als God zal zitten. De Overheden, die Gods
dienaressen zyn, en de rechters en de machten,
door wie de Overheden recht spreken en recht
en orde handhaven, en met haar daarom wel
goden genaamd, en, in goeden zin verstaan,
als goden om Gods wil geëerd worden, stelt hy,
de mensch der zonde, m. a. w. de ongerechtige,
de onwetteiyke, wanneer hij zich geheel zal
openbaren, ganschlijk ter z(jde, ja, als alleen
en volkomen rechthebbende, verheft hy zich
boven de Overheden, ja boven al wat God ge
naamd, of als God geëerd wordt.
Eene kleine proeve, een begin van het einde,
hebben wij daarvan gehad, op den Sisten Ja
nuari te Amsterdam. Toen toch zette eene
macht, die niet uit God is, de machten, uie
uit Hem zijn, op zijde. Wat daar plaats had,
behoort mitsdien tot de teekenen der tijden,
waarop de Heere God wil dat wij letten zullen.
Tot onze waarschuwing moeten wij er op
letten, dat God hem „de zoon des verderfs"
noemt; want dat wil, onder meer ook zeggen,
dat hij verderf brengt en naar het verderf voert.
Laten wij daarom ons zeiven voor hem wachten,
en voor het beloofde linzenmoes niet den zegen
weggeven, waarmee de Heere ons gezegend
heeft.
O, dat wy, onder opzien tot God, onze kin
deren, onze dienstbaren en ons volk in het
algemeen toch verre van hem houden. Als zij,
om het linzenmoes, zich met hem in aanraking
stellen, zijn ze al half wegwant dan drinken
zij hoe langer hoe meer zijn geest in, worden
ze, in den regel, kinderen zijns geestes, en dat
geworden, gaan ze leven als de kinderen der
menschen vóór den zondvloed en spreiden zij
het zaad des verderfs mede uit; en wel met
het droef gevolg, dat zij na het zoo vluchtige
leven op deze aarde in het eeuwig verderf
nederdalen.
Dit lot toch is „de mensch der zonde" en
al zijn geesteskinderen beschorendaarom
wordt hij dan ook „de zoon des verderfs" ge
noemd. De Heere toch zal hem „verdoen door
den Geest Zijns monds en door de verschijning
zijner toekomst".
De „toekomst" van den mensch der zonde
staat met de toekomst des Heeren in betrek
king, ze gaat haar voormaar deze maakt op
haar beurt aan gene een einde, een einde voor
altoos.
Doch eer dat einde er is, m. a. w. in zijn
toekomstd. i.als hy zal „geopenbaard wor
den te zijner eigen tyd", dan zal het vreesehjk
bange zijn dan behaalt hij, zooals by de komst
van den Zone Gods in het vleesch, bijname op
Golgotha, oogenschyniijk de overwinning; im
mers dan zal hij, naar Gods onfeilbaar Woord,
zich verheffen boven alles wat God genaamd,
of als God geëerd wordt, het zal dan zelfs
„alzoo" zijn, ,„dat hij in den tempel Gods als
een God zal zitten, zich zei ven vertoonende, dat
hij God is".
„Zich zei ven vertoonende, dat hij God is";
immers zyn „toekomst is naar de werking des
Want ée HEERE is onze Rechter,
de HEERE ie onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen.als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
(STRIJD EN OVERWINNING.)
Het Lam, dat geslacht is van de grond
legging der wereld.
Hulsebos.
4