veTTer iel doorgaan en aangenomen worden, naarmensche- lijke berekening, de meeste kans van slagen hebben, ligt, naar het mij voorkomt, voor de hand. Meer dan ooit wordt de concurrentie dan eene ongelijke, en daarom ook, naar ik vrees, eene onrustbarende. Dat het recht der Kerken, om over het voor stel—Ba vinck c. s. eerst zelve te oordeelen niet tot zijn recht is gekomen, en hetgeen de Inrich tingen voor de opleiding zusterlijk aan elkander verschuldigd zijn, niet is in acht genomen wanneer de bewuste zaak wederzijds doorgaat doet velen en ook mij meer leed dan in woorden gezegd kan worden. Och, konden wy allen nu nog maar zeggen„Maar de Heer zal uitkomst geven," enz.Littooij. P.S. Omdat het Curatorium der Theol. School, dat op verzoek van de prof. Bavinck en Biester- veld, deze week samenkwam, in comité ver gaderde, mag en wil ik, over hetgeen er meege deeld en behandeld werd, thans niets schrijven. De Bóeren-Generaals te Middelburg. (Slot.) Hierna betrad Ds. N. M. de Ligt, vice- voorzitter van ons Chr. Nat. Boeren-comite het PlatGeneraals- zoo zeide hij. „Na al wat gesproken is, zou ik thans liever zwijgen en een indruk medenemen van het gehoorde. Maar mii is een taak opgedragen, die ik op my heb genomen. Daarom slechts een kort woord. Ik spreek tot in naam van de Zeeuwen uit Walcheren, Zeeuwsch-Vlaanderen en Schouwen en Duiveland. Wij brengen U onzen dank. Wij danken u voor alles wat gij ons hebt <*eleerd gedurende den langen en bangen strijd door U en Uw volk gestreden tegen een krach- tigen vijand en voor hetgeen gij ons thans te aanschouwen geeft. Toen Uw volk naar de wapenen greep, heeft gansch de wereld den moed bewonderd en in den strijd toondet gij te vertrouwen op uwen God, sterk en groot. Gii, met uw volk, hebt geworsteld met schier bovenmenschelijke kracht. Gij kondet niet los laten gij hieldt vol en dwongt den zegen af, Gij ondervondt hetGod was met u. Hij was Uw sterkte. Hoe menigmaal weerklonk het lied ter eere des Heeren en dan ging het ten strijde. In de ziel der helden leefde zoo vaak de toon van het lied Roem, Christenaan mijn slinke En Rechterzijd' is God Waar 'kmagtloos nederzinke, Of bitter lijd' is God Waar trouwe vriendenhanden Niet redden, daar is God; In dood en doodsche banden, Ja, overal is God Wat hebben wij, Nederlanders, en ook wfl Zeeuwen, met U gebeden en daardoor gehoopt. Soms riepen wij, zoo weinig wetende, wat zoo ver van ons gebeurdeZij zullen over winnenHet recht zal zegevieren! Wy rie pen dat, toen het U en Uw volk hoe langer hoe duisterder en moeilijker werd. Todat op eenmaal wij hoordenGij hadt Uw zwaard en Uw vlag neergelegd. De strijd was uitHet was vrede Uw volk was overwonnen! Wij stonden verstomd en het was alsof onze ziel het uitschreeuwen moestneen, 200 is het niet fl°En nu komt gij tot ons en zegthet is ml voed! want God wil het, God eischt het zoo. Om der wille van onze arme vrouwen en kin deren, opdat ons geslacht niet uitgeroeid worde en. wegsterve, daarom bogen wij ons. Gods raad, Gods wil is goed. Wij danken U. Gij leerdet ons wat ver trouwen op God beteekent, maar - nog wat meer. nog wat grooters laat gij ons thans zien. Het was een behoefte U te volgen bij Uwe krijgstochten, als wij wisten, waar gy waart of als wij bezorgd vroegenwaar is die of die generaal, waar is De Wet bv.? De strijd isge- nu, gij en uw volk buigt zichDat is groot. Buigen is veel zwaarder dan strijden. Daarvoor is nog veel meer gebeds noodig. Wii zien onze broeders, de helden, die wij liefhebben, zwijgen, knielen, aanbidden en de gansche wereld verwondert zich. Wij ziende sterke helden knielen en het is ons als hoorden wy hen bidden; „Vader, met mijn wil maai de Uwe geschiedde." En voor ons oog rijst het kruis van den Christus, wiens verbrijzel worden de overwinning der wereld was en die de kracht wil schenken, aan wie Hem volgen, een kruis te dragen. En de helden zijn geuzen in bedelaarsgewaden. Gij hebt kracht noodig by voortduring om eens willend te blyven en te dienen. Dank dat gij ons zulk een vertrouwen op den levenden God toont, hetzij dan strijdende of berustende in wat God u oplegt. Hoe kunnen wij onze dankbaarheid toonen zoo vroegen wy. Wat kunnen wij doen voor hen met wie wij mede lydenhoe kunnen wij de smart verzachten en het juk ondragelijk makenhoe kunnen wij de maatschappelijke nooden helpen lenigen, de verweesden en ver- weduwden steunen, de verliezen helpen dragen Ons antwoord was„God roept ons tot het brengen van offers. Wy hebben in onze naaste omgeving zooveel nooden te lenigen en toch zijn wij blij, dat wij iets voor u mogen doen. Zy, die hier onze hulp noodig hebben, zullen niet lijden immers van hetgeen wij u willen afstaan. Daarom vragen wij umogen wy u iets geven Wilt gij wat van ons aannemen Naast onze dank, ons offer? Aanvaardt dan, van de bewoners van Zuidelijk en Westelijk Zeeland deze gave voor uw fonds het Generale Boeren hulpfonds! Wij bieden u aan f 10,000. (Donderend applaus.) God zegene deze gave en doe U, waar gij heentrekt steeds meer ontvangen, van uit de gansche wereld. De volkeren hebben u lief de volkeren willen u steunen. Draag Uw kruis naar Uw eigen woorden, zoolang het God be haagt. Uw moed was groot de kracht om het kruis te dragen moge blijken nog grooter te wezen. Er is een overwinning, door de wereld ge prezen, voor allen zichtbaar, dan worden de helden gekroond. Gij hebt die nog niet behaald. Er is een zedelijke overwinning, veel grooter dan de eerste; daarvoor wordt men niet ge kroond, maar daardoor is men Groot hij God. Die hebt gy verkregen. God zij gedankt! (Applaus.) „Gods liefde" - zoo eindigde de spreker „doet toekomen alles wat goed is. Laat ons Gods liefde groot maken en tevens onze helden een zegen toebidden en samen een zegen vragen". Op uitnoodiging van den heer De Ligt werd toen gezongen Gezang 96: Halleluja, eeuwig dank en eere Lof, aanbidding, wijsheid, kracht Word' op aardkin den hemel, Heere Voor Uw liefd" U toegebracht! en, terwijl allen van hunnezitplaatsenopstonden, de aldus gewijzigde slotregels Yadersla hen steeds in liefde gade Zoon des Vaders, schenk hun uw genade; Uw gemeenschap, Geest van God Blijve ons aller eeuwig lot En hiermede was dit indrukwekkend samen- zyn geëindigd. Verbroedering door de Boeren. De generaals Botha, De la Rey en De Wet, zullen ter gelegenheid van den verjaardag van President Kruger te Utrecht een bezoek brengen. Het voornemen is een plechtige dienst te houden in de Domkerk, waarbij Ds. Jonker en Ds. Fern- hout zullen voorgaan en president Kruger tegen woordig zal zijn. Wy hebben omringd hem met muren van staal, En dat het nu uit was gedroomd menigmaal. Maar de leeuw rees weer op verscheurd was het net, Het veld was weer vry voor De Wet, De Wet. Hier geeft hij on3 heden een duchtigen slag, En honderd myl verder den volgenden dag. Zoo snel als een wolf ijlt hij voort door het veld, De patroontasch gevuld, die ons nederlaag spelt. Hij zwoer, dat wij zouden betalen den zet; Tot den dood toe houdt hij zijn eeden De Wet. Zijn naam wordt door ons onheilspellend geacht. Zijn de wolken dik en is somber de nacht, Beukt regen en storm den geblakerden grond, Gaat het wild gedierte huilende rond, Heeft de gitzwarte lucht 't stergeflonker belet, Wie geeft dan zijn paard de sporen De Wet. Als het kamp is in rust, in het holst van den nacht, Hoe steil ook de rots zij, al houdt elk de wacht, Hoor! een schot in het duister, een aklig gekryt, En al 'tvolk uit zijn tent is den dood reeds gewijd. Wie rent door den nacht, door geen donker belet? Hoor, de dood geeft het antwoordDe Wet, De Wet. Naar het Engelsch. Nijmegen. A. Pijnacker Hordijk. DE WET. Kom, zing my een lied waar uw toorn in ziedt, Als paardengetrappel door 's vijands gebied Laat krijgsmuziek schallen in zwellenden toon, Als dér hengsten galop aan de zege gewoon, Die de teugels trotseeren, met schuim bezet Kom, zing van dien krygsman, wiens naam is De Wet. Door den duisteren nacht dringt gedreun en gestamp Van ruiterdrommen gereed tot den kamp Dat wapengekletter klinkt romlend door 't veld, Den donder gelykend, die onheil voorspelt. Wie rent heel den nacht, door geen donker belet? Hoor der nachtuilen antwoordDe Wet, De Wet. Zijn huis is des vrijen velds eindeloos vlak, 't Oneindige blauw van den hemel zijn dak Hy slaapt als hij losgespt den zadel vaD 't paard, En het bed, dat hij vindt is geen ander dan de aard'. Zulk een aanvoerder is hy, die bergen verzet, Hy die vecht voor de vryheid De Wet, De Wet. O, dikwijls had de overmacht schier hem gevat Wij bluften vergeefs, dat de strik hem nu had De benoeming. In de vorige kerkbode namen we de mede- deeling van Ds. J. C. van Schelven over, die in de Geldersche Kerkbode schreef met zekerheid te weten, dat prof. Bavinck en prof. Biesterveld eene benoeming hadden ontvangen als Hoog leeraren in de Theologie aan de VrijeUniversiteit. Ons bleek nader, dat Ds. v. S. dit niet met zekerheid wist en weten kon, zooals hij ook in 't tegelijk met onze kerkbode verschijnend nummer erkende. In de Bazuin stond toen de mededeeling, dat dit blad die berichten „niet geheel kon tegenspre ken", doch ze „nog minder als juist kon over nemen"doch dat Curatoren der Theol. School zouden samenkomen in Kampen en hun de toedracht der zaak volledig zou worden meege: deeld en toegelicht. Prof. Bavinck verklaarde hierbij „in geen enkel opzicht den toestand te aanvaarden", waarin de school gebracht is door de Synode van Arnhem, en dat hy al zijn kracht zou inspannen om uit de impasse (d.i. de blinde steegte geraken, waarin wij op en na de Synode gekomen zijn. Thans kunnen wij met zekerheid mededeelen, dat die vergadering van Curatoren verleden Maandag en Dinsdag gehouden is en de uitweg niet schijnt gevonden te zijn. De professoren Bavinck en Biesterveld zijn thans benoemd en beide hebben de benoeming als Hoogleeraar in de Theologie aan de Vrije Universiteit aangenomen. Deze mededeeling zal in een andere kolom van dit blad zeker wel bevestigd worden. De Synode van Arnhem blijkt dus zwanger van groote gevolgen te zijn geweest. De kerkeraad van Rotterdam A, (praeses C. B. Bavinck) ried per telegram om geen beslis sing te nemen, eer de Kerken opnieuw zouden zyn saam gekomen in een buitengewone Generale Synode. In 't Nieuws van den Dag was een bericht opgenomen, dat de oppositie tegen 't Synodaal besluit gezind was om toe te geven. Deze heeft vergaderd in Utrecht, en besloten om te vol harden. Prof. Noordtzij meldde in genoemd dagblad, dat hy zyn bezwaren volhield en we plaatsen heden der broederen nieuw manifest. Er zal veel stuurmanswijsheid noodig zyn om de vloot in deze branding bijeen en in goede koers te houden. Blyve er kalmte, noodig ter biliyke overweging van argumenten. Een welgeslaagde meeting. Een volle zaal. Drie sprekers, volkomen op de hoogte van hun onderwerp. Ernstig debat, waarbij een goed overzicht der bezwaren, af doend werd weerlegd. Een welgeslaagde meeting. De heer Pytersen uit Arnhem verhaalde van zijne „bekeering" in dezen van voorstander tot beslist tegenstander der reglementeering. Spre ker wees met roerenden ernst op het voorrecht der thans levende jongelingschap boven die zyner jeugdtoen werd het bordeel in bescher ming genomen, thans ontwaakt de publieke consciëntie en eischt evenals een matigook een rein leven. In een volgend nummer deelen we een en Wagenaar.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1902 | | pagina 2