Waar Ds. W. zegt: „Nog maar eene kleine
schrede voorwaarts, en men spreekt het alom
nit, dat alle gedoopte kinderen wedergeboren
zijn", daar zegt schryver dezes, dat Ds. Wisse
zóó schrijvende, zich zeiven volkomen gelijk
zou blijven, wanneer hij dan ook schreef:
„Nog maar een kleine schrede voorwaarts in
die richting - de richting toch die ik nu noe
men zal, is de richting van Dr. Kuyper, van
mij en van alle Gereformeerde predikanten
ik herhaal, Ds. Wisse zou zich zeiven gelyk
blijven, wanneer hij zeide Nog maar een kleine
schrede voorwaarts in die richting en de Heere,
- met eerbied zy het gezegd - die in Gen. 6
van „Zonen Gods" en op een andere plaats van
„Mjjne Kinderen" spreekt, houdt ze allen voor
wedergeborenen, en dat, hoewel velen weldra
blijken tot de kinderen der menschen te behooren.
En als Paulus, onder 's Geestes leiding, in Rom.
1 6 al de gedoopten aanspreekt, als geroepene
heiligenkan ZEw. insgelijks zeggen„Nog
maar een kleine schrede voorwaarts in die
richting en de apostel houdt ze allen voor
wedergeborenen".
Dewijl nu onze randteekenaren op het„Ge
roepene heiligen11, zeggen„Dat is, die niet al
leen uiterlijk door het Woord, maar ook door
de kracht des Geestes van Christus inwendiglijk
tot de gemeenschap van Christus zijt geroepen
en gekomen. Waarom hij hen dan ook in het
volgende vers „geroepene heiligen en geliefden
Gods" noemt. Zie Rom. 8 28, 1 Cor. 1:2.
Want hoewel ook in deze gemeente, gelijk als
in andere huichelaars konden zijn, zoo noemt
hij die nochtans altijd in het begin zyner brie
ven naar den eisch der liefde, naar het beste
deel onder hen"; dewijl zij zóó spreken, kan Ds.
Wisse ook ten opzichte van hen met stemver
heffing gewagen „Nog maar een kleine schrede
voorwaarts en zij houden alle gedoopten voor
wedergeborenen
Zij toch zeggen heelemaal, dus juist hetzelfde
wat Ds. Littooij reeds in 1879 en nu schreef,
wat Dr. Kuyper te dezen opzichte leerde en
wat door Calvijn en de gereformeerden ge
leerd is.
Calvijn zegt in zijn Institutie en elders, dat
wij de gedoopten, naar het oordeel der liefde
verschuldigd zijn voor geloovigen en geheiligden
te houden^ zoolang het tegendeel niet blijkt.
En Ds. Littooij schrijft in het thans, voor
slechts 10 cent door Filippus uitgegeven refe
raat „De apostelen gaan altijd van de gedachte
uit, dat er steeds en overal kaf onder het koren
is, m. a. w. dat er hypocrieten onder de ware,
oprechte geloovigen zijn. Doch omdat zij geen
hartekenners zijn en dies over het hart kunnen
noch mogen oordeelen, houden zij de lidmaten
der gemeenten, op grond van hun belijdenis
en leven, voor geheiligden in Christus Jezus,
zoolang niet het tegendeel blijkt".
Dat doet ook, naar ik vertrouw, myn waarde
broeder en oude vriend, Ds. Wisse want waar
in wij tegenwoordig ook verschillen hierin zul
len wij toch nog wel gelijk zijn, dat wij beiden
het formulier des doops en des avondmaals
gebruiken, gelijk het is.
Welnu, beiden spreken wy dan de ouders
aan, als geliefden in den Heere Christusen
wij danken óók voor de kinderen, in denzelf
den geest; en wanneer wij het avondmaal
bedienen, komen er, zoowel als bij den doop, nu,
zoowel als de eeuwen door, hypocrieten en ware
geloovigen, en deze allen worden, zoowel door
Ds.. W. als door mij aangesproken, als „gelief
den in den Heere Christus", mitsdien moet
immers Ds. W. zich gelijk blijvende, ook met
het oog op zich zeiven zeggen „Nog maar een
kleine schrede voorwaarts in die richting en
ik, Ds. W., houd ze allen voor wedergeborenen."
Littooij.
P.S. Naar ik vertrouw zal Ds. W., die mij
zijne courant toezond, zich verplicht gevoelen,
en mij ook de vriendelijkheid bewijzen dit
schrijven in De Wekker op te nemen.
VELERLEI,
Advies aan „de Gereformeerde Kerken in Neder
land" in zake de eenheid van opleiding tot
den Dienst des Woords.
CONCEPT-CONTRACT.
De Gereformeerde Kerken in Nederland, in
Generale Synode te Arnhem samengekomen in
Augustus 1902, en de Directeuren van de Ver-
eeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeer
den grondslag, als zoodanig belast met het be
stuur van de Vrije Universiteit te Amsterdam,
in dezen handelend op advies van hare Cura
toren en van haren Senaat en volgens machti
ging van de Algemeene Vergadering dier Ver-
eeniging, gehouden te den
1902;
overwegende, dat het wenschelijk is, de twee
thans by hen bestaande inrichtingen voor Theo
logisch onderwys en opleiding tot den dienst
des Woords, n.l. de Theologische School te Kam
pen en de Theologische Faculteit van de Vrije
Universiteit te Amsterdam, tot ééne inrichting
te vereenigenen dat dit het best geschieden
kan door middel van een contract, dat de on
derscheidene bedingen inhoudt, welke de Kerken
ten aanzien van haar zeggenschap over die in
richting stellenen welke de Vereeniging voor
Hooger Onderwijs harerzijds aanvaardt
zijn overeengekomen, zoodanig contract aan te
gaan, gelijk zij door onderteekening van dit stuk
in duplo verklaren te doen bestaan uit de vol
gende bepalingen
Art. 1.
Om deze vereeniging tot stand te doen komen,
worden de Hoogleeraren, die thans verbonden
zijn aan de Theologische Faculteit der Vrije
Universiteit, vanwege de Kerken benoemd tot
Hoogleeraar aan de Theologische Schoolen de
Hoogleeraren die thans verbonden zijn aan de
Theologische School, van wege de Vereeniging
voor Hooger Onderwijs benoemd tot Hoogleer-
aar in de Theologische Faculteit der Vrije Uni
versiteit.
Art. 2.
Het normaal getal der Hoogleeraren in de
Theologie zal zes bedragen. Ingeval, hetzij de
Kerken, hetzij de Vereeniging voor Hooger On
derwijs het wenschelyk mochten achten, boven
dit normale getal een benoeming te doen, zal
hierover vooraf overleg worden gepleegd tus-
schen de wederzijdsche Curatoren; en de be
noeming daarna geschieden met inachtneming
van het bepaalde in artikel 8.
Art. 3.
De benoeming van een nieuwen Hoogleeraar
in de Theologie geschiedt aldus, dat deze Hoog
leeraar zoowel door de Kerken als door de Ver
eeniging voor Hooger Onderwijsjaangesteld wordt.
Het initiatief daartoe gaat de ééne maal uit
van de Curatoren der Kerken, die eerst het
praeadvies van de gezamenlijke Hoogleeraren in
de Theologie inwinnen en daarna tot eene voor-
loopige benoeming overgaan. Zij geven van deze
voorloopige benoeming kennis aan de Curatoren
der Vrije Universiteit, die hunnerzijds het recht
hebben, bij gemotiveerd schryven binnen twee
maanden bezwaar tegen deze benoeming in te
brengen. Indien dit bezwaar niet bij minnelijke
schikking uit den weg te ruimen is, breDgen
de Curatoren der Kerken de zaak ter eindbe
slissing op de Generale Synode. Ingeval geen
bezwaar bestaat, dan gaat de benoeming van
wege de Curatoren der Kerken door, en wordt
zij gevolgd door eene benoeming van we^e de
Directeuren der Vereeniging voor Hooger On
derwys.
De andere maal gaat het initiatief uit van de
Vereeniging voor Hooger Onderwys, die vóór'
de benoeming overleg plegen met de Curatoren
der Kerken. Indien bij deze Curatoren bezwaar
bestaat, dan geven zy bij gemotiveerd schrijven
binnen twee maanden van dat bezwaar kennis
aan de Directeuren van de Vereeniging voor
Hooger Onderwijsen indien het bezwaar niet
bij minnelijke schikking uit den weg te ruimen
is, gaat die benoeming alsdan niet door be
houdens het recht van appèl op de Generale
Synode, die over het ingebrachte bezwaar beslist
Ingeval geen bezwaar bestaat, of het inge
brachte bezwaar door de Synode ongegrond
wordt verklaard, gaan de Directeuren tot de
benoeming over en laten de Curatoren der Ker
ken daarop hunnerzijds eene benoeming volgen.
Art. 4.
De Hoogleeraren in de Theologie onderteeke
nen de Formulieren van Eenigheid volgens een
door de Kerken daarvoor vast te stellen formu
lier; en ontvangen van de Kerken vrijheid, om
bij hunne benoeming tot Hoogleeraar aan de
Vrije Universiteit de verklaring te onderteeke
nen, dat zij het in artikel 2 van de Statuten
der Vereeniging voor Hooger Onderwys aange
geven standpunt aanvaarden; met dien ver
stande, dat eventueel velschil, over de al of
niet naleving van genoemd artikel 2 der Sta
tuten voor hen door de Generale Synode alleen
wordt beslist.
Art. 5.
De Hoogleeraren in de Theologie ontvangen
hun traktement en pensioen van de Kerken tot
het thans door de Kerken vastgestelde bedrag
(en desgelijks hunne weduwen en weezen hunne
toelagen)terwijl hetgeen de Vereeniging voor
Hooger Onderwys aan hare Hoogleeraren meer
uitkeert, hetzy aan tractement, hetzij aan pen
sioen, hun door de Vereeniging voor Hooger
Onderwijs wordt verstrekt.
Telken jare wordt ééne der door de Generale
Synode voor de Theologische opleiding uitge
schreven kerkcollecten gestort in de kas van
de Vereeniging voor Hooger Onderwas.
Art. 6.
Evenals de Vereeniging voor Hooger Onder
wijs harerzijds, houden ook de Kerken door
middel van hare Curatoren toezicht op het
onderwijs der Hoogleeraren in de Theologie.
Art. 7.
De Kerken hebben het recht wegens afwy'-
king in de leer of ergelijken wandel de Hoog
leeraren in de Theologie te schorsen en te
ontslaan. Zy doen hiervan in een gemotiveerd
schrijven mededeeling aan de Directeuren van
de Vereeniging voor Hooger Onderwijs, die
zich verbinden deze schorsing en dit ontslag
voor deze Hoogleeraren ook hunnerzijds te
doen gelden.
De Kerken oefenen dit recht van schorsing
mt door middel van hare Curatorenmaar het
definitief ontslag kan alleen gegeven worden
door de Generale Synode.
Indien de Directeuren der Vrije Universiteit
binnen veertien dagen tegen eene schorsing
bezwaar maken, of indien de geschorste in
appèl komt, gaat de schorsing niet in, totdat
de Provinciale Synode, onder welke hij ressor
teert, heeft beslist.
Art. 8.
De Curatoren der Kerken en de Directeuren
der Vrije Universiteit hebben het recht, na
overleg en in overeenstemming met elkander,
eenen Hoogleeraar, die ongeschikt blijkt voor
het onderwijs of de opleiding, op non-activiteit
te stellen, mits met toekenning van het in arti
kel 5 genoemde pensioen als wachtgeld. Indien
deze overeenstemming niet verkregen wordt,
beslist de Generale Synode.
Art. 9.
De Hoogleeraren geven les in de vakken,
door de Curatoren der Kerken en de Directeu
ren en de Curatoren der Vrije Universiteit, in
overleg met elkander, hun bij hunne benoeming
opgedragen, behoudens de wijzigingen, die daarin
later met hun eigen goedvinden worden aan
gebracht, terwyi zij daarbij voorts zich houden
aan de Series Lectionum, door de Curatoren
der Vrije Universiteit vastgesteld.
Art. 10.
Tot de theologische colleges worden na afge
legd propaedeutsch examen alleen zulke stu
denten toegelaten, die een goed getuigenis aan
gaande leer en leven overleggen.
In geval iemand aan laatstgenoemde voor
waarde niet voldoet, wordt over zyne toelating
door dej Hoogleeraren in de Theologie beslist.
Art. 11.
De Hoogleeraren in de Theologie zijn ver
plicht toezicht te houden op leer en leven der
theologische studenten.
Art. 12.
Het contract van de Kerken met de Direc
teuren der Vereeniging voor Hooger Onderwys
zal van weerszijden opzegbaar zijn, mits hier
van één jaar van tevoren kennis gegeven worde.
Bovenstaand Concept-Contract wordt
den Kerken aangeboden door
J. van Andel.
H. Bavinck.
P. Biesterveld.
T. Bos.
W. Bouwman.
A. Brummelkamp.
W. Doorn.
D. P. D. Fabius.
C. H. J. W. J. Geesink.
A. de Geus.
J. A. Goedbloed.
G. van Goor.
Th. Heemskerk.
J. H. Hessels.
A. Kuyper.
H. H. Kuyper.
A. Littooij.
A. J. W. Monnik.
L. Neijens.
T. Noordewier.
F. L. Rutgers.
B. van Schelven.
L. H. Wagenaar.
J. Westerhuis.
J. Woltjer.
De vergadering der broederen, die ter dezer
zake waren saamgekomen, besloot verder nog
de volgende door haar aangenomen adviezen
en mededeelingen de Kerken ter overweging
aan te bieden en ter synodale tafel te brengen
I.
De eenheid van opleiding is in dien weg te
verkrijgen, dat de beide inrichtingen, de Theo
logische School der Kerken en de Theologische
Faculteit der Vrjje Universiteit, vereenigd wor
den tot eene inrichting, die tegelijk de School
S?ï. Kerken en de Theologische Faculteit der
Vrye Universiteit is.