Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. IN MEMORIAM. lie Jaargang. VRIJDAG 7 MAART 1902. No. 10. EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER jjEREFORMEERDE |^ERKEN IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN J^IMBURG. Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. IITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderiyke nos. 3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. De vyand is met al zijn woelen in de hand des He eren. De vijand bereidt zyn eigen verderf, maar met dat al moet hij den raad Gods tot zaligheid van 'sHeeren volk dienen. Een Bileam, door Balak gehuurd, om Israël te vloeken, kon niet anders dan Israël zegenen. En de schoonste profetie heeft deze Bileam moeten uitspreken over den Koning, den heer lijken Messias, die komen zoude. (Numeri 24 17) En zoo is het hier, in den Joodschen raad, den raad van Jezus bittere vyanden. Het heer- ïyk teeken te Bethanië geschied, de opwekking van Lazarus, heeft wijd en zyd verbazing en bewondering gewekt. Het getal dergenen, die Jezus volgen, neemt krachtig toe. Ook de leden van den Joodschen raad zijn met het verrichte wonderteeken in kennis gesteld. Vergadering wordt belegd. En hoe doodelijk is het mensche- lijke hart! Wat anderen voor Jezus doet nederbuigen als den Zone Gods, het doet de vijandschap van den Joodschen raad zoo toenemen, dat ein delijk het woord er uit moet: Jezus moet wor den gedoodzijn naam moet worden uitgeroeid. Allerlei gevaren worden opgenoemd. Als Jezus' invloed toeneemt, dan zal een volksoproer ont staan, en de Romeinen zullen wegnemen beide onze plaats en ons volk. Lang wordt beraad slaagd, wat te doen. Daar staat eindelijk Cajaphas op. Hij was des- zelven jaars hoogepriester. Op dit feit, als lig gende mede onder het aanbiddellijk godsbestuur, wordt bijzonder de aandacht gevestigd. Deze man moest toen het hoogepriesterlijk ambt be- kleeden. Hiermede is niet gezegd, dat er alle jaar een ander hoogepriester kwam. Wel lieten de Romeinen liefst niet te lang denzelfde aan het bestuur. Ook bestaat er geen grond voor de meening, dat de hoogepriesters ten minste eenmaal voor hun aftreden profeteerden. Dit is hier een gansch bijzonder geval. Cajaphas dan toont op zijne wijze het ijdele der gevoerde redeneeringen aan en wyst den weg die moet worden ingeslagen. Jezus moet worden gedood. En hierby kiest de hoogepriester onder hooger bestuur zoodanige bewoordingen, dat hy in al zijn woeden en zondi gen den weg der verlossing en het heil van Gods volk moet verkondigen. Ook te midden der vijanden, ook bij het bran den van hun gramschap moet de weg Gods tot behoudenis van zijn volk worden genoemd. Hij zegt, dat het nut is, dat één mensch sterve voor het volk, en het geheele volk niet verloren ga. Zijn bedoeling is, het volk vrij te houden van de Romeinen, de macht van den Joodschen raad te bestendigen. Ten minste, zoo geeft hij voor. Inderdaad spreekt hij hier als een andere Bile am den zegen uit over Gods gekend volk, over het ware Israël Hy profeteerde, zoo schry.ft de Evangelist, dat Jezus sterven zoude voor het volk. En niet alleen voor dat volk, maar opdat hy ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot één zoude vergaderen. En als nu Jezus voor Cajaphas wordt geleid, herinnert de Evangelist er nogmaals aan, dat deze nu degene was, die den Joden geraden had, dat het nut was, dat één mensch voor het volk stierve. (Joh. 18 14). Zoo zien we Gods wonder bestel. Zelfs zyne vijanden in hun zondig woeden, moeten van het heil Gods over zijn volk gewagen. Vreest ,dan niet, kind Gods, wat vijand zou u schaden Zoo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn Ja, zelfs de komst van Gods koninkryk onder de heidenen heeft Cajaphas moeten voorspellen. Maar schrikkelijk lot vin eencn Cajaphas Hij heeft het heil Gods over zyn volk voor speld als een Bileam. En zij zijn als vyanden Gods gestorven. OIs hier niet een ernstige waarschuwing en vermaning Men kan de waarheid tot zalig heid kennen en uitspreken, zonder er deel aan te hebbenOnderzoekt u zeiven nauw, ja zeer nauw. Hulsebos. Zaterdag 1 Maart overleed ten huize van zijn zwager, den heer G. Ruitenbeek, de WelEerw. Heer W. A. Dekker, bedienaar des Woords te Hoogeveen. Door zijn ouders werd hij opgevoed in de vreeze des Heeren, en in zijne jongelings jaren opgeleid voor onderwijzer. Als zoodanig was hij eenige jaren werkzaam aan de Christelijke school te Kamperland, ge meente Wissekerke. Dat de arbeid in de school hem te beperkt was, ja, dat het de begeerte zijns harten was ook buiten de school op verschillend Christeiyk ge bied, vooral op dat der barmhartigheid, werk zaam te zijn, kwam daar en tóen reeds uit. De begeerte zijner jeugd, den Heere in het Evangelie te dienen, werd daarenboven te dier plaatse weer levendig. Hy was ook zoo geluk kig daar een meisje te vinden, aan wie hy, en dat aan hem, hart en hand gaf. En zy en hare ouders stemden toe, dat hij naar de Theologische School te Kampen gaan zou, teneinde opgeleid te worden voor den dienst des Woords. Toen de heer Dekker, na nogal ettelijke jaren, zijne studie te Kampen volbracht had, werd zy hem eene stille, trouwe, goede, zelfopoffe rende gade, die in vereeniging met hem de kerk te Naarden en daarna die te Hoogeveen met toe wy ding diende. In zyn studietijd werd de gewenschte gang zijner studie nogal eens onderbroken. Ten eerste doordat hij verscheidene malen abcessen had, die zijne gezondheid en kracht ondermijnden. Daarbij kwam, dat zyn practisch werkzame geest gedurig naar arbeid op verschillend terrein, bij- name op dat der barmhartigheid waarin de zijnen hem waren voorgegaan, uitzag. Nam zyne moeder met de vóór hem overle dene zuster meer dan eenmaal een kind, dat in vele opzichten anders verloren scheen, by de kinderen, die God haar gegeven had, aan, teneinde het met de haren voor den Heere op te voeden, hij nam er te Kampen, als student, drie, achtergelaten door een kermisreiziger, voor zyne rekening. Dat deed hij, hoewel de middelen er voor noodig hem ontbraken en door hem bij anderen moesten worden gezocht en van anderen verkregen worden. Maar hij had altijd goeden moed. En hij slaagde in den regel boven verwachting. Voor één gat zat onze vriend, gelyk het weieens wordt uitgedrukt, niet gevangen. Alleen dit speet hem, en ook meer dan eens de zijnen, dat èn hij èn zij, van de door hen aan genomen kinderen, niet altijd zagen groeien, wat zij wilden en wenschten. Een derde reden, dat, met het oog op het einde en het doel, de gang van zijne studie soms te wenschen overliet, mogen en moeten wy daarin zoeken, dat zyn practisch aangelegde zin, hem minder animo deed hebben voor het aanleeren vooral van de doode talen. Toen maar eenmaal de examens achter den rug waren, was onze vriend, gelijk reeds destijds bij de beoordeeling na het eind-examen, door den curator van Zeeland voorzegd is in zijn kracht en sloeg hij zijne vleugelen uit. Naar den last van zijn hart toch was hij nu wel dra werkzaam voor en in de Gemeente, alsmede op het gebied van het sociale en het staatkun dige leven. Wat reeds in den studentenleeftijd uitkwam, bleek thans niet minder, namelijk dat hij in het debat zeer sterk was. Met een vriendelijk gelaat, een onverschrokken hart, met al de geestigheid en gevatheid hem eigen, sprak hij in gekuischte taal, met een goeden voorraad van woorden, zijne politieke tegenstanders tegen, en kwamen deze op een hem minder bekend terrein, dan had hij altijd van die gelukkige in vallende gedachten en vergastte hij op zulke geestige zetten, dat hij, naar het oordeel van het publiek, schier altijd zegevierend uit den strijd kwam. Ook op den kansel viel hy mee. Zeer aan schouwelijk kon hij de toestanden en de per sonen aan de Gemeente voorstellen. Voor het gemeenschappelijk optreden van allen die den Heere, naar zijn Woord belijden en die nen, ijverde hij met al wat in hem was. En de twee laatste jaren van zijn leven schaar de hij zich aan de zijde van hen, die zich in de bres stelden voor de geheel-onthouding. Helaas, een hartkwaal bond hem, na slechts ruim 6 jaren den Heere in het Evangelie te hebben gediend, eerst aan zijn huis en daarna aan zijne legerstede. Maanden aaneen lag hy te Hoogeveen en daarna te Middelburg krank. Toen meer en meer de gedachte zich van hem mees ter maakte, dat zijne krankheid hem ten grave zou doen dalen, begeerde hij en zette hij het door, om met zijne vrouw met kinderen was hun huwelijk niet gezegend naar Middelburg te reizen, teneinde zyne oude moeder nog tje ontmoeten en, indien het den weg des Heeren was hem weg te nemen, in hare omgeving en die der zijne te sterven. Heelemaal afgemat Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgeyer, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter danslacht- offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22 (DE PROFETIE VAN CAJAPHAS.) En gy overlegt niet, dat het ons nut is, dat één mensch sterve voor het volk, en het geheele volk niet verloren ga. Johannes 11 :w50. Wie denkt hierbij niet aan de dwaze vrees der liberalen ten onzent, dat verbreiding van het Christendom ons onze bezittingen zou doen verliezen, aan de vrees, die nu nog vele moderne heeren voor een Christelijk ministerie koesteren.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1902 | | pagina 1