Eer is Teer en daarom meen ik niet te mogen zwijgen waar dhr. De Jonge het droeve kerk bode-incident in het publiek ter sprake brengt en dat op zulk een vreemde wijze. Het geval komt nu in opspraak en door verder stilzwijgen zouden allerlei verkeerde geruchten ingang vinden. Dhr. de Jonge maakt er Dr. W. een verwyt van dat ZEerw. dit zaakje niet aan de groote klok hing. Ik veronderstel dr. W. liet dit na om Ds. L. te sparen. Daarom ook zocht ik geen recht in het openbaar, tegen de mij inge brachte publieke beschuldiging. Voorts zegt hy dat „een der meest achtens waardige leden der Prov. Synode getracht heeft i. z de Kerkbode Ds. A. Littooij tot een leuge naar te maken". Is dit waar? Nu dhr. de Jonge aandringt op volledigheid en openbaarmaking wenscht van dit droeve incident, is het noodig de juiste toedracht der zaak hier te vermelden. Na een voorloopige bespreking tusschen den Uitgever en Heeren Depp, hadden laatstge noemden hun wenschen te kennen gegeven in welke richting zy de punten voor een con tract wilden gestuurd zien. Met het oog daarop had een verg. plaats van de Redactie met den Uitgever ter bespreking dier wenschen en het aan te bieden contract. Al spoedig bleek dat wat Depp, verlangden niet kon worden gegeven, waarom besproken werd wat wèl gegeven kon worden. Daarbij bleek dat men eenerzijds meer rechten wilde aanbie den, als anderzijds geacht werd te kunnen worden toegestaan. Toch mocht het al spoedig gelukken op een bepaald aantal punten overeen stemming te verkrijgen en werd goedgevonden deze voor een contract aan Heeren Depp, aan te bieden. Deze punten zijn meerendeels door Ds. Littooij gedicteerd en allen door Ds. Hulsebos opgeschrevendie mij daarna in tegenwoordigheid en met goedvinden van Ds. Littooij dit conceptje overhandigde teneinde het over te nemen voor het schrijven aan heeren Depp. Het in mijn bezit zijnde origineel kan be wezen, dat ik letterlijk in mijn schrijven aan Depp, de punten heb overgenomen. Goedgevonden werd nog dat Heeren Redacteu ren ter Synode hun persoonlijk gevoelen nader konden uitspreken. Maar over de bewuste punten bestond eenstemmigheid. De zaak komt ter Synode in behandeling en Ds. Bouma doet verslag van wat in dezen ver richt is, daarbij sprekende van „het voorstel van den Uitgever en de redactie". Daarop meent Ds. Littooij te moeten ver klaren dat dit onjuist was. Hij wist van die voorstellen niet af. Ds. Hulsebos ook niet, zoo beweerde Ds. L. Het was geen voorstel van den Uitgever met de redactie, maar van den Uitgever alleen. Ds. Bouma antwoordde, dat hij zich moest houden aan het schreven van den Uitgever, die verklaard had, gelyk zoo even was voor gelezen, dat hy mede uit naam van de Redactie het contract aanbood. Verbazing was op veler aangezicht te lezen en ondergeteekende gevoelde diep welk een droevig figuur hij hier voor de verg. moest maken. Hij wist maar al te goed, gelyk nu ook biykt uit het verwijt van dhr. de Jonge aan Dr. W., dat deze verklaring van Ds. L. bij velen onvoorwaardelijk geloofd zou worden. Daarmede stond hij gesignaleerd als een mis leider, die het durft bestaan een achtbare verg. met een valsch getuigenis om den tuin te lei den. Een geval zooveel te ernstiger, waar het de aanbieding van een contract geldt tegenover eene vergadering die niet in staat is om de waarheid van het geschrevene te onderzoeken. Aangezien Ds. Hulsebos niet ter Synode te genwoordig was, kon alleen Dr. Wagenaar, die de besprekingen als mede-redacteur had bijge woond, als eenig getuige optreden, die dit dan ook deed. In verontwaardiging over zulk een verkla ring vroeg ZEerw. Of Ds. L. dan nu alles ont kende wat vroeger had plaats gehad. De punten voor het Contract toch waren ten huize van Ds. L. op zijn studeerkamer gezame- lijk besproken, vastgesteld en eenparig besloten die zoo aan te bieden. Dit is de historie. Men oordeele nu wat er van dhr. deJonge's klacht aan is en of zulk een handeling zachter kan worden toegelicht en beoordeeld. Er zijn er dan ook die aan een schrijf-of druk fout gedacht hebben, meenende dat de dhr. de Jonge had willen schrijven: „dat een der meest achtenswaardige leden der Prov. Synode ge tracht heeft br. Ie Cointre tot een leugenaar te maken." Gaarne wil ik aannemen dat Ds. Littooij zich den gang van zaken niet meer herinnerde en zijn geheugen hem parten gaat spelen, doch waarom dan zoo'n besliste en herhaalde ont kenning. Z.Eerw. is genoeg man van zaken om de kracht en beteekenis van zulk een ontkente- nis te beseffen. Dat het optreden van dhr. de Jonge in deze bevreemding wekt is licht te begrijpen. Hij die zoo ijvert voor volledigheid die vermaant toch eerlijk te handelen, zweeg doodstil ter vergade ring waar spreken plicht geweest waswant heel dit incident is m. i. onvolledig, en niet eeriyk behandeld. Men denke Eer is Teer. Hiermede meen ik aan het tot mij gerichte verzoek om toelichting voldaan te hebben en noem mij hoogachtend, Uw dw dr. K. le Cointre. Geachte Redactie In de Zuider-Kerkbode van 20 Juni j.l. wordt tot tweemalen toe, eens door Ds. Littooij en eens door Broeder M. de Jonge, gesproken over twee afgevaardigden der classis Zierikzee, ter Prov. Synode op een wijze, die een verkeerden indruk kan geven van de houding dezer broeders. Ds. Littooij doet 't voorkomen als zouden zy ter Prov. Synode in zake het concept-contract in dezelfde verhouding gestaan hebben tot hunne classis als Ds. Littoojj tot de zijne. Broeder de Jonge noemt het een „zeldzaam schouwspel dat twee der vier afgevaardigden van Zierikzee in lijnrechten strijd hebben gesproken en ge stemd met het oordeel van de meerderheid hun ner classis". Hoe broeder de Jonge met deze schampere kwalificatie in flagranten strijd komt met zien zelf, is duidelijk als men weet dat hij toejuichte toen Ds. Littooij anders sprak en stemde dan op de classis. Pijn gevoeld is het zeker niet. 't Zij mij echter vergund de houding van be doelde afgevaardigden in betrekking tot hunne classis in het rechte licht te stellen. Op de vergadering der classis Zierikzee kwa men twee voorstellen ter tafel. Het eene om het concept-contract geamendeerd aan te nemen, het andere om het niet in behandeling te ne men. Broeder Mulder en ondergeteekende (de bedoelde afgevaardigden) hebben het eerste voor stel namens den Kerkeraad van Zierikzee op de classis ingediend en zooveel hun mogelyk was bepleit en voorgesteld. Zij mochten het echter niet aangenomen zien. Met een meerderheid van 14 tegen 10 stem men werd het verworpen, en het andere voor stel aangenomen. De minderheid der classis ver zocht nu dat haar voorstel ook ter Prov. Synode gebracht werd. Niet alleen had de vergadering daartegen geen bezwaar, maar zy juichtte dit over 't algemeen toe. Heel de vergadering der classis wist dus, hoe broeder Mulder en onder geteekende ten opzichte van het concept-contract stonden, en wat zij, bijaldien tot afgevaardig den gekozen, op de Prov. Synode zouden voor staan. En aangenomen mag worden dat de classis die met groote eenparigheid bij eerste stemming hare afgevaardigden ter Prov. Synode koos, twee afgevaardigden gekozen heeft, om het voorstel der minderheid toe te lichten en voor te staan, en andere twee om het door de meerderheid aangenomen voorstel te bepleiten. De twee bedoelde afgevaardigden hebben dus op de Prov. Synode gesproken, zooals zij op de classis gesproken hebben (alleen wat onderge teekende aangaat, niet zoo veel, omdat hij be greep, vooral nadat Ds. Littooij gezegd had hoe te zullen stemmen, dat het toch niet zou baten) en zij hebben gestemd, zooals zy op de classis gestemd hebben. Uit deze toelichting, die trouwens in concreto reeds ter Prov. Synode gegeven was, blijkt m. i. dat er nog al belangrijk verschil bestaat tus schen de gevallen. Aanleiding óm ons „lastig te vallen" was er dus evenmin als om aan te nemen dat broeder de Jonge fijn onderscheidt. G. W. H. Esselink. Zierikzee, 23 Juni 1902. Door mij is hetgeen de bovengenoemde broe ders deden, met geen enkel woord afgekeurd. Hen „lastig te vallen" kwam dus, wat mij aan gaat, geen oogenblik in mij op. En ik beaam, vooral na deze breedere toelich ting, dat onze gevallen niet gelijk staan. Trouwens, dat gebeurt zelden. Ook beweerde ik dat niet. 't Derde der vergelijking. Littooij. Hooggeachte Redacteur! Nog onder den indruk van het lezen van de Kerkbode van 13 en 20 Jan. 1.1. moet my een enkel woord van het hart. Allereerst deel ik UEerw. mede dat ik met verwondering en weemoed kennis nam van de stukken betref fende de 1.1. gehouden Provinciale Synode. Ook ik was tegenwoordig bij die vergadering. Verschillende sprekers voerden het woord. Vol gens mijn meening heeft ieder naar zijn eigen overtuiging gesproken en daarmede bedoeld de éénheid der opleiding op goede gronden. Nu ligt het in den aard der zaak dat de een wat vuriger van geest is dan den ander, maar daarom zyn er nog m. i. geen grofheden gezegd. Dat Ds. Littooij zóó gesproken en zóó heeft gestemd is m. i. eveneens verklaarbaar, wyi ZEerw. niets anders bedoelde dan éénheid en geen scheiding. In zijn stuk „Eer is teer" heeft ZEerw. dat rondborstig en op goede gronden verklaard. Nu zou ik zeggen, wordt het geen tijd dat men die kwestie laat rusten. Is het broeder lijk zulk een critiek uit te oefenen. Als broe ders van één en hetzelfde huis past het toch zeker om den vrede te bewaren, de klove niet grooter te maken en de eere Góds en het wel zijn der Kerken te bevorderen. Met het oog op bovenstaande zou ik gaarne zien, dat men ophield met die stukken, en men de kolommen vulde met stukken die stichten. Wie weet hoe de Generale Synode nog be sluiten zal, wellicht zoodanig dat wij allen nog moeten zeggenwij zijn te ver gegaan met ons oordeel. De Heere heeft het met School en Universiteit wèl gemaaktHem de eere U dankzeggende voor de opname dezer weinige regelen teeken ik met broederlijke hoogachting Uw Dw. D. en Br. in C. Goes, 23 Juni 1902. X. BOEKBEOORDEELING. Verschenen is PAULUS, de Zendingsvriend. Maandschrift-voor Oud en Jong. Onderredactie van B. HANS. Aflevering Mei. Uitgave van K. le Cointre. Middelburg. Ook dit nummer van Paulus stelt niet te leur. Het wijst ons op de Zendinglectuur der jongste tyden, verhaalt ons van den arbeid der zending onder de Joden in ons vaderland en wel te Rot terdam en wijst ons verder heen naar Neder- landsch Oost-Indië. Wij hooren zendeling Land- wehr van de doodenfeiten verhalen op Sigata, een der bij Sumatra gelegene kleinere eilanden, en vernemen een en ander van Soemba, Hal- maheira en onze zending op Midden-Java. De duisternis van het bijgeloof in Vlaanderen wordt ook weder gedacht. Deze Paulus is in onze kerken nog veel te veel een vreemdeling! Moge dat spoedig ver anderen. Wij brengen onze jaren door als een gedachte Daaraan herinneren ons ook de zoozeer geliefde Christelyke Scheurkalenders. Wy vernemen zoo nu en dan, dat zij alweder worden gereed ge maakt tegen het volgend jaar. Zoo is het ook met de bijzonder aan de Chris telijke philanthropic gewijde Christelijke Scheurkalender „BARNABAS". Uitgave van K. le Cointre, te Middelburg. Reeds heeft zich deze Kalender door inhoud en premie een goeden naam verworven. Wij vertrouwen, dat dit er by den nieuwen jaargang niet minder op zal worden. Het schild, voor stellende het welbekende Petronella Hospitaal, is zeldzaam schoon.Hulsebos. IS DE AUTHENTIEKE TEKST DER LITURGIE IN 1586 OF IN 1619 VASTGESTELD? Antwoord aan Dr. L. A. van Langeraad op diensde Tekst van de liturgie der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, door Dr H. H. Kuyper, Hoogleeraaar aan de Vrije Universiteit. Deze verhandeling is naar den vorm een waardig strydschrift, naar den inhoud een studie van een zeer bekwaam onderzoeker. Aangenaam was ons de vermelding van den dienst door prof. Biesterveld bewezen, door 't toe zenden van nieuwe bronnen. En alleraangenaamst is het om te zien, hoe zegevierend onze hoogleeraar komt uit dezen ridderlijk fijn volstreden kamp. De aanval op zijn en prof. Rutgers werk is afgeslagen en de Synode van Arnhem zal de editie Rutgers— Kuyper kunnen aanvaarden. W,

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1902 | | pagina 6